ECLI:NL:RBAMS:2024:1240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
23/4409
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door een zwangere vrouw en de belangen van haar pasgeboren kind

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Ghana, had haar aanvraag ingediend terwijl zij zwanger was. Na de geboorte van haar kind, heeft verweerder in het bestreden besluit geen aandacht besteed aan de situatie van het pasgeboren kind of de gezondheid van eiseres zelf. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de belangen van het kind en de omstandigheden van eiseres na de bevalling. Dit leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit en de verplichting voor verweerder om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het kind en de gezondheid van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 16 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen op grond van de Wmo 2015. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres komt uit Ghana en verblijft sinds 4 oktober 2016 in Nederland. Eiseres woonde tot 20 januari 2022 op het adres van haar ex-partner in Amsterdam. Toen eiseres aan haar ex-partner vertelde zwanger te zijn, heeft hij haar uit huis gezet. Eiseres en haar ex-partner zijn op [datum 1] gescheiden. Eiseres heeft sindsdien bij verschillende kennissen verbleven. Vanwege haar zwangerschap kon zij daar niet meer verblijven. Sinds 10 mei 2022 verbleef eiseres op het adres van [naam] . Sinds 10 augustus 2022 verblijft eiseres in de noodopvang voor gezinnen. Eiseres is op [datum 2] bevallen van haar zoontje. Omdat het eiseres niet lukte om een woning te krijgen, heeft zij een aanvraag om maatschappelijke opvang ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit afgewezen en verwezen naar het negatieve advies van de GGD van 5 augustus 2022 . Volgens de GGD is eiseres niet beperkt zelfredzaam en heeft zij vooral een huisvestingsprobleem.
Is het gebruik van de zelfredzaamheid-matrix in strijd met de Wmo 2015?
3.1.
Eiseres stelt dat verweerder een verkeerd criterium – het zelfredzaamheidscriterium – gebruikt bij de beoordeling of iemand maatschappelijke opvang nodig heeft. In de Wmo 2015 wordt de term ‘eigen kracht’ genoemd en niet ‘zelfredzaamheid’.
3.2.
In de regelgeving is opgenomen wanneer een persoon in aanmerking kan komen voor maatschappelijke opvang. [1] Eén van de voorwaarden voor het krijgen van maatschappelijke opvang is dat iemand beperkt zelfredzaam is op meerdere leefgebieden. Op dit punt verschillen partijen van mening. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat het zelfredzaamheidscriterium dat de gemeente gebruikt een juiste beoordelingsmaatstaf is. [2] Verweerder heeft aan de hand van het criterium beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden getoetst of eiseres in staat is zich te handhaven in de samenleving. Verweerder heeft hiermee, anders dan eiseres bepleit, een juiste beoordelingsmaatstaf gebruikt. Dit betekent dat het betoog van eiseres dat het criterium in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (de Verordening) in strijd is met de Wmo 2015, niet slaagt.
Is het onderzoek zorgvuldig geweest en zijn de belangen van het kind van eiseres hierin voldoende meegenomen?
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het onderzoek van verweerder onvoldoende zorgvuldig is geweest. De conclusie van het GGD-onderzoek dat zij niet beperkt zelfredzaam is klopt niet volgens eiseres, gelet op de veelvoud aan problematiek die zij heeft. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het pasgeboren kind van eiseres in het licht van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Volgens eiseres blijkt niet dat er onderzoek heeft plaatsgevonden naar haar pasgeboren kind en zijn leefomstandigheden.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt en de rechtbank legt hierna uit waarom.
4.3.
Uit artikel 3:2 van de Awb en de rechtspraak van de Raad vloeit voort dat verweerder voldoende kennis moet vergaren over de voor het nemen van een besluit in het kader van de Wmo 2015 van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Verweerder zal bij een melding allereerst moeten vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Daarna moet verweerder vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Zijn die problemen voldoende concreet in kaart, dan kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Ten slotte moet verweerder onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, dient verweerder een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [3]
Belangen van het kind
4.4.
De aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang dateert van 13 juli 2022 . Op 5 augustus 2022 is eiseres gescreend door de GGD. In het screeningsverslag van de GGD staat vermeld dat eiseres tijdens het screeningsgesprek zwanger is en tevens staat de uitgerekende datum vermeld. Met het primaire besluit van 16 augustus 2022 is de aanvraag van eiseres afgewezen. Hangende de bezwaarfase bevalt eiseres van haar kind op [datum 2] . In het bestreden besluit van 13 juli 2023 heeft verweerder het pasgeboren kind van eiseres niet genoemd.
4.5.
Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vindt er in bezwaar een volledige heroverweging plaats (ex-nunc), waarbij het primaire besluit volledig wordt heroverwogen in het licht van hetgeen in bezwaar tegen het besluit naar voren is gebracht. Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 en het stappenplan van de Raad vloeit voort dat verweerder voldoende kennis moet vergaren over de voor het nemen van een besluit in het kader van de Wmo 2015 van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat artikel 3 van het IVRK rechtstreekse werking heeft in zoverre het ertoe strekt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van die kinderen moeten worden betrokken. [4]
4.6.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door verweerder onderzochte aspecten het volgende. In de brief van 17 mei 2023 van de huisarts die tijdens de bezwaarfase is overgelegd staat dat eiseres bekend is met angststoornissen en dat zij halverwege haar zwangerschap depressief is geworden. Na haar zwangerschap heeft eiseres allerlei onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK-klachten) gekregen met angst- en stemmingsstoornissen. Volgens verweerder leveren stemmingsproblemen of depressieve klachten zonder bijkomende intensieve problematiek geen directe noodzaak op voor maatschappelijke opvang. De rechtbank constateert dat geen nader onderzoek is gedaan naar de situatie rondom het pasgeboren kind van eiseres en naar de gezondheid van eiseres zelf voordat verweerder een beslissing op bezwaar heeft genomen. Verweerder heeft nagelaten de brief van de huisarts samen met de geboorte van het kind van eiseres in ogenschouw te nemen bij zijn besluitvorming. In het bestreden besluit staat niets vermeld over het pasgeboren kind van eiseres. Een bevalling is een ingrijpende levensgebeurtenis en de huisarts geeft aan dat eiseres verschillende klachten heeft door haar zwangerschap. Verweerder kan in het licht van deze omstandigheden niet onverkort teruggrijpen op de screening van de GGD in de aanvraagfase en zonder enige vorm van nader onderzoek vasthouden aan de conclusie van de GGD dat eiseres niet beperkt zelfredzaam is. De gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat er wel degelijk rekening is gehouden met de belangen van het kind in het licht van artikel 3 van het IVRK. Door eiseres en haar kind te plaatsen in de noodopvang voor gezinnen, zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat, is rekening gehouden met de belangen van het kind. Naar het oordeel van de rechtbank laat deze toelichting van verweerder op de zitting onverlet dat er in het bestreden besluit niets staat vermeld over hoe het gaat met het pasgeboren kind van eiseres en met eiseres zelf sinds de geboorte van het kind. Verweerder heeft dit niet onderzocht. Dit leidt de rechtbank tot de tussenconclusie dat het bestreden besluit in strijd artikel 3:2 van de Awb niet is gebaseerd is op een zorgvuldige voorbereiding en in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet goed is gemotiveerd. Ook is in strijd met artikel 3 van het IVRK voorafgaand aan het nemen van het besluit op bezwaar geen onderzoek gedaan naar de belangen van het pasgeboren kind. Het besluit op bezwaar geeft daar althans geen blijk van, nu in het geheel niet wordt ingegaan op het kind en hoe het met hem gaat.
4.7.
De rechtbank heeft voor dit oordeel steun gevonden in haar eerdere uitspraak van 20 september 2023 . [5] In de casus die heeft geleid tot deze uitspraak was betrokkene ook zwanger op het moment van de aanvraag en werd het kind geboren hangende de procedure, nadat de GGD een zelfredzaamheidsscreening had verricht. Na het instellen van beroep heeft een zorgcoördinator van de GGD contact opgenomen met de huisarts van betrokkene en heeft een sociaal psychiatrisch verpleegkundige nogmaals naar het dossier gekeken. Naar aanleiding van de geboorte van het kind en medische informatie in het dossier vond dus een aanvullend onderzoek plaats. Anders dan in die casus, heeft in het onderhavige geval in het geheel geen nader onderzoek plaatsgevonden, terwijl de omstandigheden vergelijkbaar zijn. De rechtbank geeft mee dat nader onderzoek doen in de zaak van eiseres niet per definitie betekent dat een volledige herscreening door de GGD moet plaatsvinden. Net als in de zojuist genoemde vergelijkbare casus, kan in de zaak van eiseres aanvullend onderzoek plaatsvinden door contact op te nemen met de huisarts van eiseres. Daarnaast kan gedacht worden aan contact opnemen met het consultatiebureau door een zorgcoördinator van de GGD.
Zelfredzaamheid eiseres
4.8.
De rechtbank komt niet toe aan de vraag of verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres niet beperkt zelfredzaam is, omdat verweerder tot die conclusie is gekomen op basis van de GGD-screening van 5 augustus 2022 in de aanvraagfase. Verweerder mocht niet onverkort vasthouden aan de GGD-screening van 5 augustus 2022 , omdat de situatie van eiseres in de bezwaarfase ingrijpend is gewijzigd. Verweerder zal na het verrichten van het nadere onderzoek, zoals hiervoor is overwogen, opnieuw moeten bezien of kan worden vastgehouden aan de conclusie dat eiseres niet beperkt zelfredzaam is of dat tot een andere conclusie moet worden gekomen.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de belangen van het kind van eiseres onvoldoende onderzocht en is er geen deugdelijk onderzoek geweest zoals voorgeschreven in artikel 3:2 van de Awb en de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015. Het bestreden besluit is in strijd met artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb en artikel 3 van het IVRK. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
5.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
5.3.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 juli 2023 ;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, versie 2022 en paragraaf 4.6.1. van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam, versie 2022 .
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651 en ECLI:NL:CRVB:2020:1653.
3.Zie de uitspraak van de Raad van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819, overweging 4.4.2.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 26 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1339.
5.Zie de uitspraak van de Rb. Amsterdam van 20 september 2023 , ECLI:NL:RBAMS: 2023 :5860 (niet gepubliceerd).