In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Ghana, had haar aanvraag ingediend terwijl zij zwanger was. Na de geboorte van haar kind, heeft verweerder in het bestreden besluit geen aandacht besteed aan de situatie van het pasgeboren kind of de gezondheid van eiseres zelf. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de belangen van het kind en de omstandigheden van eiseres na de bevalling. Dit leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit en de verplichting voor verweerder om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het kind en de gezondheid van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.