ECLI:NL:RBAMS:2024:115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
23/3214
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar van gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser ontving op 9 mei 2023 een naheffingsaanslag omdat hij volgens de heffingsambtenaar op 4 mei 2023 zou hebben geparkeerd zonder te betalen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 december 2023 was eiser aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. H. Oderkerk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de scanfoto’s in deze zaak aanleiding hadden moeten geven tot twijfel of er daadwerkelijk sprake was van parkeren. Eiser verklaarde dat hij slechts kort zijn auto aan de kant had gezet om op zijn telefoon te kijken waar hij moest zijn, en dat hij in de auto zat op het moment dat de foto’s werden genomen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar, gezien de omstandigheden, een parkeercontroleur naar de locatie had moeten sturen om de situatie te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door dit na te laten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd en bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van naheffingsaanslagen en de noodzaak voor de heffingsambtenaar om bij twijfel nader onderzoek te doen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Inleiding

1. Met een besluit van 9 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
2. Met de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. H. Oderkerk.

Overwegingen

5. De heffingsambtenaar heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat eiser volgens de heffingsambtenaar op 4 mei 2023 zou hebben geparkeerd op een parkeerplek ter hoogte van de [adres] in Amsterdam zonder dat hij parkeerbelasting had betaald. De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.
6. Eiser vindt het onterecht dat de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Eiser voert aan dat hij een pakketje moest afleveren in Amsterdam, waar hij niet dagelijks komt. Het gebouw waar hij moest zijn, lag achter een blinde muur en hij kon de ingang niet vinden. Hij wilde op de navigatie van zijn telefoon kijken waar hij precies moest zijn. Om het andere verkeer – dat zich achter zijn langzaam rijdende auto ophoopte – niet tot last te zijn, heeft eiser zijn auto aan de kant van de weg gezet en snel op zijn mobiel bekeken waar hij precies moest zijn en hoe het gebouw eruitzag. Volgens eiser heeft dit minder dan één minuut geduurd en heeft hij vervolgens zijn rit voortgezet. Hij stond schuin stil op de parkeerplek, met draaiende motor en met zijn wielen in de richting van de rijbaan. Eiser wijst er daarbij op dat ook op de scanfoto’s te zien is dat hij in de auto zit.
7. Op zitting heeft de rechtbank met partijen de werkwijze van de gemeente Amsterdam bij de controle op het betalen van parkeerbelasting met behulp van scanauto’s besproken. Eiser heeft uitgesproken zich erover te verbazen dat de heffingsambtenaar geen tweede scanauto ter controle heeft gestuurd. Op die manier had de heffingsambtenaar volgens eiser kunnen vaststellen dat hij niet de intentie had om op die parkeerplek te parkeren. De rechtbank begrijpt dat eiser zich hiermee op het standpunt stelt dat de heffingsambtenaar nader onderzoek had moeten doen.
8. De heffingsambtenaar hanteert een vaste werkwijze bij de controle op het betalen van parkeerbelasting met behulp van scanauto’s. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 april 2017 [1] onder meer het volgende vastgesteld omtrent deze werkwijze. De scanauto maakt een scan van het kenteken van een voertuig waarvan het vermoeden bestaat dat het geparkeerd staat op een fiscale parkeerplaats. De scanauto maakt tijdens het voorbijrijden uit verschillende hoeken ook vier kleurenfoto’s van het geparkeerde voertuig. Als vijf minuten na de scan geen parkeerbelasting is betaald voor het desbetreffende voertuig, worden de foto’s doorgezonden naar medewerkers van een zogenoemde ‘Deskforce’. Een medewerker van de Deskforce beoordeelt vervolgens aan de hand van de foto’s en een kaart van de locatie of er aanleiding is om een naheffingsaanslag op te leggen. Er wordt bijvoorbeeld geen naheffingsaanslag opgelegd wanneer uit de foto’s duidelijk blijkt dat geen sprake is van parkeren in de zin van de Verordening Parkeerbelastingen Amsterdam 2023, omdat sprake is van laden en lossen of van in- of uitstappen. In geval van twijfel of sprake is van parkeren, kunnen de medewerkers van de Deskforce besluiten om een parkeercontroleur naar de desbetreffende locatie te sturen. Er kan bijvoorbeeld twijfel zijn als op de foto’s te zien is dat de lampen van het voertuig aanstaan of dat er iemand in het geparkeerde voertuig zit. Ook als de foto’s onduidelijk zijn, kan worden besloten tot een nadere controle door een parkeercontroleur ter plaatse. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam bevat deze werkwijze voldoende waarborgen voor de zorgvuldigheid van de bewijsgaring en voldoet deze werkwijze als uitgangspunt om aannemelijk te maken dat zich een belastbaar feit heeft voorgedaan. [2]
9. De rechtbank is van oordeel dat de scanfoto’s in deze zaak aanleiding hadden moeten geven tot twijfel of in het geval van eiser sprake was van parkeren. De rechtbank overweegt daartoe dat op de foto’s duidelijk te zien is dat eiser in de auto zit en dat de auto - gelet op de stand van de wielen - op dat moment de parkeerplek lijkt te willen verlaten en in de rijrichting wil invoegen. Deze combinatie van factoren kan er op duiden dat de bestuurder mogelijk net iemand heeft afgezet of net klaar is met laden en lossen en op het punt staat weer te vertrekken. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar dus niet in zijn standpunt dat alleen ruimte is voor twijfel als er op de scanfoto’s activiteit buiten de auto te zien is die duidt op laden en lossen of in- en uitstappen, zoals bijvoorbeeld een deur die open staat, een persoon die uitstapt of als er iemand met een pakket naast de auto te zien is. De heffingsambtenaar gaat er daarmee aan voorbij dat op scanfoto’s ook andere zaken te zien kunnen zijn die aanleiding geven om te twijfelen of sprake is van parkeren.
10. Bij een situatie van twijfel ligt het op de weg van de heffingsambtenaar – als degene die verplicht is tot het leveren van bewijs dat sprake is van een belastbaar feit – om een parkeercontroleur naar de desbetreffende locatie te sturen om te controleren of daadwerkelijk sprake is van parkeren. Dat schrijft de eigen werkwijze ook voor. De heffingsambtenaar heeft in dit geval geen parkeercontroleur naar de locatie gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld. De beroepsgrond van eiser slaagt.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De heffingsambtenaar heeft in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel een naheffingsaanslag opgelegd. Dit gebrek leent zich niet voor herstel, simpelweg omdat het niet meer mogelijk is om iemand naar de parkeerlocatie toe te sturen om alsnog de controle uit te voeren die uitgevoerd had moeten worden. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden uitspraak en zal zelf in de zaak voorzien. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag ten onrechte heeft opgelegd. De rechtbank zal de naheffingsaanslag daarom vernietigen.
12. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt en dat hij de naheffingsaanslag niet hoeft te betalen. Als hij de naheffingsaanslag al heeft betaald moet de heffingsambtenaar het betaalde bedrag aan eiser terugbetalen.
13. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. Vlierhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2740.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 20 april 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1014.