10.5.De medewerkers van de Deskforce zijn zelf ook parkeercontroleur en moeten minimaal drie jaar straatervaring als parkeercontroleur hebben. Zij werken afwisselend bij de Deskforce, als parkeercontroleur op straat en in de scanauto. De foto’s worden telkens door één medewerker van de Deskforce beoordeeld, maar de regisseur van dienst doet steekproeven ter controle van de werkzaamheden van de medewerkers van de Deskforce.
11. Na het onderzoek ter plaatse bij de Deskforce heeft eiser tijdens de aansluitende zitting aangevoerd dat het systeem dat verweerder hanteert foutgevoelig is, omdat de beoordeling van de foto’s plaatsvindt door slechts één medewerker van de Deskforce.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kent het systeem zoals dat onder 10.1 tot en met 10.5. is weergegeven enkele beperkingen: de foto’s vormen slechts een momentopname en zijn niet altijd even duidelijk, waardoor niet in alle gevallen goed zichtbaar is of sprake is van parkeren in de zin van de Verordening of dat zich een uitzondering voordoet. Het is echter mogelijk dat de medewerkers van de Deskforce dit in veel gevallen wel kunnen zien, zoals verweerder diverse malen heeft verklaard, mede omdat de foto’s op de schermen van de Deskforce in kleur worden getoond. De rechtbank beschikt in deze (en andere) beroepszaken overigens slechts over zwart-witfoto’s. In het algemeen is op de foto’s het kenteken van de desbetreffende auto goed te zien en zijn ook de auto zelf en de locatie waar de auto staat, te zien. Voor wat betreft de locatie is nog van belang dat de medewerkers van de Deskforce zelf al geruime tijd parkeercontroleur zijn en dat zij hun werk bij de Deskforce afwisselen met het werk als parkeercontroleur. Zij beschikken dus veelal over de benodigde ervaring en stratenkennis en zullen in de meeste gevallen op de foto’s kunnen zien waar een auto staat en of de auto op een fiscale parkeerplaats staat. Verder is van belang dat de medewerkers van de Deskforce in geval van twijfel een parkeercontroleur opdracht kunnen geven om naar de desbetreffende locatie te gaan om de situatie te beoordelen. De rechtbank acht het van belang dat in zo’n geval ook op enige wijze uit het dossier blijkt wat de bevindingen van de parkeercontroleur ter plaatse waren. De rechtbank neemt verder mee dat de werkzaamheden van de medewerkers van de Deskforce steekproefsgewijs worden gecontroleerd. Bovendien worden de foto’s pas naar de Deskforce doorgestuurd als vijf minuten na de scan nog geen parkeerbelasting is betaald en vindt ’s nachts een controlerun plaats. Degene die een naheffingsaanslag krijgt opgelegd, heeft bovendien de mogelijkheid om in bezwaar en (hoger) beroep de bewijzen waarover verweerder beschikt, te weten de foto’s en de scangegevens, gemotiveerd te bestrijden en zo mogelijk te weerleggen. Als de bewijzen van verweerder geen of onvoldoende uitsluitsel geven over de vraag of sprake is van parkeren op een fiscale parkeerplaats, zal dit in het algemeen tot gevolg hebben dat de naheffingsaanslag in bezwaar of beroep wordt vernietigd. Ondanks de eerdergenoemde beperkingen is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder met het Deskforce-systeem in beginsel aan zijn (eerste) bewijslast voldoet.
Overwegingen in de zaak AMS 16/1490
13. Uit de scangegevens in de zaak AMS 16/1490 blijkt dat de auto van eiser op 20 januari 2016 om 18:58 uur is gescand, dat controle door de Deskforce om 19:03 uur heeft plaatsgevonden en dat is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was betaald. Op de bijgevoegde foto is een voertuig te zien met het kenteken [nummer 1] . In beroep heeft verweerder vier foto’s overgelegd waarop de auto van eiser in zijn geheel is te zien. Verweerder heeft toegelicht dat Deskforce in dit geval geen parkeercontroleur naar het voertuig heeft gestuurd.
14. Eiser heeft in zijn beroepschrift gesteld dat hij zijn auto niet had geparkeerd op een fiscale parkeerplaats, maar naast een vuilniscontainer in de [straatnaam 1] . Op de zitting van 20 januari 2017 heeft eiser echter bevestigd dat het zijn auto is die op de door verweerder overgelegde foto’s is te zien. Op tenminste één van de foto’s is te zien dat de auto van eiser tussen twee witte lijnen staat en dat links en rechts van de auto van eiser twee andere auto’s staan. Verder zijn op de achtergrond balkons te zien. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hieruit blijkt dat de auto van eiser in de [straat] stond.
Om dit te onderbouwen heeft verweerder tevens een andere foto overgelegd van het deel van de [straat] bij de kruising met de [straatnaam 1] . Op die foto, die op een andere dag is gemaakt, zijn parkeervakken op de [straat] te zien met op de achtergrond vergelijkbare balkons als de balkons die zijn te zien op de foto’s van de auto van eiser. Gelet hierop acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de auto van eiser in een parkeervak, en dus op een fiscale parkeerplaats, in de [straat] stond. Dat op de naheffingsaanslag is vermeld dat de auto in de [straatnaam 1] stond, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft erop gewezen dat op de foto van de parkeervakken in de [straat] is te zien dat deze parkeervakken haaks op een achtergevel van een gebouw staan, waarin uitsluitend ramen en balkons, maar geen deuren zijn te zien. Gelet daarop acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat ter hoogte van het parkeervak in de [straat] waar de auto van eiser stond, geen adressen zijn en dat de gps-coördinaten daarom door het systeem zijn gekoppeld aan het dichtstbijzijnde adres om de hoek in de [straatnaam 1] . Op de naheffingsaanslagen is verder standaard vermeld dat je de details kunt inzien via internet. Met het kenteken en het nummer van de naheffingsaanslag kan via google een kaart worden bekeken met een pijltje waar de auto stond. Met deze door verweerder gegeven toelichting acht de rechtbank de enkele vermelding van een onjuist adres op de naheffingsaanslag geen reden om tot vernietiging over te gaan.
15. Blijkens de door verweerder overgelegde foto’s staat de auto van eiser met gedoofde lichten in een parkeervak tussen twee andere geparkeerde auto’s en zijn verder geen personen te zien in de nabijheid van de auto van eiser. Verweerder leidt daaruit af dat sprake is van parkeren. Eiser heeft dit betwist en gesteld dat sprake was van het laten instappen van passagiers. In dit kader heeft eiser op de zitting van 29 september 2016 verklaard dat hij familie kwam ophalen en dat hij ongeveer twee minuten heeft gewacht. Op de zitting van 20 januari 2017 heeft eiser verklaard dat hij daar vaker komt om familie op te halen. Eiser wacht dan tot zijn familie aan komt lopen en instapt. Als eiser nog niet heeft betaald en er komt een scanauto langs, rijdt hij weg. Eiser ging er namelijk vanuit dat er ook nog een tweede controle zou komen. Als eiser ergens langer staat, betaalt hij wel parkeerbelasting. De rechtbank overweegt dat het kennelijk de gewoonte van eiser is om zijn auto stil te zetten en enige tijd te wachten totdat zijn familie is gearriveerd en instapt. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat dit ook in dit geval zo is gebeurd. Op de door verweerder overgelegde foto’s zijn geen personen te zien in de nabijheid van de auto van eiser en verder is op die foto’s te zien dat de auto van eiser met de lichten uit in een parkeervak staat tussen twee andere geparkeerde auto’s in. Al met al acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was van het
onmiddellijkin- of uitstappen van personen als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat met onmiddellijk in- of uitstappen wordt bedoeld stilstaan met de auto gedurende de korte tijd die nodig is om iemand daadwerkelijk te laten in- of uitstappen. Dat in dit geval sprake was van kortdurend stilstaan om iemand te laten in- of uitstappen, is niet aannemelijk omdat eiser kennelijk ook enige tijd heeft staan wachten. Er was dan ook sprake van parkeren, waarvoor eiser parkeerbelasting verschuldigd was.
16. Vast staat dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald voor het parkeren. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Overwegingen in de zaak AMS 16/1491
18. Uit de scangegevens in de zaak AMS 16/1491 blijkt dat de auto van eiser op 20 januari 2016 om 19:24 uur is gescand, dat controle door de Deskforce om 19:29 uur heeft plaatsgevonden en dat is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was betaald. Ook hier is op de bijgevoegde foto een voertuig te zien met het kenteken [nummer 1] . In beroep heeft verweerder vier foto’s overgelegd waarop de auto van eiser in zijn geheel is te zien. Verweerder heeft toegelicht dat Deskforce in dit geval geen parkeercontroleur heeft ingeschakeld.
19. Op de door verweerder overgelegde foto’s is te zien dat de auto van eiser stilstaat langs de stoep en dat zowel voor als achter de auto van eiser een andere auto staat. Verder is te zien dat de lichten van de auto van eiser uit zijn. Er zijn geen personen te zien in de nabijheid van de auto. In zijn bezwaar- en beroepschrift heeft eiser aangegeven dat hij stilstond om iemand te laten uitstappen en dat dit ongeveer 30 seconden duurde. Op de zitting van 29 september 2016 heeft hij verklaard dat hij zijn vrouw had afgezet en dat ze nog even overleg hadden over welke vis zij zou gaan bestellen. Ze stonden om en nabij een minuut stil, aldus eiser. Op de zitting van 20 januari 2017 heeft eiser verklaard dat hij ongeveer 1 à 2 minuten heeft stilgestaan. Toen hij de scanauto voorbij zag rijden, is hij weggereden en reed hij achter de scanauto aan, aldus eiser.
20. De foto’s en de verklaringen van eiser vormen naar het oordeel van de rechtbank een toereikende grondslag voor het standpunt van verweerder dat sprake was van parkeren. De rechtbank acht daarbij van doorslaggevend belang dat de lichten van de auto van eiser uit waren en dat geen personen in de nabijheid van de auto zijn te zien. Uit de – niet geheel consistente – verklaringen van eiser is verder af te leiden dat hij ook in dit geval langer heeft stilgestaan dan nodig is om iemand
onmiddellijkte laten in- of uitstappen.
21. Aangezien sprake was van parkeren, was eiser parkeerbelasting verschuldigd en had hij dus een parkeerrecht moeten aanschaffen. Vast staat dat eiser dit niet heeft gedaan. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
22. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.