ECLI:NL:RBAMS:2024:1023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
23/4291
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning IVA-uitkering door het Uwv in verband met ziekte van Huntington

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een IVA-uitkering door het Uwv behandeld. Eiser, die lijdt aan de ziekte van Huntington, heeft in 2017 een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door een hersentumor. Het Uwv kende hem een IVA-uitkering toe per 1 september 2022, maar eiser betwist deze ingangsdatum en stelt dat zijn toegenomen klachten voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het Uwv niet heeft aangetoond dat er geen causaal verband bestaat tussen de eerdere en latere uitval door ziekte. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent eiser een IVA-uitkering toe met terugwerkende kracht vanaf 10 januari 2022, gebaseerd op het maatmanloon van zijn dienstverband bij het Ministerie van Defensie. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Apeldoorn, eiser

(gemachtigde: mr. R.N. Brugge),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Ministerie van Defensieuit Den Haag (de voormalig werkgever). De voormalig werkgever heeft aangegeven slechts een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een door het Uwv aan hem toegekende IVA [1] -uitkering op grond van de Wet WIA [2] .
Het Uwv heeft eiser met een besluit van 9 februari 2023 een IVA-uitkering toegekend vanaf 1 september 2022.
Met het bestreden besluit van 7 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij dat besluit gebleven.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (broer van eiser), [naam 2] (zorgcoördinator bij het Nederlands Veteraneninstituut), de gemachtigde van eiser en mr. E. Kok als waarnemer van de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht per 1 september 2022 een IVA-uitkering heeft toegekend aan eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wat aan deze procedure voorafging

3. Eiser is werkzaam geweest als monteur voor ongeveer 40 uur per week bij het Ministerie van Defensie. In 2017 is eiser voor dit werk uitgevallen als gevolg van een hersentumor. Eiser werd dienstongeschikt verklaard voor zijn werk bij Defensie in verband met medicatie-afhankelijke epilepsie.
4. In 2018 heeft eiser bij het Uwv een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag op 14 januari 2019 afgewezen. Aan dit besluit heeft het Uwv onder meer een rapport van een verzekeringsarts van 9 januari 2019 en een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van dezelfde datum ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft in die FML beperkingen aangenomen voor persoonlijk functioneren en werktijden, als gevolg van epilepsie. Deze beperkingen hebben echter niet geleid tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van minimaal 35%.
5. Vanaf 27 september 2021 tot 21 december 2021 werkte eiser voor Picnic, voor enkele uren per week. Op 10 januari 2022 viel eiser opnieuw uit.
6. Op 23 juni 2022 heeft eiser bij het Uwv aangegeven dat zijn gezondheidssituatie per 10 januari 2022 blijvend gewijzigd is wegens toegenomen klachten.
7. Met een besluit van 9 februari 2023 heeft het Uwv aan eiser per 1 september 2022 een IVA-uitkering toegekend. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts van 27 januari 2023 ten grondslag. Hierin heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat eiser wegens duidelijke progressie van de ziekte van Huntington geen benutbare mogelijkheden heeft. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat sprake is van een andere ziekteoorzaak dan waarvoor eiser uitviel in 2017 en waarvoor het Uwv in 2019 een FML heeft opgesteld. Er geldt wel een verkorte wachttijd.
8. Eiser heeft zich in zijn bezwaar op het standpunt gesteld dat het Uwv hem per 10 januari 2022 een IVA-uitkering had moeten toekennen, omdat zijn toegenomen klachten het gevolg zijn van dezelfde ziekteoorzaak. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 juni 2023 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusie van de verzekeringsarts onderschreven en heeft hieraan toegevoegd dat, hoewel bij de WIA-beoordeling in 2019 al bekend was dat eiser drager is van het Huntington-gen, eiser destijds geen klinische verschijnselen had. Daarom werden er geen beperkingen aangenomen gerelateerd aan de ziekte van Huntington. Dit betekent dat er later, welke datum dan ook, geen sprake kan zijn van toegenomen beperkingen door de ziekte van Huntington. De beperkingen die in 2019 zijn aangenomen zien op epilepsie. Er moet dus sprake zijn van een duidelijke verslechtering van epilepsie en dat is niet het geval. Eiser gebruikt een anti-epilepticum en is daarmee al jaren aanvalsvrij.
Standpunt van eiser
9. Eiser is het met de conclusies van de verzekeringsartsen niet eens. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert manifesteerde de ziekte van Huntington zich al vóór de WIA-beoordeling in 2019. Toen waren de eerste verschijnselen van de ziekte van Huntington, namelijk epilepsie en astrocytoom (hersentumor), naast de mentale veranderingen in gedrag en cognitief functioneren, al zichtbaar. Sprake is dus van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere WIA-beoordeling in 2019. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig is geweest. Weliswaar heeft hij afgezien van het houden van een hoorzitting, hij heeft juist aangedrongen op een spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat spreekuur heeft niet plaatsgevonden. Tot slot voert eiser aan dat de hoogte van zijn WIA-uitkering gebaseerd moet worden op het loon uit hoofde van zijn dienstverband bij het Ministerie van Defensie, in plaats van bij Picnic.
Overwegingen
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
10. In de bezwaarfase dient een volledige heroverweging plaats te vinden. Welke onderzoeksactiviteiten daarvoor in bezwaar moeten worden verricht is (onder meer) afhankelijk van de medische situatie van betrokkene, de gronden in bezwaar en de vraag of in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Bij betwisting van de medische grondslag in bezwaar is het dus niet (altijd) vereist dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokkene onderzoekt op een spreekuur. Afhankelijk van wat in bezwaar in de concrete situatie speelt, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook voor kiezen gebruik te maken van een of meer andere onderzoeksmogelijkheden, zoals dossieronderzoek, het vragen van een expertise, het opvragen van medische informatie en het bijwonen van de hoorzitting en die keuze waar nodig toelichten. [3]
11. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig geweest. De verzekeringsarts heeft eiser gezien op een spreekuur en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens het dossier bestudeerd. Hij zag geen aanleiding om een medisch spreekuur in bezwaar te laten plaatsvinden of extra medische informatie op te vragen omdat primair al een spreekuur heeft plaatsgevonden en het dossier informatie van de behandelend sector bevat. Deze conclusie kan de rechtbank volgen. De rechtbank acht het verder zorgvuldig dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn heroverweging overlegd heeft met twee andere verzekeringsartsen bezwaar en beroep. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de beroepsgronden gereageerd.
Amber-beoordeling
12. Het Uwv heeft een zogenoemde ‘Amber-beoordeling’ gedaan. Deze beoordeling houdt in dat het recht op een uitkering alsnog kan ontstaan als de verzekerde binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling wél duurzaam en volledig arbeidsongeschikt blijkt te zijn. [4] Hieraan zijn twee voorwaarden verbonden: de medische beperkingen moeten zijn toegenomen en de arbeidsongeschiktheid moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak. [5]
13. Niet in geschil is dat de beperkingen van eiser zijn toegenomen ten opzichte van 2019. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de toegenomen beperkingen voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor het Uwv in 2019 beperkingen heeft aangenomen.
14. Volgens vaste rechtspraak moet buiten twijfel staan dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak. Alleen dan komt eiser niet in aanmerking voor een uitkering vanaf de dag dat hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikte werd in de zin van artikel 48 van de Wet WIA. Op het Uvw ligt de bewijslast dat er geen causaal verband bestaat tussen de eerdere en latere uitval. Het Uwv stelt immers dat dit verband er niet is. [6] Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv hierin niet geslaagd. De rechtbank motiveert dat als volgt.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er alleen een verband tussen de epilepsie en de hersentumor is vast te stellen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen objectieve aanwijzingen dat de epilepsie is gerelateerd aan het Huntington gen. De verzekeringsarts wijst in dit verband naar de behandelend sector, waar wordt gesproken over enerzijds (kort gezegd) astrocytoom met epilepsie en anderzijds de ziekte van Huntington. Eiser betwist dit en wijst daarbij op het door hem ingebrachte verzekeringsgeneeskundig rapport van 11 april 2023, welk rapport is opgemaakt in opdracht van de voormalig werkgever. Uit dat rapport volgt dat de ziekteverschijnselen van eiser voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak, namelijk de ziekte van Huntington. Aangegeven is dat er vele medische publicaties zijn over prodromale verschijnselen bij de ziekte van Huntington. In 2017 werden de beperkingen nog toegeschreven aan het gevolg van de hersentumor en de operatie en werd nog geen rekening gehouden met deze prodromale verschijnselen en een geleidelijke volledige manifestatie van het ziektebeeld ten gevolge van de progressieve neurodegeneratieve hersenziekte. Volgens eiser moeten de epilepsie en de hersentumor dus niet als losstaand gezien worden, maar samenhangend met de ziekte van Huntington, als een van de eerste verschijnselen daarvan.
16. De rechtbank stelt vast dat twee deskundige verzekeringsartsen elkaars conclusies tegenspreken. Reeds daarom is wel sprake van twijfel over de vraag of de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak. Daar komt bij dat partijen op de zitting hebben aangegeven dat zij aanleiding zien om de rechtbank een deskundige te laten benoemen, die uitsluitsel kan bieden. Ook dit impliceert dat sprake is van twijfel over de causaliteitsvraag. Het Uwv heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat buiten twijfel staat dat de toegenomen klachten een andere ziekteoorzaak hebben dan de ziekteverschijnselen die eiser bij de eerdere uitval in 2017 had.
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat ervan moet worden uitgegaan dat de toegenomen beperkingen van eiser het gevolg zijn van dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor het Uwv in 2019 een FML heeft opgesteld. Het Uwv had eiser dus per 10 januari 2022 een IVA-uitkering moeten toekennen.
Maatmanloon
18. De rechtbank stelt vast dat de hoogte van eisers IVA-uitkering gebaseerd is op het loon dat eiser bij Picnic verdiende. Nu het Uwv de ingangsdatum van eisers uitkering onjuist heeft vastgesteld, heeft het Uwv de hoogte van eisers uitkering eveneens op een onjuist bedrag gebaseerd. Het Uwv zal de hoogte van eisers uitkering moeten aanpassen en baseren op het maatmanloon uit hoofde van eisers dienstverband bij het Ministerie van Defensie.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de ingangsdatum van eisers IVA-uitkering is bepaald op 1 september 2022 en het de hoogte van de uitkering betreft. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat eiser met ingang van 10 januari 2022 recht heeft op een IVA-uitkering, gebaseerd op het maatmanloon uit hoofde van eisers dienstverband bij het Ministerie van Defensie. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
21. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt of verzocht die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 7 juni 2023 voor zover de ingangsdatum van de IVA-uitkering is bepaald op 1 september 2022 en de daarbij behorende omvang van de uitkering;
  • herroept het besluit van 9 februari 2023 voor zover daarbij is beslist dat eiser per
  • bepaalt dat eiser met ingang van 10 januari 2022 recht heeft op een IVA-uitkering, gebaseerd op het maatmanloon uit hoofde van eisers dienstverband bij het Ministerie van Defensie;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
3.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad) van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.
4.Artikel 48 van de Wet WIA.
5.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Raad van 31 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1683.
6.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Raad van 10 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:902.