ECLI:NL:CRVB:2023:902
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing WIA-uitkering en causaal verband tussen klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die werkzaam was als medewerker elektrotechniek, meldde zich op 1 oktober 2012 ziek vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na een eerdere afwijzing van zijn WIA-aanvraag op 5 augustus 2014, heeft appellant zich opnieuw ziekgemeld met toegenomen klachten per 11 juli 2019. Het Uwv weigerde opnieuw een WIA-uitkering, omdat de toegenomen klachten niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder vastgesteld. Appellant voerde aan dat er wel degelijk een causaal verband was en dat het onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat er geen causaal verband was tussen de eerdere en de huidige klachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om een onafhankelijk deskundige te benoemen, aangezien appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn verhaal te doen tijdens het spreekuur. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.