In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2023 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door mr. J. van Weers, gemachtigde van de verzoeker. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een incident tijdens een getuigenverhoor op 20 oktober 2023, waarbij mr. Van Weers door de rechter-commissaris, mr. B.E. Mildner, werd aangesproken op zijn gedrag. Tijdens het verhoor zou mr. Van Weers hebben gelachen, wat de rechter-commissaris als storend ervoer. Mr. Van Weers voelde zich hierdoor benadeeld en verzocht om akte van het verhandelde, wat door de rechter-commissaris werd geweigerd. Dit leidde tot de wraking.
De Wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan worden gewraakt indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De kamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De kamer oordeelde dat de gronden voor het wrakingsverzoek, zoals de weigering van de rechter om bepaalde opmerkingen in het proces-verbaal op te nemen en de wijze waarop de rechter de orde tijdens het verhoor bewaakte, geen voldoende basis vormen voor wraking. De kamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was.
De beslissing van de Wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking van mr. B.E. Mildner is afgewezen, en dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. Dit besluit is genomen in het kader van de waarborging van een eerlijke rechtsgang en de integriteit van de rechterlijke macht.