ECLI:NL:RBAMS:2023:840

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/138796-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarigen in Amstelveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met vier minderjarigen, allen onder de zestien jaar. De verdachte werd beschuldigd van het betasten van de vagina van [minderjarige 1], het aanraken van de billen van [minderjarige 2], het aanraken van de billen van [minderjarige 3] en het aanraken van de borsten van [minderjarige 4]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook een reclasseringswerker als deskundige gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de minderjarigen onderling onvoldoende steunbewijs bieden voor de beschuldigingen. De verklaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waren inconsistent en de rechtbank twijfelde aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [minderjarige 3]. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de feiten te bewijzen, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de ontuchtige handelingen niet bewezen konden worden, en dat er geen objectief steunbewijs was voor de verklaringen van de minderjarigen. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/138796-22
Datum uitspraak: 9 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRp-adres] .

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
26 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M. van den Berg en van wat er door verdachte en zijn raadsman mr. M.C. Jonge Vos, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank [reclasseringswerker] , medewerker bij GGZ Reclassering Inforsa in Amsterdam, ter zitting als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij in Amstelveen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met vier minderjarigen beneden de leeftijd van zestien jaar, door:
feit 1: op 3 juni 2022 met de platte hand de vagina van [minderjarige 1] te betasten;
feit 2: op 3 juni 2022 met de platte hand over de billen van [minderjarige 2] te strijken/aaien;
feit 3: op 2 juni 2022 met de platte hand de billen van [minderjarige 3] aan te raken en daarbij haar fiets tegen te houden zodat zij niet weg kon komen;
feit 4: tussen 1 januari en 9 april 2022 met de platte hand over de borsten van [minderjarige 4] te strijken/aaien.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de
bijlageachter dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
Verdachte is op 3 juni 2022 aangehouden op verdenking van het plegen van ontuchtige handelingen in en rondom het winkelcentrum Stadshart in Amstelveen, waarbij hij vier meisjes beneden de leeftijd van zestien jaar (over de kleding heen) zou hebben betast. Verdachte ontkent de beschuldigingen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode weliswaar dagelijks in het genoemde winkelcentrum rondhing, maar dat hij nooit een minderjarige heeft aangeraakt.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt feit 4 niet bewezen, omdat er onvoldoende bewijs is, dat de verklaring van [minderjarige 4] ondersteunt. De overige feiten kunnen volgens de officier van justitie wel worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 geldt dat de verklaring van [minderjarige 2] wordt ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verklaringen van
[minderjarige 1] (feit 1), [minderjarige 2] (feit 2) en [minderjarige 3] (feit 3) ondersteunen elkaar over en weer zodanig, dat deze verklaringen als schakelbewijs kunnen worden gebruikt.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken. De belastende verklaringen van de minderjarigen moeten met behoedzaamheid worden beoordeeld, omdat onderlinge beïnvloeding van die minderjarigen met elkaar niet kan worden uitgesloten. In het geval de rechtbank de verklaringen voldoende betrouwbaar vindt, moet verdachte worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van objectief steunbewijs. Ook door middel van schakelbewijs kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen, omdat de verklaringen van de aangeefsters onderling onvoldoende door elkaar worden ondersteund.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat feit 4 niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank ook de feiten 1, 2 en 3 niet bewezen. Verdachte zal ook van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.4.1.
Ontuchtige handelingen met [minderjarige 3] (feit 3)
Betrouwbaarheid verklaring
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige 3] kort na het vermeende incident op 2 juni 2022 aan de beveiliging van het winkelcentrum, haar oppas en haar ouders tot driemaal toe heeft verteld dat verdachte de bagagedrager van haar fiets had vastgepakt. Pas de volgende dag, nadat zij had gehoord dat haar vriendin [minderjarige 1] door verdachte zou zijn aangerand en andere minderjarigen zich hadden verzameld bij het politiebureau om aangifte te doen, heeft zij aan haar moeder verteld dat verdachte daarbij ook haar billen had aangeraakt. [minderjarige 3] heeft daarover bij de politie verklaard: “
Ik dacht toen dat het misschien per ongeluk was gebeurd dat hij mijn billen had aangeraakt. Maar toen ik hoorde dat er ook vriendinnen van mij door hem waren aangeraakt dacht ik dat het misschien toch wel expres gebeurd was. Toen heb ik het mijn moeder verteld dat hij ook mijn billen had aangeraakt.”
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat de verklaring van [minderjarige 3] is gebaseerd op het verhaal van [minderjarige 1] en/of de andere minderjarigen, dan wel onbewust daarop is afgestemd naar aanleiding van het contact dat zij met hen heeft gehad voordat zij door de politie werd gehoord. Nu er twijfels zijn gerezen over de betrouwbaarheid van de verklaring van [minderjarige 3] , moet verdachte van feit 3 worden vrijgesproken.
3.4.2.
Ontuchtige handelingen met [minderjarige 1] (feit 1) en [minderjarige 2] (feit 2)
Betrouwbaarheid verklaringen
Anders dan bij de verklaringen van [minderjarige 3] (feit 3) ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [minderjarige 1] (feit 1) en
[minderjarige 2] (feit 2). Zij hebben gedurende hun verhoor bij de politie (afzonderlijk van elkaar) consistent en gedetailleerd verklaard over de specifieke handelingen die verdachte op 3 juni 2022 bij hen zou hebben verricht en binnen welke context de ontucht zouden hebben plaatsgevonden. Ook de verklaringen van hun ouders over wat zij aan hen hebben verteld passen daarbij.
Bewijs in zedenzaken
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden gebaseerd op één getuigenverklaring. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover de getuige verklaart, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In een zedenzaak als de onderhavige, is niet vereist dat de ontuchtige handelingen waarover een getuige verklaart als zodanig bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, maar is het afdoende indien die verklaring op bepaalde punten bevestigd wordt door andere bewijsmiddelen. Die moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Deze bewijsmiddelen dienen voldoende steun te geven aan de verklaring van de getuige. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Bovendien mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal (Vgl. Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en Hoge Raad 23 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
De verklaringen van [minderjarige 1] (feit 1) en [minderjarige 2] (feit 2) zijn op zichzelf daarom onvoldoende om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen. Verdachte heeft de hem verweten gedragingen steeds en ook stellig ontkend. De rechtbank legt hierna uit, waarom zij vindt dat beide feiten niet zelfstandig kunnen worden bewezen. Daarna komt aan de orde waarom de rechtbank ook niet met schakelbewijs tot een bewezenverklaring komt.
Steunbewijs
Naast de verklaring van het veronderstelde slachtoffer is er steunbewijs nodig, afkomstig uit een andere bron. De ouders en vriendinnen van [minderjarige 1] (feit 1) en [minderjarige 2] (feit 2) hebben verklaringen afgelegd over wat zij van hen hebben gehoord over de vermeende ontuchtige handelingen. Dat vormt onvoldoende steunbewijs voor deze feiten. Deze verklaringen zijn slechts een weergave van wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verklaard en bevatten niet daarnaast zodanige feiten en/of omstandigheden die steun geven aan die verklaringen en daarvoor op andere wijze een bevestiging vormen. Ook het door [minderjarige 2] naar haar moeder verstuurde WhatsApp-bericht komt uit dezelfde bron en draagt daarom onvoldoende bij aan het bewijs voor feit 2.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte vlak achter [minderjarige 2] langs is gelopen. Uit de camerabeelden van het winkelcentrum volgt dat verdachte inderdaad achter [minderjarige 2] langsloopt en dat hij, terwijl hij vlak achter [minderjarige 2] langsloopt, met zijn hand op een kleine afstand ter hoogte van haar billen beweegt. De rechtbank is van oordeel dat op grond daarvan niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de billen van [minderjarige 2] ook daadwerkelijk heeft aangeraakt. Weliswaar heeft getuige [getuige 2] verklaard dat zij achter [minderjarige 2] stond en dat zij zag dat verdachte tijdens het lopen stiekem met zijn linkerhand de billen van [minderjarige 2] heeft aangeraakt, maar de rechtbank heeft op de camerabeelden niet waargenomen dat één van de minderjarige meisjes achter [minderjarige 2] staat en het handelen van verdachte ter hoogte van de billen van [minderjarige 2] heeft kunnen zien. Om die redenkan niet worden uitgesloten dat getuige [getuige 2] heeft verklaard op basis van wat zij van [minderjarige 2] heeft gehoord en niet op basis van haar eigen waarneming. De rechtbank ziet in deze getuigenverklaring dan ook onvoldoende steunbewijs voor feit 2.
Verder steunbewijs voor feit 1 en feit 2 bevindt zich naar het oordeel van de rechtbank niet in het dossier.
Schakelbewijs
Als er onvoldoende bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kunnen de feiten met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden. Het gaat dan om het gebruik van bewijs van een ander, soortgelijk feit dat als steunbewijs kan dienen. Schakelbewijs gebruiken kan alleen als de manier waarop de verschillende feiten zijn begaan (in dit geval de ontuchtige handelingen waarover [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verklaard) op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De manier waarop de feiten zijn gepleegd moet dan zodanig overeenkomen dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het ene veronderstelde slachtoffer als steunbewijs voor het andere feit kan dienen en andersom.
De rechtbank vindt dat in de verklaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te weinig essentiële punten of kenmerkende gelijkenissen staan om te kunnen spreken van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte. In de kern komen de overeenkomsten neer op: de dader (verdachte), ontuchtige handelingen (over de kleding heen) bij meisjes beneden de leeftijd van zestien jaar, op 3 juni 2022 in het winkelcentrum Stadshart in Amstelveen. De rechtbank vindt de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden echter niet zodanig kenmerkend dat gezegd kan worden dat de verklaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over en weer als steunbewijs kunnen dienen. Aan de vereisten voor toepassing van schakelbewijs is reeds om die reden niet voldaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de feit 1 en feit 2 onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank vindt daarom niet bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft verricht. Dit betekent dat verdachte ook van deze feiten zal worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 9 februari 2023.
Bijlage
Beschuldiging
Verdachte,
[verdachte], wordt ervan beschuldigd dat hij
1.
op of omstreeks 3 juni 2022 te Amstelveen, met [minderjarige 1] , geboren op
[geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- met de (platte) hand die [minderjarige 1] op en/of tegen en/of tussen haar vagina te betasten;
2.
op of omstreeks 3 juni 2022 te Amstelveen, met [minderjarige 2] , geboren op
[geboortedag 3] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- met de (platte) hand de billen van die [minderjarige 2] aan te raken en/of over de billen van die [minderjarige 2] te strijken en/of te aaien;
3.
op of omstreeks 2 juni 2022 te Amstelveen, met [minderjarige 3] , geboren
[geboortedag 4] 2010, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- met (de) (platte) hand(en) de billen van die [minderjarige 3] aan te raken en/of
- daarbij de fiets van die [minderjarige 3] tegen te houden zodat die [minderjarige 3] niet weg kon komen;
4.
in of omstreeks de periode 1 januari 2022 tot en met 9 april 2022 te Amstelveen, met
[minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 5] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- met de (platte) hand de borsten van die [minderjarige 4] aan te raken en/of over de borsten van die [minderjarige 4] te strijken en/of aaien.