ECLI:NL:RBAMS:2023:8238

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
23/1445
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wpg-verzoek om inzage in politiegegevens door de Rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de korpschef van de politie om gedeeltelijke inzage te geven in haar politiegegevens beoordeeld. Eiseres had op 26 november 2022 een verzoek ingediend om inzage in haar persoonsgegevens die door de politie worden verwerkt. De korpschef heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar bepaalde informatie is weggelakt. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren via videoverbinding.

De rechtbank overweegt dat de korpschef voldoende heeft gedaan om de gegevens van eiseres te achterhalen en dat de zoekslag naar de politiegegevens niet onvolledig is geweest. Eiseres heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat er meer gegevens beschikbaar zijn dan de korpschef heeft verstrekt. De rechtbank concludeert dat de korpschef de juiste procedure heeft gevolgd en dat de gedeeltelijke weigering van inzage op basis van de Wet politiegegevens (Wpg) gerechtvaardigd is. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1445

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Diemen, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de korpschef van de politie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Hagens).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit op verzoek van eiseres om inzage in politiegegevens die van haar worden verwerkt.
1.2.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 26 januari 2023 (gedeeltelijk) toegewezen door eiseres en haar gemachtigde inzage te verschaffen in registraties met politiegegevens van eiseres, die voorkomen in het politiesysteem. Gedeeltelijk is informatie in die registraties weggelakt.
1.3.
Namens eiseres is beroep ingesteld tegen dit besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde (beiden via een videoverbinding) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 26 november 2022 heeft eiseres bij verweerder een verzoek gedaan met betrekking tot de verwerking van haar persoonsgegevens. Daarbij heeft zij een reeks vragen gesteld aan verweerder over welke gegevens dit betreffen, het doel daarvan, met wie deze gegevens zijn gedeeld, hoe deze zijn opgeslagen, of sprake is van automatisering en profilering en welke waarborgen er zijn. Tevens heeft eiseres verzocht om inzage in de over haar aanwezige gegevens. Verweerder heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg).
2.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder een overzicht gegeven met daarop vier registraties, naar zijn zeggen alle registraties en meldingen waarin informatie over eiseres is verwerkt. Daarbij heeft verweerder verder uitleg gegeven over het doel van het gebruik van de politiegegevens, meegedeeld dat deze gegevens niet zijn gedeeld met derden en uitgelegd hoe lang deze gegevens worden opgeslagen. Wat betreft de herkomst van de gegevens heeft verweerder opgenomen dat deze in het politiesysteem voortkomen uit meldingen die eiseres zelf heeft gedaan of afkomstig zijn van incidenten waar zij bij betrokken is geweest en waarbij de politie ter plaatse is geweest en/of een onderzoek is gestart. Ook heeft verweerder eiseres uitleg gegeven over hoe inzage kan worden verkregen.
2.3.
Op 14 februari 2023 hebben eiseres en haar gemachtigde inzage gehad in de documenten die voorkomen op het overzicht. In de betreffende registraties zijn onderdelen weggelakt. Daarbij is volgens verweerder slechts de inzage geweigerd van de gegevens van derden op grond van artikel 27, eerste lid, onder d van de Wpg.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder om gedeeltelijk inzage te geven in de politiegegevens van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is het overzicht compleet?
4.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat het overzicht van registraties in het besluit niet compleet is. Dat komt doordat de door verweerder gemaakte zoekslag niet volledig is volgens eiseres. Eiseres wijst erop dat er slechts een aantal politiesystemen is bevraagd, zoals BVH van de eigen regio. Het verzoek was echter daartoe niet beperkt en verweerder heeft ook niet om versmalling gevraagd, aldus eiseres. Dus moeten naar het standpunt van eiseres alle systemen en alle eenheden uitgevraagd te worden. Dat dit voor verweerder door zijn databeheer een onwerkbare situatie oplevert, mag niet het probleem worden van eiseres. Dat het overzicht niet compleet is, blijkt volgens eiseres al uit het ontbreken van de BRP bevragingen door verweerder.
4.2.
Verweerder heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat eiseres alleen in het politiesysteem BVH voorkomt. Daarnaast is Bluespot Monitor en Summ-IT bevraagd. Omdat eiseres niet in die systemen voorkomt, heeft verweerder afgezien van nader onderzoek in alle overige politiesystemen. De kans dat eiseres daar dan – zonder enig aanknopingspunt – wel in voorkomt is namelijk heel klein, aldus verweerder.
4.3.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak het volgende geldt. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om gegevens verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, bepaalde gegevens toch onder dat bestuursorgaan berusten. [1]
4.4.
De rechtbank constateert dat de meervoudige kamer eerder heeft overwogen dat verweerders werkwijze te volgen is. [2] De rechtbank is in deze zaak niet anders van oordeel. In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank in voorliggend geval geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van haar Wpg-verzoek onvolledig is geweest. De gemachtigde van eiseres heeft weliswaar gezegd dat hij bewijs heeft dat de zoekslag niet volledig is geweest, maar wil die bewijzen desgevraagd niet overleggen. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer politiegegevens moeten zijn dan verweerder in zijn overzicht heeft opgenomen.
4.5.
Ten aanzien van de BRP bevragingen heeft verweerder toegelicht dat deze voortvloeien uit een automatische koppeling tussen het politieregistratiesysteem BVH en de BRP. Deze koppeling is erop gericht dat de juiste naam, adres en woonplaatsgegevens, de NAW-gegevens, in het politiesysteem worden opgenomen, en dat eventuele wijzigingen in het bedrijfsprocessensysteem van de politie juist wordt doorgevoerd. Ook wanneer de BRP gegevens van eiseres worden bevraagd, worden automatisch die van haar huisgenoten bevraagd. In dat kader wijst de rechtbank op vaste rechtspraak hierover. [3] Verweerder heeft kunnen stellen dat de Wpg geen basis biedt om van de gevraagde gegevens kennis te nemen.
De bevragingen van de BRP vloeien namelijk voort uit een automatische koppeling tussen twee registratiesystemen, al dan niet in het kader van de interne bedrijfsvoering. Verder vindt er geen reden van registratie plaats, waar het eiseres juist om te doen is, terwijl verweerder geen gegevens heeft verstrekt.
Mocht verweerder inzage in de politiegegevens gedeeltelijk weigeren?
5.1.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om te controleren of verweerder bij de registraties die zij heeft ingezien, inderdaad alleen gegevens van derden heeft weggelakt.
5.2.
Verweerder heeft op de zitting de geheime, ongelakte stukken ingediend op basis waarvan het bestreden besluit is genomen. Daarbij heeft verweerder ten aanzien van deze stukken verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van eiseres heeft op zitting de rechtbank toestemming gegeven om deze stukken in te zien en te gebruiken bij de beoordeling van het beroep.
5.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de ongelakte stukken die verweerder onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank is gebleken dat in alle documenten die eiseres (gedeeltelijk) heeft ingezien enkel persoonsgegevens van derden zijn weggelakt en gegevens die geen betrekking hebben op de politiegegevens van eiseres. Voor zover eiseres daartegen opkomt, overweegt de rechtbank dat die gegevens niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, van de Wpg vallen. Verweerder heeft daarom terecht geweigerd om inzage in die gegevens te geven op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpg.
Is de juiste herkomst vermeld?
6.1.
Eiseres heeft ten slotte gesteld dat de door verweerder genoemde herkomst van het incident van 4 oktober 2022 niet klopt. De informatie in deze registratie is niet door de politie zelf, maar door een derde, namelijk het Rode Kruis, aangeleverd.
6.2.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat naar aanleiding van dit incident de wijkagent informatie heeft ontvangen van het Rode Kruis.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van het incident van
4 oktober 2022 heeft mogen stellen dat de herkomst van de politie afkomstig is. Het betreft een mutatie van de wijkagent. Die mutatie is weliswaar opgemaakt naar aanleiding van een melding door het Rode Kruis, maar de wijkagent heeft zelf zijn of haar bevindingen opgeschreven. In die zin is de herkomst van de registratie dus de politie geweest en correct weergegeven door verweerder.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Verweerder heeft al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om de gegevens van eiseres te achterhalen en heeft deze gegevens zo volledig mogelijk als kon ter inzage aangeboden. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Kuppens, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet politiegegevens
Artikel 1. (definities)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
b. persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
[…]
Artikel 24a. (informatie aan de betrokkene)
[…]
4. In het geval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opeenvolgende verzoeken, kan de verwerkingsverantwoordelijke weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Artikel 25. (recht op inzage)
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27. (uitzonderingen)
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State 2 februari 2022 ECLI:NL:RVS:2022:310.
2.Rechtbank Amsterdam 31 juli 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:4910.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1673.