ECLI:NL:RBAMS:2023:4910

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/2012
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake weigering inzage politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van politie van 16 maart 2022 beoordeeld. Eiser had op 1 januari 2022 een verzoek ingediend om inzage in zijn politiegegevens op basis van de Wet politiegegevens (Wpg). De korpschef heeft dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd, maar ook een aantal gegevens geweigerd. De rechtbank behandelt de vraag of de weigering van inzage rechtmatig was en of het onderzoek naar de politiegegevens zorgvuldig is uitgevoerd. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 zijn verschillende getuigen en deskundigen gehoord, en zijn er nadere stukken ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Dit betekent dat de rechtbank de weigering van volledige inzage in de politiegegevens bevestigt, maar de korpschef moet wel de rechtsgevolgen van zijn besluit handhaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef niet alle relevante gegevens heeft geraadpleegd en dat de zoekslag niet volledig is geweest. Eiser heeft verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan tegemoet te komen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat inhoudt dat eiser geen gelijk krijgt in zijn verzoek om volledige inzage. De rechtbank bepaalt dat de korpschef het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2012

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 16 maart 2022, waarbij is besloten op een aanvraag van eiser van 1 januari 2022 op grond van de Wpg [1] (het bestreden besluit).
2. De korpschef heeft de aanvraag gedeeltelijk ingewilligd.
3. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023, samen met de beroepen met de zaaknummers AMS 19/678, 19/2813, 21/1537, 21/4934, 21/4157, 22/4158 en 23/0153, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef, bijgestaan door mr. G. Hagens, [naam 1] en [naam 2] , allen werkzaam bij de politie
.Eiser heeft [naam 3] , [naam 4] , [naam 4] (deskundigen) en [naam 5] (tolk in de Engelse taal) meegebracht naar de zitting.
6. [naam 6] is op de zitting als getuige gehoord.
7. Eiser heeft op de zitting toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb [2] . Die toestemming geldt ook voor de nadere stukken waarvan de korpschef op de zitting heeft aangekondigd dat die onder geheimhouding worden overgelegd, voor zover beperkte, dan wel gehele weigering van kennisneming daarvan gerechtvaardigd wordt geacht.
8. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting heeft de korpschef nadere stukken ingediend. Daarbij heeft de korpschef aan de rechtbank met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank hiervan kennis zal mogen nemen.
9. Naar aanleiding van de nadere stukken heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Met een beslissing van 20 april 2023, die is verzonden op 25 april 2023, heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank beslist dat beperkte kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is. Hierna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt het besluit om gedeeltelijk inzage te geven in de politiegegevens van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
11. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het verzoek van 1 januari 2022
13. Met een brief van 1 januari 2022 heeft eiser de korpschef verzocht afschriften te verstrekken van alle persoonsgegevens die de nationale politie sinds 26 mei 2021 tot en met 31 december 2021 van hem heeft verwerkt. Het gaat onder meer om afschriften uit rapporten, bejegeningsadviezen, mutaties, stamkaarten, bestuurlijke rapportages, sfeerbeelden, e-mails, briefings, Cognos-rapportages, adresgegevens, coderingen, labelingen, WhatsApp-berichten, sms’jes, audio en video-opnames.
14. De korpschef heeft het verzoek opgevat als een verzoek op grond van de Wpg en een verzoek op grond van de Avg [3] . In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het besluit naar aanleiding van het Wpg-verzoek. In de uitspraak van 31 juli 2023, met zaaknummer AMS 23/0153, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit naar aanleiding van het Avg-verzoek.
Het besluit van 16 maart 2022
15. De korpschef heeft het verzoek op grond van de Wpg gedeeltelijk ingewilligd. Het besluit bevat verschillende overzichten van registraties die over eiser gaan.
15. Volledige inzage is gegeven in een aantal registraties bij de politie-eenheid
Amsterdam.
15. Inzage in de registratie met het nummer 2021126141-1 bij de politie-eenheid
Amsterdam is gedeeltelijk geweigerd. Aan deze weigering is de weigeringsgrond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg ten grondslag gelegd.
15. Inzage in een aantal registraties bij de politie-eenheid Amsterdam is volledig geweigerd, omdat die betrekking hebben op zaken die zijn doorgezonden naar het Openbaar Ministerie.
15. Inzage in onder andere e-mails, WhatsApp-berichten, audio- en video-opnames is volledig geweigerd, omdat het verzoek in zoverre buitensporig is.
Had het onderzoek op de zitting moeten worden geschorst?
15. Artikel 8:64, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter het onderzoek op de zitting kan schorsen en daarbij kan bepalen dat het vooronderzoek wordt hervat.
15. Voor zover eiser op zitting heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om zijn beroep nader te onderbouwen en alsnog een lijst met 45 aanknopingspunten te mogen overleggen, waaruit volgens hem blijkt dat er onvolledig inzage is geboden door verweerder, is dat verzoek afgestuit op de goede procesorde en een efficiënte behandeling van zaken. Hoewel het klopt, zoals eiser heeft gezegd, dat verweerder het verweerschrift laat heeft ingediend, was dat voor eiser geen goede reden om een aanvullende onderbouwing van zijn beroepgronden niet al in een eerder stadium aan te leveren. Op 45 nieuwe punten kan verweerder niet zonder verder uitstel van de zaak goed reageren. Dat eiser dacht dat de rechtbank zich zou buigen over de vraag of een deskundige werd benoemd en dat hij daarna nog de gelegenheid zou krijgen punten aan te voeren, berust op een misvatting die voor zijn rekening en risico komt. Uitgangspunt is dat de zaak op de zitting zo volledig mogelijk wordt behandeld.
Had het onderzoek na de zitting moeten worden heropend?
15. Artikel 8:68, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter, indien hij van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, dat kan heropenen.
15. Op 20 april 2023 heeft de op zitting gehoorde getuige een nadere verklaring met bijlagen aan de rechtbank gemaild. De getuige is geen partij, zodat in beginsel geen stukken door hem kunnen worden ingediend [4] . Na bestudering van de stukken heeft de rechtbank ook anderszins geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
24. Eiser heeft de rechtbank met een e-mail van 14 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft eiser meldingsformulieren ingediend van het hoofd van de RID [5] Den Haag van 26 februari en 11 maart 2016, waarmee een mededeling over het TOOI [6] aan de AIVD [7] wordt gedaan. In de toelichting op het verzoek vermeldt eiser dat hij voor de zitting informatie in handen heeft gekregen dat het TOOI informatie over hem heeft verzameld. De rechtbank begrijpt uit de toelichting dat eiser die informatie toen niet heeft ingediend, omdat hij een aanvullend besluit van de korpschef verwachtte waarmee hem inzage in meer politiegegevens zou worden verleend. Pas uit het verweerschrift van de korpschef van 17 maart 2023 is hem gebleken dat dit niet het geval zou zijn.
25. De rechtbank heeft het verzoek van 14 mei 2023 afgewezen, omdat niet valt in te zien waarom de informatie niet eerder had kunnen worden ingediend. Dat eiser, zoals hierboven ook overwogen, de informatie niet heeft ingediend omdat hij ervan uitging dat dit niet nodig was, was een keuze van eiser op grond van een enkele verwachting en de gevolgen daarvan moeten voor zijn rekening en risico komen.
25. Eiser heeft de rechtbank ook met een e-mail van 23 mei 2023 verzocht het onderzoek te heropenen. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft eiser een brief van de burgemeester van Amsterdam van 21 maart 2023 ingediend. Daarin wordt een reactie gegeven op de gesprekken die de gemeente met eiser heeft gevoerd. In aanvulling daarop stelt eiser dat de burgemeester op grond van krantenberichten heeft besloten om een onderzoek in te stellen naar het dossier van eiser en dat een externe op dat onderzoek zal gaan toezien. Volgens eiser heeft de burgemeester hem verder laten weten dat zij van mening is dat hij ten onrechte is opgenomen in de zogeheten iPGA-r [8] . In de e-mail van 23 mei 2023 stelt eiser ook dat de politie heeft besloten om een disciplinair onderzoek naar [naam 6] in te stellen naar aanleiding van het horen van hem als getuige op de zitting van 30 maart 2023. Verder wijst eiser op publicaties in de media over het TOOI.
27. De rechtbank heeft ook in het verzoek van 23 mei 2023 geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. De onderbouwing van het verzoek heeft geen betrekking op de wijze waarop de korpschef het verzoek van eiser om inzage in zijn politiegegevens heeft beoordeeld en kan daarom geen nieuw licht werpen op de beoordeling van het bestreden besluit.
27. De omstandigheid dat de rechtbank een bestuurlijke lus toepast, zoals hieronder nog zal blijken, maakt de afweging niet anders. Het gaat bij een bestuurlijke lus om een overzichtelijk en beperkt uitstel, waarbij het geconstateerde gebrek binnen beperkte, van te voren bepaalde tijd te herstellen zou moeten kunnen zijn.
Mocht inzage in politiegegevens worden geweigerd?
27. Eiser betoogt dat de gehele en gedeeltelijke weigering van inzage in zijn politiegegevens onrechtmatig is. Daartoe stelt eiser dat informatie onjuist is en wordt achtergehouden.
Mutatierapport 2021126141-1
27. De rechtbank heeft kennis genomen van ongelakte stukken die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank is gebleken dat in het mutatierapport van de politie-eenheid Amsterdam met het registratienummer 2021126141-1, dat eiser gedeeltelijk heeft ingezien, persoonsgegevens van derden zijn weggelakt en gegevens die geen betrekking hebben op de politiegegevens van eiser. Voor zover eiser daartegen opkomt, overweegt de rechtbank dat die gegevens niet onder het bereik van artikel 25, eerste lid, van de Wpg vallen. De korpschef heeft daarom terecht geweigerd om inzage in die gegevens te geven.
Weigering op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg
27. Op de zitting heeft de korpschef verklaard dat de gegevens die naar het Openbaar Ministerie zijn gezonden ook aanwezig zijn bij de politie. Omdat het om lopende onderzoeken gaat, moeten die gegevens volgens de korpschef op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg worden geweigerd.
27. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft bestreden dat die gegevens betrekking hadden op lopende onderzoeken. De korpschef heeft aannemelijk gemaakt dat inzage in die gegevens tot nadelige gevolgen voor lopende onderzoeken kon leiden. Niet uitgesloten is dat inzage ertoe zou kunnen leiden dat lopende onderzoeken worden gefrustreerd. Ter vermijding van die gevolgen en omdat het om een noodzakelijke en evenredige maatregel gaat, heeft de korpschef het Wpg-verzoek in zoverre mogen afwijzen.
Weigering op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wpg
27. De korpschef stelt dat het verzoek, voor zover dat betrekking heeft op e-mails, WhatsApp-berichten, audio- en video-opnames en dergelijke, buitensporig is. De korpschef onderkent dat het verzoek niet met geringe tussenpozen is ingediend, zoals bedoeld in artikel 24a, vierde lid, van de Wpg. Maar de behandeling van het verzoek brengt een grote administratieve last met zich. De betreffende informatie is zo omvangrijk dat de behandeling enorm arbeidsintensief, tijdrovend en kostbaar is.
27. Gelet op de formulering van het Wpg-verzoek ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te twijfelen aan deze motivering van de korpschef. De korpschef heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de afwijzing van het verzoek een noodzakelijke en evenredige maatregel is. De beroepsgrond slaagt niet.
27. Overigens heeft de korpschef aan eiser te kennen gegeven dat hij een gespecificeerd verzoek kan indienen. Volgens de korpschef is een verzoek voldoende gespecificeerd als het namen en/of dienstnummers van verbalisanten bevat en proces-verbaalnummers of registratienummers.
Conclusie over de weigering van inzage
27. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het onderzoek naar politiegegevens zorgvuldig?
27. Eiser betoogt dat de politiegegevens waarin inzage is gegeven niet volledig zijn. Het is niet duidelijk of alle informatiesystemen zijn geraadpleegd. De korpschef heeft niet getracht een volledig beeld te krijgen van zijn verwerkte politiegegevens.
Beoordelingskader
27. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om gegevens verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, bepaalde gegevens toch onder dat bestuursorgaan berusten. [9] Gegevens van eiser in systemen
39. Op de zitting heeft [naam 2] , juridisch medewerker van de privacydesk van de politie, toegelicht dat bij de behandeling van een verzoek om inzage een interne werkinstructie wordt gevolgd. In die werkinstructie wordt stapsgewijs beschreven welke handelingen moeten worden verricht vanaf de indiening van een verzoek tot en met de afsluiting van het dossier. In het politiesysteem BVI-IB [10] wordt gezocht naar politiegegevens met zoektermen die gerelateerd zijn aan de persoonsgegevens van een verzoeker, zoals het BSN-nummer. Ook wordt gezocht met een zogeheten keno-sleutel, een unieke combinatie van letters van de voor- en achternaam en de geboortedatum. Indien daaruit registraties naar voren komen, worden die gecontroleerd met gegevens in de BVH [11] . Dat is een bron van BVI-IB waarin registraties staan van politieagenten over incidenten. Ook wordt gezocht in Blue Spot Monitor. Dat systeem heeft ten opzichte van BVI-IB aanvullende functies waarmee informatie in een bepaald gebied kan worden opgevraagd. Verder vindt er een zoekslag plaats in Summ-IT. Dat systeem was ten tijde van het bestreden besluit alleen toegankelijk voor functionarissen die daartoe bevoegd zijn. In Summ-IT zijn politiegegevens opgenomen die worden verwerkt voor een onderzoek met het oog op de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval. Eventuele gegevens die verband houden met de toekenning van een zogeheten CTER-code aan een verzoeker kunnen ook in Summ-IT aanwezig zijn. De korpschef doet in het belang van lopende onderzoeken echter geen mededelingen over de vraag of er gegevens van een verzoeker in Summ-IT aanwezig zijn. In het kader van rechtsbescherming kan de rechtbank zo nodig in de stukken die de korpschef onder geheimhouding overlegt, controleren of die gegevens in Summ-IT opgenomen zijn. Andere systemen worden alleen geraadpleegd als daarvoor een aanknopingspunt is. In dit verband is op de zitting Amazone genoemd, waarin een doelgroepenregister is opgenomen, en de Landelijke Service Module, waarin meldingen zijn geregistreerd die bij de politie zijn binnengekomen.
40. De rechtbank overweegt dat de vorenstaande beschrijving van de werkwijze in hoofdlijnen overeenkomt met de werkinstructie voor de behandeling van Wpg-verzoeken, die de korpschef onder geheimhouding heeft ingediend. De rechtbank kan deze werkwijze volgen. De rechtbank tekent daarbij wel aan dat, indien de korpschef zich in een geval op het standpunt stelt dat aan een betrokkene geen mededelingen kan worden gedaan over de aanwezigheid van gegevens in Summ-IT, de korpschef niet achterwege mag laten om de rechtbank over de eventuele aanwezigheid van die gegevens te informeren om rechterlijke controle te allen tijde mogelijk te maken. In het voorliggende geval ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van het Wpg-verzoek van eiser onvolledig is geweest.
Gegevens van eiser in een SIENA-bericht
40. Eiser heeft de rechtbank echter gewezen op een besluit van de korpschef van 21 oktober 2022 op een Wpg-verzoek van eiser van 3 september 2019, waaruit volgt er politiegegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
40. Eiser heeft in het Wpg-verzoek van 3 september 2019 specifiek verzocht om inzage in zijn gegevens die de politie met de Duitse politie heeft uitgewisseld. Met een besluit van de korpschef van 17 oktober 2019 is op dat verzoek besloten. Eiser heeft daarbij gedeeltelijk inzage gekregen in een zogeheten SIENA-bericht van 28 mei 2018. De politie heeft daarmee, via het LIRC [12] dat SIENA-berichten verstuurd, politiegegevens van eiser gedeeld met de politie in Berlijn (het BKA) [13] en Europol. In de beroepsprocedure van eiser tegen de korpschef in de zaak met het nummer 19/6327 is een tussenuitspraak gedaan over het besluit van 17 oktober 2019. In de tussenuitspraak is een motiveringsgebrek vastgesteld.
43. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de korpschef het besluit van 21 oktober 2022 genomen. Daarin zijn de bevindingen neergelegd van een nader onderzoek naar de vraag of gegevens van eiser zijn gedeeld met buitenlandse instanties. De korpschef heeft onder meer het SIENA-bericht van 23 juli 2021 met kenmerk 1346846-5-1, achterhaald. Met dat bericht is er contact geweest tussen de politie en de BKA en Europol over eiser.
43. Zoals op de zitting is besproken, ziet de rechtbank aanleiding om het SIENA-bericht van 23 juli 2021 en de motivering van de korpschef daarover bij de beoordeling van het bestreden besluit van 16 maart 2022 te betrekken. Dit bericht, dat pas na het Wpg-verzoek van 3 september 2019 tot stand is gekomen, valt binnen de reikwijdte van het Wpg-verzoek van eiser van 1 januari 2022. De rechtbank overweegt dat de korpschef op de zitting heeft gesteld dat er ten tijde van het bestreden besluit van 1 februari 2021 geen concreet aanknopingspunt was om na te gaan of er gegevens aanwezig waren bij het LIRC. Die stelling gaat er echter aan voorbij dat de korpschef verantwoordelijk is voor een volledige zoekslag. Omdat na een nader onderzoek alsnog een SIENA-bericht boven water is gekomen dat onder de reikwijdte van het Wpg-verzoek van 1 januari 2022 valt, is de rechtbank van oordeel dat de zoekslag naar aanleiding van dat verzoek niet volledig is geweest. Het bestreden besluit is daarom in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen.
Conclusie over het onderzoek naar politiegegevens van eiser
43. Gelet op overweging 44 slaagt de beroepsgrond. Maar voor zover eiser stelt dat de zoekslag naar gegevens die met Duitse instanties en Europol zijn gedeeld nog steeds niet volledig is, oordeelt de rechtbank dat eiser die stelling niet heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt.
Onderzoek door een onafhankelijke deskundige?
43. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen die een volledig overzicht verstrekt van zijn politiegegevens. Hij heeft daar zelf geen overzicht van en dat kan hij ook niet hebben, omdat de korpschef nalaat om het complete dossier in te brengen bij de rechtbank, aldus eiser. Volgens eiser is gebleken dat er een omvangrijk dossier van hem is opgebouwd dat vol fouten staat. Hij wordt daardoor belemmerd in zijn vrijheid en in de uitoefening van zijn grondrechten. Zonder een volledig overzicht van zijn politiegegevens, kan hij zijn rechten op grond van de Wpg niet uitoefenen.
43. De rechtbank stelt vast dat eiser herhaaldelijk duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk hij het vindt dat er een onafhankelijke deskundige wordt benoemd die nader onderzoek doet naar zijn politiegegevens, zodat hij eindelijk gerust kan zijn dat die gegevens volledig zijn. Uit overwegingen 39-45 volgt echter dat eiser met wat hij binnen de door de rechtbank gestelde grenzen van de goede procesorde heeft aangevoerd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag naar zijn politiegegevens naar aanleiding van zijn Wpg-verzoek van 1 januari 2022 nu nog onvolledig is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Conclusie en gevolgen
43. Gelet op overweging 44 zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Maar gelet op overweging 45, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid onder a, van de Awb bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
43. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet politiegegevens

Artikel 1. (definities)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
b. persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
[…]
Artikel 24a. (informatie aan de betrokkene)
[…]
4. In het geval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opeenvolgende verzoeken, kan de verwerkingsverantwoordelijke weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Artikel 25. (recht op inzage)
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27. (uitzonderingen)
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.

Voetnoten

1.Wet politiegegevens.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Algemene verordening gegevensbescherming.
4.Zie artikel 8:58 van de Awb.
5.Regionale inlichtingendienst.
6.Team Openbare Orde Inlichtingen.
7.Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
8.Integraal Persoonsgerichte aanpak radicalisering.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 ECLI:NL:RVS:2022:310.
10.Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging.
11.Basisvoorziening Handhaving.
12.Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum.
13.Bundeskriminalamt.