ECLI:NL:RBAMS:2023:8229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
13/170486-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met Poolse nationaliteit en gelijkstelling met Nederlander

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon van Poolse nationaliteit. Het EAB, uitgevaardigd door het Circuit Court in Gorzów Wielkopolski op 25 januari 2023, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van oplichting, een strafbaar feit dat in Polen met een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden bestraft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft, waardoor hij in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander. Dit betekent dat, indien hij in Polen wordt veroordeeld, hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft ook de garantie van de Poolse autoriteiten beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende is. Ondanks eerdere zorgen over de Poolse rechtsstaat, heeft de rechtbank geen individuele risico's kunnen vaststellen die de overlevering zouden kunnen belemmeren. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/170486-23
Datum uitspraak: 13 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 25 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 januari 2023 door
the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, Criminal Divison Two, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 15 november 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 november 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht. Hij heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk weliswaar heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.
Toch heeft de rechtbank het onderzoek op deze zitting op verzoek van de raadsman geschorst tot 29 november 2023, omdat de opgeëiste persoon in verband met een ziekenhuisopname van zijn zwangere partner en het gebrek aan opvang voor zijn minderjarige zoon niet ter zitting kon verschijnen.
Zitting 29 november 2023
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 29 november 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Zilver en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the District Court of Gorzów Wielkopolski(Polen) van 2 juni 2020, referentie II Kp 255/20.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Gelijkstelling
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering in de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. de opgeëiste persoon kan in Nederland worden vervolgd voor de feiten genoemd in het EAB;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De eerste voorwaarde
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. Aan deze voorwaarde is dus voldaan.
De tweede voorwaarde
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten welke aan het EAB ten grondslag liggen.
De derde voorwaarde
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND).
Uit de brief van 27 november 2023 van de IND volgt dat een eventuele veroordeling voor de strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, er niet toe zal leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest. Ook aan de derde voorwaarde voor gelijkstelling is dus voldaan.
Garantie
De opgeëiste persoon kan dus op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Circuit Prosecutor of Gorzów Wielkopolski(Polen) heeft bij brief van 17 november 2023 de volgende garantie gegeven:
(…_ regarding the conditions for the surrender by the Dutch side of [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] , 1992 in [geboorteplaats] , on the basis of the European Arrest Warrant issued by the Circuit Court, Gorzow Wielkopolski, I kindly inform you as follows:
Pursuant to Article Five, Sec. 3 of the Council Framework Decision of 13 June, 2002 on the European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA), I inform you that where a person who is the subject of a European arrest warrant for the purposes of prosecution is a national or resident of the executing Member State, surrender may be subject to the condition that the person, after being heard, is returned to the executing Member State in order to serve there the custodial sentence or detention order passed against him in the issuing Member State.
In view of the above, based on the provisions of the law of the European Uni on in the form of the Council Framework Decision 2002/584/JHA of 13 June 2002 (which became binding on the date of accession of the Republic of Poland to the European Union) and the Code of Criminal Procedure, which is a source of universally binding law in the Republic of Po land, it should be pointed out that in the case of surrender of [opgeëiste persoon] by the Kingdom of the Netherlands to the Republic of Poland, with the reservation that the transfer takes place on condition that he serves his sentence, if any, in the country of execution of the European Arrest Warrant, the enforcement proceedings will not be initiated. The Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, as the court with jurisdiction over the case, shall, immediately after the decision becomes final, issue a decision on surrendering the convicted person to the competent Member State of the European Union for the purpose of enforcing the sentence or any other measure involving deprivation of liberty.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: Poolse rechtstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Gorzów Wielkopolski, Criminal Divison Two(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (