ECLI:NL:RBAMS:2023:8228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
13/221566-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot ernstige verkeersongeval in Polen

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Bydgoszcz op 7 augustus 2023, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 7 jaar en 6 maanden voor zijn betrokkenheid bij een ernstig verkeersongeval met dodelijke afloop op 9 april 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 31 oktober, 14 november en 29 november 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

Tijdens de zittingen is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de gronden voor de overlevering besproken. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet adequaat was vertegenwoordigd in de Poolse rechtszaak. De officier van justitie stelde echter dat de opgeëiste persoon zelf verantwoordelijk was voor het niet ontvangen van de oproep voor de zitting in Polen, omdat hij geen adreswijzigingen had doorgegeven aan de Poolse autoriteiten.

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de rechtszaak die tot zijn veroordeling had geleid, maar dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/221566-23
Datum uitspraak: 6 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 augustus 2023 door
the Regional Court in Bydgoszcz, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 31 oktober 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. van Aken, advocaat in Geertruidenberg en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 14 november 2023
Op 14 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek bij tussenuitspraak heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de beoordeling van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW en de originele Poolse versie van de naar het Engels vertaalde aanvullende informatie van 25 oktober 2023 aan het dossier te voegen.
Zitting 29 november 2023
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 29 november 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. van Aken en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
  • een vonnis van
  • een arrest van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
voor de duur van 7 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op
het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon
opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Tussenuitspraak 14 november 2023

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 14 november 2023 al geoordeeld dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan en dat de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, sub a, OLW niet van toepassing is. Ook heeft de rechtbank bij deze tussenuitspraak overwogen dat in hoger beroep definitief over straf en schuld is geoordeeld na een behandeling ten gronde, in feite en in rechte, en dat om die reden alleen deze procedure moet worden getoetst aan artikel 12 OLW. Deze overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman
De overlevering moet worden geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in de procedure in hoger beroep zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Aan de opgeëiste persoon is geen adresinstructie uitgereikt en hij heeft de oproep voor de zitting niet ontvangen. Ook is hij is op de zitting niet vertegenwoordigd door een door hem gemachtigde advocaat. Verder moet worden meegewogen dat er in Polen geen rechtsmiddel tegen dit arrest meer kan worden aangewend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, maar heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van de bevoegdheid om van weigering af te zien. De opgeëiste persoon heeft de dag na het strafbare feit een adresinstructie ontvangen en heeft nagelaten een adreswijziging aan de Poolse autoriteiten door te geven. Daarmee is het aan hemzelf te wijten dat hij niet van de zitting op de hoogte is geraakt. Bovendien was sprake van een zeer ernstig verkeersongeval, waarvoor de opgeëiste persoon op het politiebureau moest verschijnen en zijn adres moest achterlaten. Hieruit had hij kunnen en moeten afleiden dat de Poolse autoriteiten later op enig moment contact met hem zouden opnemen.
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het EAB en de aanvullende informatie die de Poolse autoriteiten naar aanleiding van de tussenuitspraak hebben verstrekt, niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in de procedure in hoger beroep is vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren en overweegt daartoe als volgt.
Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor betrokkenheid bij een ernstig verkeersongeval met een dodelijk slachtoffer op 9 april 2020 in Polen. Op de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn toenmalige partner bij dit ongeluk om het leven is gekomen en dat hij op 10 april 2020 op het politiebureau zijn adres heeft achtergelaten. Dit betrof het adres van zijn moeder in Polen. Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 22 en 27 november 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon op 10 april 2020 eveneens de instructie heeft ontvangen om adreswijzigingen aan de justitiële autoriteiten door te geven en dat hij is geïnformeerd over de mogelijke gevolgen als hij niet aan deze verplichting voldoet. Deze adresinstructie strekte zich uit over de gehele strafprocedure, het hoger beroep daaronder begrepen. Vervolgens zijn de kennisgeving van het hoger beroep en de oproeping voor de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep naar het door hem opgegeven adres in Polen gestuurd.
Op de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij het adres van zijn moeder in Polen had opgegeven, maar dat hij daar zelf niet woonde en dat zijn moeder op zeker moment verhuisd is. Hij heeft geen adreswijzigingen doorgegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, voor zover hij niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om bij zijn proces aanwezig te zijn, minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie, zodat geen sprake is van schending van zijn verdedigingsrechten.

6.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: Poolse rechtstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 6, 7, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).