4.2.2Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot de vraag of sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens haar kan echter niet bewezen worden dat verdachte hieraan heeft deelgenomen. Van de 22 zaaksdossiers is er slechts één die een link heeft met verdachte. Dat verdachte contact heeft gehad met de medeverdachten moet niet worden gezien in het licht van de criminele organisatie, maar in het licht van een gemeenschappelijk sociaal netwerk. De aanwezigheid van foto’s van (al dan niet gestolen) motoren op de telefoon van verdachte maakt dat niet anders. Zelfs in het geval dat de rechtbank tot het oordeel zou komen dat verdachte strafbare handelingen heeft verricht met betrekking tot de motoren, dan is dat niet in het kader van de criminele organisatie geweest.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs. Hoewel verdachte motoren aan derden heeft aangeboden, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte enige witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van die motoren. Verdachte kan ook niet als medepleger worden aangemerkt omdat niet kan worden vastgesteld dat hij enige bijdrage heeft verricht.
4.2.3Vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Het juridisch kader ten aanzien van artikel 140 Sr
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Aan de hand van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot artikel 140 Sr, de 22 zaaksdossiers en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens de stukken in het dossier is vanaf 12 juni 2021 sprake geweest van een samenwerking tussen met name [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daarnaast komen in het dossier ook andere personen (al dan niet in afwisselende samenstelling) in beeld. Deze groep personen hield zich op grote schaal bezig met de diefstal van motoren, waarbij ieder van hen één of meerdere rollen vervulden. In het dossier bevinden zich (samenvattingen van) chatgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een belangrijke rol in de organisatie hadden. [medeverdachte 2] had een aansturende en organisatorische rol en zocht kopers voor potentieel te stelen motoren. [medeverdachte 1] was betrokken bij de voorfase waarin de motoren werden uitgezocht en nam in sommige gevallen ook deel aan het wegnemen van de motoren en daarnaast stelde hij zijn auto ter beschikking of regelde een busje voor het vervoer van de motoren. [medeverdachte 3] was met name betrokken bij de uitvoering van de diefstallen.
Door deze groep werd gehandeld volgens een vrijwel geheel vaststaande werkwijze. [medeverdachte 1] voerde voorverkenningen uit op parkeerplaatsen en in parkeergarages, waarbij hij foto’s en filmpjes maakte van motoren. Dit beeldmateriaal stuurde hij door naar [medeverdachte 2] , die vervolgens een koper zocht voor de motoren. Ook werden door verschillende personen kentekenbevragingen gedaan bij het RDW om achter het bouwjaar (en dus de verkoopwaarde) van een motor te komen. Nadat door [medeverdachte 2] een koop was gesloten en opdracht was gegeven om een bepaalde motor weg te nemen, werd deze (veelal na braak in de parkeergarage waar de motor stond geparkeerd en/of verbreking van het slot van de motor) door meerdere personen in een gehuurd busje gerold en getransporteerd naar een tweede locatie. Bij het wegnemen van de motoren waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in veel gevallen betrokken. Op deze tweede locatie, vaak de Brentanostraat of Hilversumstraat in Amsterdam, werden de motoren ‘koud gezet’. Als na een paar dagen de motor nog steeds op die locatie stond (en dus niet was getraceerd door de eigenaar of door de politie), dan werd deze weer middels een gehuurd busje opgehaald en getransporteerd naar een loodsencomplex aan de [adres loodsencomplex] .
Bij verdachte is op 28 september 2021 een telefoon inbeslaggenomen met goednummer 6103166. Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze telefoon van hem is. Er is onderzoek verricht naar de data van deze telefoon en daaruit is onder meer het volgende gebleken.
Op de telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen [naam 1] en [naam 2] dat heeft plaatsgehad in september 2021.[naam 1] is verdachte. Verdachte heeft op 23 september 2021 drie foto’s naar [naam 2] gestuurd, waarop een BMW motor met kenteken [kenteken] te zien is in een parkeergarage. Deze motor is op 9 november 2022 gestolen uit een parkeergarage. Dezelfde foto’s zijn aangetroffen op de bij [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon en uit onderzoek is gebleken dat de foto’s op 4 augustus 2021 gemaakt zijn.
In hetzelfde chatgesprek tussen verdachte en [naam 2] heeft verdachte op 6 september 2021 om 17:00 uur een foto van het kenteken [kenteken] verstuurd.[naam 2] vroeg vervolgens ‘Euro?’, waarop verdachte reageerde ‘1500’. Het kenteken [kenteken] hoort bij een motor die tussen 6 september 2021 om 21:00 uur en 7 september 2021 om 07:45 uur is gestolen.
Verder is op de telefoon van verdachte een chatgesprek aangetroffen tussen [naam 1] (name [verdachte] ) (verdachte) en [naam 3] dat begon op 9 augustus 2021 en eindigde op 27 september 2021.Op 25 augustus 2021 om 13:09 uur heeft verdachte een foto van een motor met kenteken [kenteken] verstuurd naar [naam 3] , die een paar minuten eerder om 13:03 uur is gemaakt. [naam 3] vroeg ‘Hvl’ (de rechtbank begrijpt: hoeveel) en verdachte antwoordde ‘14’. De motor met kenteken [kenteken] is gestolen tussen 25 augustus 2021 om 20:15 uur en 26 augustus 2021 om 07:30 uur. De foto die door verdachte is verstuurd, is ook op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook vond tussen verdachte en [naam 3] op 6 september 2021 om 17:00 uur een chatgesprek plaats, waarbij verdachte een foto (gemaakt op 6 september 2021 om 16:55 uur) verstuurde met een motor voorzien van kenteken [kenteken] .Ook hier vroeg [naam 3] ‘Hvl’ waarop verdachte zei ‘1500’. Deze motor is tussen 6 september 2021 om 21:00 uur en 7 september 2021 om 07:45 uur gestolen.
Op de telefoon van verdachte zijn eveneens chatgesprekken aangetroffen tussen verdachte en [naam 4] over motoren en zijn er meerdere foto’s van motoren door verdachte naar [naam 4] verstuurd. Op deze foto’s zijn alleen de kentekens [kenteken] en [kenteken] leesbaar. Verdachte heeft op 25 augustus 2021 om 13:04 uur een foto naar [naam 4] van kenteken [kenteken] verstuurd. [naam 4] vroeg vervolgens naar de prijs waarop verdachte antwoordde ‘14’. Op 6 september 2021 om 17:00 uur heeft verdachte een foto waarop het kenteken [kenteken] te zien is naar [naam 4] verstuurd. Hierop vroeg [naam 4] wederom naar de prijs waarna verdachte reageerde met ‘1400’.
Op de bewuste telefoon zijn ook foto’s aangetroffen van kentekens van overige gestolen motoren, waaronder het kenteken [kenteken] .
Bij verdachte is vervolgens op 20 februari 2023 een telefoon met goednummer 6304366 in beslag genomen. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat dit zijn telefoon is.
In de data van deze telefoon zijn foto’s van tien (motoren met) kentekens aangetroffen, die allemaal gestolen zijn in de periode van december 2022 tot en met februari 2023.
Verder is in de telefoon in chatberichten en op foto’s de locatie [adres loodsencomplex] aangetroffen.Op deze locatie zijn in box 31 op 25 januari 2023 zeven gestolen motoren aangetroffen.
Ook is een chatgesprek tussen [naam account] , waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat dit zijn snapchat account is, en [naam 5] gevonden, dat begon op 24 mei 2022 en eindigde op 18 februari 2023.In dit gesprek zijn door [naam 5] verschillende berichten verstuurd waarin kentekens zijn genoemd. Van vier van deze kentekens bleek uit onderzoek dat ze hoorden bij motoren die zijn gestolen in 2022 en 2023. Daarnaast heeft verdachte meerdere keren aan [naam 5] gevraagd om motoren. Op 1 februari 2023 heeft [naam 5] twee foto’s van een motor met kenteken [kenteken] naar verdachte gestuurd. Deze motor is tussen 12 en 13 februari 2023 gestolen. Tot slot vond op 18 februari 2023 een gesprek tussen hen plaats, dat zou gaan over de bestelling van motoren.
Duurzaam samenwerkingsverband
De rechtbank is van oordeel dat het stelselmatige en georganiseerde toepassen van de eerder genoemde werkwijze gedurende een dergelijk lange periode als genoemd in de tenlastelegging onder feit 1 primair met een groep van veelal dezelfde personen maakt dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Het oogmerk van deze organisatie was gericht op het stelen en helen van motoren.
Deelneming van verdachte
Op basis van de bovenstaande feiten en omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft geprobeerd motoren te verkopen die op dat moment al gestolen waren of nog gestolen zouden worden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij foto’s van motoren van anderen doorgestuurd kreeg, in de verleiding is geraakt om die proberen door te verkopen. De rechtbank constateert verder dat niet van alle motoren, waarover door verdachte in de chatgesprekken wordt gesproken, is komen vast te staan dat die van diefstal afkomstig zijn. Daarnaast heeft verdachte verklaard op aanvraag van anderen kentekenbevragingen van motoren bij de RDW te hebben gedaan. Met betrekking tot het aantreffen van de locatie [adres loodsencomplex] in zijn telefoon, heeft verdachte, pas na confrontatie hiermee op de terechtzitting, verklaard dat hij daar is geweest omdat hij zijn eigen motor daar naartoe heeft gebracht voor een reparatiebeurt bij een aldaar gevestigde garage. De rechtbank stelt vast dat verdachte daar overigens nooit is aangetroffen of gezien. Verdachte heeft ook verklaard [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] te kennen en dat hij met [medeverdachte 1] sinds 2018 geen contact meer heeft.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat uit het dossier kan worden geconcludeerd dat verdachte betrokken is geweest bij de verkoop van (gestolen) motoren, is er onvoldoende concreet bewijs dat verdachte de rol binnen de criminele organisatie heeft die de officieren van justitie hem toedichten, noch dat hij van diezelfde criminele organisatie deel uitmaakte. De hiervoor beschreven chatgesprekken met respectievelijk [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] betreffen namelijk telkens de kentekens van dezelfde drie gestolen motoren. In die chatgesprekken wordt weliswaar ook over andere motoren gesproken, maar daarvan zijn geen kentekens bekend of zichtbaar zodat niet is komen vast te staan dat die andere motoren (ook) van diefstal afkomstig zijn.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.