ECLI:NL:RBAMS:2023:8175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
13/061001-23 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van een gestolen motor met vrijspraak voor deelneming aan een criminele organisatie

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzetheling van een gestolen motor en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzethelen van een motor, maar heeft hem vrijgesproken van de deelneming aan een criminele organisatie. De zaak kwam voort uit een uitgebreid opsporingsonderzoek naar motordiefstallen in Amsterdam, waarbij de verdachte in beeld kwam door zijn betrokkenheid bij de verkoop van gestolen motoren. Tijdens de zitting op 30 november 2023 werd de vordering van de officieren van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelneming aan een criminele organisatie, maar dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de opzetheling van een motor op 21 september 2021. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/061001-23 (Promis)
Datum uitspraak: 14 december 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam justitieel complex] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A.L. Wagenaar en mr. H.F. van Kregten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1 primair:
deelneming aan een criminele organisatie bestaande uit onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het stelen en witwassen van motoren in vereniging in de periode van 1 april 2021 tot en met 27 februari 2023 in Amsterdam;
Feit 1 subsidiair:
gewoontewitwassen van motoren in vereniging in de periode van 1 april 2021 tot en met 27 februari 2023 in Amsterdam;
Feit 2 primair:
diefstal van een motor in vereniging op 21 september 2021 in Amsterdam;
Feit 2 subsidiair:
opzetheling van een motor in vereniging op 21 september 2021 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In 2021 is door de politie – naar aanleiding van onevenredig veel aangiften van motordiefstallen in Amsterdam – het opsporingsonderzoek NOMOTO gestart. In het kader van dat onderzoek zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 14 augustus 2021 aangehouden wegens de diefstal van een motor in Amsterdam. Naar aanleiding van deze aanhoudingen zijn de telefoons van de drie medeverdachten in beslag genomen en onderzocht. Uit de data op deze telefoons kwamen aanwijzingen naar voren dat deze medeverdachten zich samen met andere mogelijke betrokkenen op grote schaal bezighielden met motordiefstallen in Amsterdam en omstreken, die op georganiseerde wijze werden uitgevoerd. Dit onderzoek heeft geleid tot de verdenking dat een min of meer vaste groep van personen betrokken was bij 53 motordiefstallen gepleegd in de afgelopen jaren, waarbij de werkwijze op grote lijnen telkens overeenkwam.
Ook verdachte is daarbij in beeld gekomen als mogelijke betrokkene bij deze organisatie op basis van de op de telefoons van de medeverdachten aangetroffen data. Nadat ook de telefoon van verdachte in beslag was genomen en uitgelezen, is daarnaast de verdenking ontstaan dat hij betrokken is geweest bij een motordiefstal op 21 september 2021 in Amsterdam.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie (feit 1 primair) dan wel aan het in vereniging gewoontewitwassen van motoren (feit 1 subsidiair). Ook moet de rechtbank beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal dan wel opzetheling van een motor (feit 2 primair en subsidiair).
4.2
Het onder feit 1 ten laste gelegde
4.2.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de periode van 1 april 2021 tot en met 27 februari 2023. Er is sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tot het stelen, helen en witwassen van motoren. Hierbij werd telkens een vergelijkbare werkwijze gebruikt. Verdachte heeft binnen dat samenwerkingsverband een belangrijke rol vervuld omdat hij degene was die de gestolen motoren heelde. Ook gaf hij anderen in de organisatie opdracht tot het stelen van bepaalde motoren. Verder is hij zelf ook betrokken geweest bij het wegnemen van motoren. Doordat verdachte op deze manier betrokken was bij meerdere motordiefstallen, heeft hij deelgenomen en bijgedragen aan het oogmerk van de criminele organisatie. De officieren van justitie hebben hierbij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de bijbehorende bijlagen en de 22 zaaksdossiers.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot de vraag of sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens haar kan echter niet bewezen worden dat verdachte hieraan heeft deelgenomen. Van de 22 zaaksdossiers is er slechts één die een link heeft met verdachte. Dat verdachte contact heeft gehad met de medeverdachten moet niet worden gezien in het licht van de criminele organisatie, maar in het licht van een gemeenschappelijk sociaal netwerk. De aanwezigheid van foto’s van (al dan niet gestolen) motoren op de telefoon van verdachte maakt dat niet anders. Zelfs in het geval dat de rechtbank tot het oordeel zou komen dat verdachte strafbare handelingen heeft verricht met betrekking tot de motoren, dan is dat niet in het kader van de criminele organisatie geweest.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs. Hoewel verdachte motoren aan derden heeft aangeboden, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte enige witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van die motoren. Verdachte kan ook niet als medepleger worden aangemerkt omdat niet kan worden vastgesteld dat hij enige bijdrage heeft verricht.
4.2.3
Vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Het juridisch kader ten aanzien van artikel 140 Sr
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. [1]
Vaststaande feiten en omstandigheden
Aan de hand van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot artikel 140 Sr, de 22 zaaksdossiers en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. [2]
Blijkens de stukken in het dossier is vanaf 12 juni 2021 sprake geweest van een samenwerking tussen met name [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daarnaast komen in het dossier ook andere personen (al dan niet in afwisselende samenstelling) in beeld. Deze groep personen hield zich op grote schaal bezig met de diefstal van motoren, waarbij ieder van hen één of meerdere rollen vervulden. In het dossier bevinden zich (samenvattingen van) chatgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een belangrijke rol in de organisatie hadden. [medeverdachte 2] had een aansturende en organisatorische rol en zocht kopers voor potentieel te stelen motoren. [medeverdachte 1] was betrokken bij de voorfase waarin de motoren werden uitgezocht en nam in sommige gevallen ook deel aan het wegnemen van de motoren en daarnaast stelde hij zijn auto ter beschikking of regelde een busje voor het vervoer van de motoren. [medeverdachte 3] was met name betrokken bij de uitvoering van de diefstallen.
Door deze groep werd gehandeld volgens een vrijwel geheel vaststaande werkwijze. [medeverdachte 1] voerde voorverkenningen uit op parkeerplaatsen en in parkeergarages, waarbij hij foto’s en filmpjes maakte van motoren. Dit beeldmateriaal stuurde hij door naar [medeverdachte 2] , die vervolgens een koper zocht voor de motoren. Ook werden door verschillende personen kentekenbevragingen gedaan bij het RDW om achter het bouwjaar (en dus de verkoopwaarde) van een motor te komen. Nadat door [medeverdachte 2] een koop was gesloten en opdracht was gegeven om een bepaalde motor weg te nemen, werd deze (veelal na braak in de parkeergarage waar de motor stond geparkeerd en/of verbreking van het slot van de motor) door meerdere personen in een gehuurd busje gerold en getransporteerd naar een tweede locatie. Bij het wegnemen van de motoren waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in veel gevallen betrokken. Op deze tweede locatie, vaak de Brentanostraat of Hilversumstraat in Amsterdam, werden de motoren ‘koud gezet’. Als na een paar dagen de motor nog steeds op die locatie stond (en dus niet was getraceerd door de eigenaar of door de politie), dan werd deze weer middels een gehuurd busje opgehaald en getransporteerd naar een loodsencomplex aan de [adres loodsencomplex] .
Bij verdachte is op 28 september 2021 een telefoon inbeslaggenomen met goednummer 6103166. Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze telefoon van hem is. Er is onderzoek verricht naar de data van deze telefoon en daaruit is onder meer het volgende gebleken.
Op de telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen [naam 1] en [naam 2] dat heeft plaatsgehad in september 2021. [3] [naam 1] is verdachte. Verdachte heeft op 23 september 2021 drie foto’s naar [naam 2] gestuurd, waarop een BMW motor met kenteken [kenteken] te zien is in een parkeergarage. Deze motor is op 9 november 2022 gestolen uit een parkeergarage. Dezelfde foto’s zijn aangetroffen op de bij [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon en uit onderzoek is gebleken dat de foto’s op 4 augustus 2021 gemaakt zijn.
In hetzelfde chatgesprek tussen verdachte en [naam 2] heeft verdachte op 6 september 2021 om 17:00 uur een foto van het kenteken [kenteken] verstuurd. [4] [naam 2] vroeg vervolgens ‘Euro?’, waarop verdachte reageerde ‘1500’. Het kenteken [kenteken] hoort bij een motor die tussen 6 september 2021 om 21:00 uur en 7 september 2021 om 07:45 uur is gestolen.
Verder is op de telefoon van verdachte een chatgesprek aangetroffen tussen [naam 1] (name [verdachte] ) (verdachte) en [naam 3] dat begon op 9 augustus 2021 en eindigde op 27 september 2021. [5] Op 25 augustus 2021 om 13:09 uur heeft verdachte een foto van een motor met kenteken [kenteken] verstuurd naar [naam 3] , die een paar minuten eerder om 13:03 uur is gemaakt. [naam 3] vroeg ‘Hvl’ (de rechtbank begrijpt: hoeveel) en verdachte antwoordde ‘14’. De motor met kenteken [kenteken] is gestolen tussen 25 augustus 2021 om 20:15 uur en 26 augustus 2021 om 07:30 uur. De foto die door verdachte is verstuurd, is ook op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook vond tussen verdachte en [naam 3] op 6 september 2021 om 17:00 uur een chatgesprek plaats, waarbij verdachte een foto (gemaakt op 6 september 2021 om 16:55 uur) verstuurde met een motor voorzien van kenteken [kenteken] . [6] Ook hier vroeg [naam 3] ‘Hvl’ waarop verdachte zei ‘1500’. Deze motor is tussen 6 september 2021 om 21:00 uur en 7 september 2021 om 07:45 uur gestolen.
Op de telefoon van verdachte zijn eveneens chatgesprekken aangetroffen tussen verdachte en [naam 4] over motoren en zijn er meerdere foto’s van motoren door verdachte naar [naam 4] verstuurd. Op deze foto’s zijn alleen de kentekens [kenteken] en [kenteken] leesbaar. Verdachte heeft op 25 augustus 2021 om 13:04 uur een foto naar [naam 4] van kenteken [kenteken] verstuurd. [naam 4] vroeg vervolgens naar de prijs waarop verdachte antwoordde ‘14’. Op 6 september 2021 om 17:00 uur heeft verdachte een foto waarop het kenteken [kenteken] te zien is naar [naam 4] verstuurd. Hierop vroeg [naam 4] wederom naar de prijs waarna verdachte reageerde met ‘1400’. [7]
Op de bewuste telefoon zijn ook foto’s aangetroffen van kentekens van overige gestolen motoren, waaronder het kenteken [kenteken] . [8]
Bij verdachte is vervolgens op 20 februari 2023 een telefoon met goednummer 6304366 in beslag genomen. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat dit zijn telefoon is.
In de data van deze telefoon zijn foto’s van tien (motoren met) kentekens aangetroffen, die allemaal gestolen zijn in de periode van december 2022 tot en met februari 2023. [9]
Verder is in de telefoon in chatberichten en op foto’s de locatie [adres loodsencomplex] aangetroffen. [10] Op deze locatie zijn in box 31 op 25 januari 2023 zeven gestolen motoren aangetroffen. [11]
Ook is een chatgesprek tussen [naam account] , waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat dit zijn snapchat account is, en [naam 5] gevonden, dat begon op 24 mei 2022 en eindigde op 18 februari 2023. [12] In dit gesprek zijn door [naam 5] verschillende berichten verstuurd waarin kentekens zijn genoemd. Van vier van deze kentekens bleek uit onderzoek dat ze hoorden bij motoren die zijn gestolen in 2022 en 2023. Daarnaast heeft verdachte meerdere keren aan [naam 5] gevraagd om motoren. Op 1 februari 2023 heeft [naam 5] twee foto’s van een motor met kenteken [kenteken] naar verdachte gestuurd. Deze motor is tussen 12 en 13 februari 2023 gestolen. Tot slot vond op 18 februari 2023 een gesprek tussen hen plaats, dat zou gaan over de bestelling van motoren.
Duurzaam samenwerkingsverband
De rechtbank is van oordeel dat het stelselmatige en georganiseerde toepassen van de eerder genoemde werkwijze gedurende een dergelijk lange periode als genoemd in de tenlastelegging onder feit 1 primair met een groep van veelal dezelfde personen maakt dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Het oogmerk van deze organisatie was gericht op het stelen en helen van motoren.
Deelneming van verdachte
Op basis van de bovenstaande feiten en omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft geprobeerd motoren te verkopen die op dat moment al gestolen waren of nog gestolen zouden worden. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij foto’s van motoren van anderen doorgestuurd kreeg, in de verleiding is geraakt om die proberen door te verkopen. De rechtbank constateert verder dat niet van alle motoren, waarover door verdachte in de chatgesprekken wordt gesproken, is komen vast te staan dat die van diefstal afkomstig zijn. Daarnaast heeft verdachte verklaard op aanvraag van anderen kentekenbevragingen van motoren bij de RDW te hebben gedaan. Met betrekking tot het aantreffen van de locatie [adres loodsencomplex] in zijn telefoon, heeft verdachte, pas na confrontatie hiermee op de terechtzitting, verklaard dat hij daar is geweest omdat hij zijn eigen motor daar naartoe heeft gebracht voor een reparatiebeurt bij een aldaar gevestigde garage. De rechtbank stelt vast dat verdachte daar overigens nooit is aangetroffen of gezien. Verdachte heeft ook verklaard [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] te kennen en dat hij met [medeverdachte 1] sinds 2018 geen contact meer heeft.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat uit het dossier kan worden geconcludeerd dat verdachte betrokken is geweest bij de verkoop van (gestolen) motoren, is er onvoldoende concreet bewijs dat verdachte de rol binnen de criminele organisatie heeft die de officieren van justitie hem toedichten, noch dat hij van diezelfde criminele organisatie deel uitmaakte. De hiervoor beschreven chatgesprekken met respectievelijk [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] betreffen namelijk telkens de kentekens van dezelfde drie gestolen motoren. In die chatgesprekken wordt weliswaar ook over andere motoren gesproken, maar daarvan zijn geen kentekens bekend of zichtbaar zodat niet is komen vast te staan dat die andere motoren (ook) van diefstal afkomstig zijn.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.4
Vrijspraak van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat, hoewel is komen vast te staan dat verdachte gestolen motoren heeft geprobeerd te verkopen, niet bewezen is dat hij enige witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van die motoren. De rechtbank acht op basis van het dossier evenmin bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking waaraan verdachte een materiële bijdrage heeft geleverd. Verdachte zal daarom ook van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3
Het onder feit 2 ten laste gelegde (zaaksdossier 16)
4.3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte van [aangever] (aangever) en de data op de bij verdachte inbeslaggenomen telefoon. Op die telefoon zijn foto’s aangetroffen van de gestolen motor van aangever, die midden in de nacht zijn gemaakt. Op 21 september 2021 heeft verdachte – kort na de diefstal – deze foto’s verstuurd naar [naam 2] met het chatbericht ‘Ik heb gisteren meteen gewerkt. Ik heb dit gehaald. Heb je niet iemand die dit wil. 2021, dan kan ik dat ook gelijk brengen toch’. Hieruit blijkt dat verdachte de motor op 21 september 2021 in vereniging heeft gestolen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Er is geen bewijs dat verdachte feitelijke betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van de motor. Het enkele feit dat op zijn telefoon foto’s van de motor zijn aangetroffen, maakt dit niet anders nu deze foto’s ook op de telefoon van [medeverdachte 3] zijn aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet wie die foto’s heeft gemaakt. Daarnaast gaat het om een screenshot van het door de officieren van justitie aangehaalde gesprek, waarop niet te zien is wie dit gesprek heeft gevoerd. Daarom kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het verdachte was die dit gesprek heeft gevoerd. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde heling, is niet komen vast te staan dat verdachte de beschikkingsmacht over de motor heeft gehad of deze daadwerkelijk heeft doorverkocht.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet is bewezen en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte op 21 september 2021 aanwezig is geweest bij de diefstal of daar in enige zin aan heeft deelgenomen. Dat op zijn telefoon foto’s zijn aangetroffen van de bewuste motor – die overigens ook op de telefoon van [medeverdachte 3] zijn aangetroffen – maakt dit niet anders. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank wel de subsidiair ten laste gelegde heling bewezen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen waarin het chatgesprek van 21 september 2021 is beschreven, gaat het hier niet om een screenshot van een gesprek nu uit de data blijkt dat het gesprek plaatsvindt tussen [nummer] ( [naam 2] ) en [nummer] ( [naam 1] ). De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte (als de eigenaar van de telefoon die bij hem in beslag is genomen onder goednummer 6103166) degene is die de berichten naar [naam 2] heeft verstuurd. Uit deze berichten en de foto’s van de gestolen motor blijkt dat verdachte wetenschap had van de diefstal en van het feit dat hij een gestolen motor te koop aanbood. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien verklaard dat hij wist dat hij een gestolen motor te koop aanbood.
De rechtbank is, gelet op het feit dat verdachte de motor te koop aanbood, voorts van oordeel dat hij deze motor voorhanden had nu hij daarover feitelijke zeggenschap had. Ingevolge vaste rechtspraak is daarbij niet vereist dat de motor zich in de fysieke nabijheid van verdachte bevindt. [13]
Aangezien verdachte aan [naam 2] heeft gevraagd of hij iemand kende die geïnteresseerd was in de koop van de motor, is naar het oordeel van de rechtbank voorts sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de opzetheling van de bewuste motor.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 2 subsidiair:
op 21 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een motor (Kawasaki, gekentekend [kenteken] ) voorhanden heeft gehad en te koop heeft aangeboden, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen onder 1 primair en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met toepassing van artikel 63 Sr. Ook gaat het om oude feiten en zou de financiële schade relatief beperkt zijn gebleven voor het slachtoffer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een gestolen motor. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen motoren. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren vier keer eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder motorvoertuigendiefstal en opzetheling.
Strafoplegging
Alles afwegende – en gelet op het feit dat de rechtbank tot minder bewezen verklaarde feiten komt dan de officieren van justitie – komt de rechtbank tot de volgende straf. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.

9.In beslag genomen telefoon

Teruggave
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat de in beslag genomen telefoon moet worden verbeurd verklaard. De verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoon (goednummer: 6304366), dat aan verdachte toebehoort, aan hem moet worden teruggegeven nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en het onder feit 2 subsidiair bewezen geachte niet met behulp van deze telefoon is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
het medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie (3) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van een telefoon (goednummer 6304366, Apple).
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mr. R.A. Overbosch en mr. V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2023.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen van het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Amsterdam-Oost met documentnummer 17312335 (proces-verbaal van bevindingen criminele organisatie), afgesloten en ondertekend op 2 maart 2023.
3.Bijlage 1, digitale p. 14.
4.Bijlage 1, digitale p. 14 en 18.
5.Bijlage 1, digitale p. 56-57.
6.Bijlage 1, digitale p. 58-59.
7.Bijlage 6, digitale p. 17.
8.Bijlage 4, digitale p. 57 en 61.
9.Bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met nummer 2021165684, documentcode 17631001 (eerste onderzoek telefoon iPhone7 goednummer 6304366), op 28 februari 2023, p. 8.
10.Bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met nummer 2021165684, documentcode 17631001 (eerste onderzoek telefoon iPhone7 goednummer 6304366), op 28 februari 2023, p. 9.
11.Bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] met nummer 2021165684, documentcode 17622948 (loodsencomplex [adres loodsencomplex] ), op 27 februari 2023, p. 50.
12.Bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] met nummer 2021165684, documentcode 17950133 (onderzoek telefoon [verdachte] goednummer 6304366), op 14 augustus 2023, p. 2-4.
13.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 5 augustus 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3411.