ECLI:NL:GHAMS:2014:3411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
23-003634-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van heling van kledingstukken in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van heling van diverse kledingstukken, die waren aangetroffen in een woning waar zij verbleef. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van diefstal en heling van goederen van verschillende modewinkels, waaronder V&D, H&M, Hema, Coolcat en Zara, in de periode van 1 september 2012 tot en met 16 april 2013.

Tijdens de zitting op 22 juli 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof kwam tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, dat betrekking had op de goederen die in de woning aan de [adres 3] waren aangetroffen, werd wel bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte feitelijke zeggenschap had over de goederen, ondanks dat het niet haar woning was, omdat zij daar regelmatig verbleef en post ontving.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De straf was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof benadrukte dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig had gemaakt aan heling van een aanzienlijke hoeveelheid goederen, wat bijdroeg aan de vermogenscriminaliteit.

Uitspraak

parketnummer: 23-003634-13
datum uitspraak: 5 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-701794-13 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats]) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 16 april 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen het/de hierna te noemen goed(eren), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan V&D (ad A) en/of H&M (ad B) en/of Hema (ad C) en/of Coolcat (ad D) en/of Zara (ad E), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en wel onder anderen:
A: in/uit een of meer vestiging(en)/"shop(s) in shops" van/in V&D, een of meer kledingstuk(ken) en/of
B: in/uit een of meer vestiging(en) van H&M, een of meer kledingstuk(ken) en/of schoenen en/of sieraden en/of
C: in/uit een of meer vestiging(en) van de Hema, een of meer kledingstuk(ken) en/of sieraden en/of handdoeken en/of
D: in/uit een of meer vestiging(en) van Coolcat, een of meer kledingstuk(ken) en/of
E: in/uit een of meer vestiging(en) van Zara, een of meer kledingstuk(ken)
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van de beveiligingstag/alarmlabel van voornoemde kledingstuk(ken) en/of sieraden en/of schoenen en/of handdoeken;
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 16 april 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een of meer kledingstukken afkomstig van een of meer vestiging(en)/"shop(s) in shops" van V&D en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of schoenen en/of sieraden afkomstig van een of meer vestigingen van H&M en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of sieraden en/of handdoeken afkomstig van een of meer vestiging(en) van de Hema en/of
- een of meer kledingstuk(ken) afkomstig van een of meer vestiging(en) van Coolcat en/of
- een of meer kledingstuk(ken) afkomstig van een of meer vestiging(en) van Zara,
in elk geval enig(e) goed(eren), heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie van het tenlastegelegde komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Het hof is – met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde

Het hof is – met de rechtbank, advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat het deel van het subsidiair tenlastegelegde dat betrekking heeft op de goederen die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte van dit deel dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte geheel dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de goederen die zijn aangetroffen op de [adres 3], nu het niet verdachtes woning betrof waar de goederen zijn aangetroffen en zij daar evenmin verbleef.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het voorhanden hebben van een goed of goederen zoals bedoeld in artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht veronderstelt feitelijke zeggenschap ten aanzien van dat goed of die goederen. Hierbij is niet vereist dat de goederen zich altijd in de fysieke nabijheid van de verdachte bevinden.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte vanaf 5 september 2012 tot 12 november 2012 ingeschreven heeft gestaan op de [adres 3], het adres van medeverdachte [medeverdachte]. Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie op 18 april 2013 verklaard dat verdachte vanaf september 2012 een aantal weken in zijn tweekamerwoning aan de [adres 3] heeft gewoond. Voorts heeft deze medeverdachte verklaard dat de verdachte sindsdien ongeveer drie nachten per week bij hem heeft verbleven t op de [adres 3] en op 15 april 2013 voor het laatst op dat adres heeft geslapen. Daarnaast zijn blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2013 meerdere poststukken aangetroffen in de woning aan de [adres 3] die gericht waren aan de verdachte en geadresseerd waren aan de [adres 3] . Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2013 lagen er in de woning een groot aantal zakken, tassen en dozen. Sommige tassen stonden open, waardoor er kleding zichtbaar was waaraan de prijskaartjes nog bevestigd waren. In de woning lag tevens een tas met een grote hoeveelheid beveiligingstags.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in eerste instantie constant en daarna zeer regelmatig verbleef in de tweekamerwoning aan de [adres 3], waar de goederen in grote hoeveelheden in het zicht lagen. Hoewel het niet verdachtes woning is, is zij door haar veelvuldige verblijf in die woning en het gebruik van het woonadres voor post feitelijk wel aan te merken als een frequente bewoonster. Het hof leidt uit dit regelmatige gebruik door verdachte van de ruimten aan de [adres 3] af dat verdachte op verschillende momenten in de periode van 1 september 2012 tot en met 16 april 2013 feitelijke zeggenschap heeft verkregen en uitgeoefend over de kleding, sieraden en schoenen en over voornoemde goederen heeft beschikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
zij in de periode van 1 september 2012 tot en met 16 april 2013 te Amsterdam
- kledingstukken afkomstig van een of meer vestigingen van V&D en
- kledingstukken, schoenen en sieraden afkomstig van een of meer vestigingen van H&M en
- kledingstukken en sieraden afkomstig van een of meer vestigingen van de Hema en
- kledingstukken afkomstig van een of meer vestigingen van Coolcat en
- kledingstukken afkomstig van een of meer vestigingen van Zara,
voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan heling van een grote hoeveelheid kleding, schoenen en sieraden. Deze goederen vertegenwoordigen tezamen een aanzienlijke financiële waarde. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte er blijk van gegeven het eigendomsrecht van anderen niet te eerbiedigen en dusdoende bijgedragen aan het in stand houden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juli 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Een lichtere strafmodaliteit komt – gelet op verdachtes recidive en de aard van het feit – thans niet meer in aanmerking.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. H.J. Bronkhorst en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 augustus 2014.
Mr. H.J. Bronkhorst en mr. J.G.B. Pikkemaat zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[...]