Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
money service business) genoemd. Hun doel is het faciliteren van klanten bij het overmaken van geld naar begunstigden in het buitenland, die vaak geen bankrekening hebben. Zo faciliteren zij kleine overmakingen naar landen zoals Somalië en realiseren op die manier family support in regio’s waar de bancaire infrastructuur voor een groot deel van de bevolking niet of slechts beperkt beschikbaar is. Nedsom en Caleen hebben beide een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB).
inde betaalopdracht de informatie van de betaler en de begunstigde moet verstrekken.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Wettelijk kader - definities
betaaldienstverlener:degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten” (artikel 1:1 Wft). Zowel banken (ABN AMRO) als ‘betaalinstellingen’ (een betaaldienstverlener met een vergunning, zoals Nedsom en Caleen) zijn ‘betaaldienstverleners’ in de zin van de Wft (en dus ‘betalingsdienstaanbieders’ in de zin van de Wtr2). Een voorbeeld van een betaaldienstverlener waarop de Wtr2 van toepassing is, is de ‘
Money Service Business(MSB)’, zoals Nedsom c.s. Hierna zullen steeds de begrippen uit de Wtr2 worden gebruikt.
“waar passend in monitoring achteraf of in realtime”(artikel 11 lid 2 Wtr2).
bij de geldovermakingop de wijze zoals ABN AMRO stelt, namelijk in de internationale financiële berichtenstandaard ISO 20022. Nedsom c.s. stellen dat ABN AMRO dat niet van hen kan verlangen.
nade doorzending van de geldovermaking de vereiste informatie op te vragen. Verder blijkt uit de considerans van de Wtr2 (overweging 6) dat het niet de bedoeling van de verordening is om onnodige lasten of kosten op te leggen aan betalingsdienstaanbieders of personen die gebruikmaken van hun diensten, en dat de preventieve aanpak gericht en proportioneel moet zijn. Het is aannemelijk dat de uitleg van ABN AMRO voor Nedsom c.s. exponentieel hogere kosten zou meebrengen.
guidance’ nadere eisen stelt aan de informatievergaring door (intermediaire) betalingsdienstverleners of de bodemrechter heeft geoordeeld dat ABN AMRO haar eisen terecht stelt. Daarbij komt dat de Wtr2 de opvolger is van de Wtr, die in 2007 in werking is getreden. Ook in de eerdere verordening was reeds de verplichting opgenomen om informatie over in ieder geval de betaler te verstrekken (in de Wtr2 is de verplichting ook informatie te vertrekken over de begunstigde erbij gekomen). De verplichtingen die ABN AMRO nu aan Nedsom c.s. wil opleggen, zien (ook) op informatie over de betaler. ABN AMRO heeft niet eerder dan 2022 bezwaar gemaakt tegen de wijze van geld overmaken van Nedsom c.s. Naar eigen zeggen omdat eerst toen uit een interne audit kwam dat al jaren (sinds 2007?) niet aan de Wtr werd voldaan. Al die tijd heeft er echter geen haan naar gekraaid (in het bijzonder DNB niet). Dat maakt dat aan het belang van ABN AMRO om nu binnen enkele weken van Nedsom c.s. te verwachten dat zij voldoen aan de door ABN AMRO gestelde eisen minder waarde moet worden gehecht. Nedsom c.s. heeft anderzijds een groot belang bij voortzetting van de dienstverlening op de wijze zoals dat voorheen gebeurde. Als alle betalingen moeten worden gesplitst brengt dat een exponentiele groei van de kosten mee, en is de wijze van bedrijfsvoering van Nedsom c.s. niet meer rendabel en zullen zij hun onderneming moeten beëindigen. Dat lijkt niet in het belang van de klanten van Nedsom c.s. (en het maatschappelijk belang). Nedsom c.s. hebben laten zien dat ook de Minister van Financiën grote waarde hecht aan de dienstverlening die MSB’s als Nedsom c.s. bieden. [2]
agents’ die in het land van ontvangst de gelden uitbetalen aan de uiteindelijke begunstigden. Deze vorm van controle (
know your customers customer, KYCC)valt voorshands niet af te leiden uit de Wtr2.
1.619,00(tarief complex kort geding)