ECLI:NL:RBAMS:2023:8022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
13/227472-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. Het EAB, dat op 10 oktober 2022 werd uitgevaardigd door de Rechtbank Boekarest, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 7 november 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit bezit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vijf jaar moet ondergaan in Roemenië voor illegale handel in verdovende middelen, zoals vermeld in het EAB.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J.R.M. Vermolen als voorzitter, samen met mrs. E. Biçer en L. Sanders, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/227472-23
Datum uitspraak: 21 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 oktober 2022 door
Tribunalul Bucureşti – Secţia I Penală(Rechtbank Boekarest – Sector Strafzaken, 1e Afdeling), Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 november 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan en (telefonisch) door een tolk in de Roemeense taal. De raadsman heeft geen verweren gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een strafvonnis nr. 677/04-06-2021 van de Rechtbank Boekarest – Sector Strafzaken – 1e Afdeling, uitgesproken in het dossier nr. 34897/3/2020, dat onherroepelijk is geworden bij het Arrest nr. 253/A/15-03-2022 van het Hof van Beroep Boekarest - Sector Strafzaken – 1e Afdeling.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf wordt volgens het EAB de duur van de aanhouding en preventieve hechtenis, namelijk van 4 augustus 2020 tot 2 september 2020 in mindering gebracht. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis/arrest.
Dit vonnis/arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank overweegt dat als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dat dan de laatste van die beslissingen relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit de aanvullende informatie van 26 oktober 2023 volgt dat er een proces in hoger beroep heeft plaatsgevonden, waarbij de zaak ten gronde is behandeld. De rechtbank zal daarom alleen het proces in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
In het EAB en de voornoemde aanvullende informatie van 26 oktober 2023 staat dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.

5.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In de brief van 12 oktober 2023 van de commissaris van de penitentiaire politie, de Directeur van de Nationale Administratie van de Penitentiaire Inrichtingen staat het volgende:
Naar aanleiding van uw brief d.d.11.10.2023 (zaaknummer: 34897/3/2020)
betreffende het verzoek van deNederlandse autoriteitenmet betrekking tot de
detentieomstandigheden waarin[opgeëiste persoon](geboren op [geboortedag] 1971, wonende te
[geboorteplaats] , die is veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf), na eventuele overlevering
terecht zal komen, delen wij u het volgende mede:
1. Indien de persoon die van zijn vrijheid is beroofd aan de Roemeense
autoriteiten wordt overgeleverd op Henri Coandă Luchthaven in Boekarest, zal hij
aanvankelijk in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie 2] worden geplaatst, en dit
voor een periode van 21 dagen quarantaine, in een cel waarin hij over minimaal 3 m²
leefruimte zal beschikken.
(…)
Rekening houdend met de duur van de gevangenisstraf zal betrokkene aanvankelijk worden geplaatst in eengesloten inrichting. Rekening houdend met zijn woonplaats zal hij naar verwachting gedetineerd worden in dePenitentiaire Inrichting [plaats detentie 2].
(…)
Rekening houdend met het vooruitzicht van de maatregelen van het "Actieplan voor de periode 2020 - 2025, dat is opgesteld ter uitvoering van de beslissing in de zaak Rezmiveș en anderen tegen Roemenië, alsmede van de beslissingen die zijn genomen in de zaken Bragadireanu tegen Roemenië", evenals het aantal gedetineerden dat momenteel door de Nationale Administratie van Penitentiaire Inrichtingen wordt vastgehouden, garandeert de Nationale Administratie van de Penitentiaire Inrichtingen, als gevolg van het door de
Roemeense Staat gevoerde strafrechtbeleid, de terbeschikkingstelling van een individuele ruimte van ten minste 3 m² voor de gehele duur van de tenuitvoerlegging van de straf, met inbegrip van het bed en het bijbehorende meubilair,en met uitzondering van de ruimte voor de sanitaire groep.
Nationale Administratie van Penitentiaire Inrichtingen waarborgt de uitvoering van de vrijheidsstraf onder fatsoenlijke omstandigheden en garandeert de eerbiediging van de menselijke waardigheid, en dit zowel tijdens de feitelijke duur van de straf als tijdens de periode van quarantaine en observatie.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Tribunalul Bucureşti – Secţia I Penală(Rechtbank Boekarest – Sector Strafzaken, 1e Afdeling), Roemenië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. Biçer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.