In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van haar advocaat, [gedaagde], wegens vermeende beroepsfouten in de procedure tegen de verkoper van een paard. Eiser heeft het paard op 11 januari 2019 gekocht voor € 30.000, maar na enkele maanden openbaarde zich een gebrek. Eiser heeft de verkoper verzocht om het paard te ruilen, maar dit werd geweigerd. Eiser schakelde [gedaagde] in om de koopovereenkomst te ontbinden, maar volgens eiser heeft [gedaagde] nagelaten een ingebrekestelling te sturen en haar niet gewezen op het procesrisico van directe ontbinding zonder herstelmogelijkheid voor de verkoper. De rechtbank heeft in de eerdere procedure geoordeeld dat eiser niet heeft bewezen dat het gebrek bij de aankoop aanwezig was, waardoor haar vorderingen zijn afgewezen. In deze procedure stelt eiser dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door het verlies van de eerdere procedure. De rechtbank overweegt dat [gedaagde] niet kan worden verweten dat eiser de procedure heeft verloren, omdat eiser zelf heeft nagelaten bewijs te leveren. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt haar in de proceskosten. In reconventie vordert [gedaagde] betaling van openstaande facturen, welke door de rechtbank worden toegewezen.