ECLI:NL:RBAMS:2023:778

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
13/293328-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met garanties voor detentieomstandigheden

Op 1 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 27 oktober 2022 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die van Roemeense nationaliteit is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 januari 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in België, maar dat dit gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen door de verstrekte garanties van de Belgische autoriteiten. De rechtbank heeft de garanties beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon in een nieuwe gevangenis zal worden ondergebracht, met voldoende leefruimte en toegang tot basisvoorzieningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de garanties voldoen aan de internationale standaarden en dat er geen reden is om de overlevering te weigeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/293328-22
RK nummer: 22/4929
Datum uitspraak: 1 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 25 november 2022 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 oktober 2022 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië), op [geboortedag] 1978,
wonende op het adres:
[adres],
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. F.T.C. Dölle, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
aanhoudingsbevel bij verstekvan 27 oktober 2022, uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [4] Bij uitspraak van 28 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat de in die zaak gegeven nieuwe detentiegarantie het gevaar van onmenselijke behandeling voor de betreffende opgeëiste persoon wegneemt. [5]
Bij brief van 2 januari 2023 van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) is, in antwoord op door het OM gestelde vragen, de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal, in geval van een eventuele aanhouding na zijn overlevering aan België, worden opgesloten in de gloednieuwe en pas geopende gevangenis van Haren.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert de dienstdoende onderzoeksrechter de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
de opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden; dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten;
-
de gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair; de gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2
o de sanitaire blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau
-
de opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen;
-
er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien; deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes; aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden:

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank van 3 januari 2023 [6] en verschillende recente mediaberichten betoogd dat ook in deze zaak sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon. De op 2 januari 2023 verstrekte garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon is te algemeen en bevat geen reactie op de geconstateerde problemen ten aanzien van de fysieke veiligheid, het onderlinge (bende)geweld tussen gedetineerden, het structurele personeelstekort en de regelmatige stakingen waardoor de afgesproken "
guaranteed services" niet geleverd worden. De raadsvrouw heeft daarom verzocht om geen gevolg te geven aan het EAB conform artikel 11, eerste lid, OLW. Subsidiair is verzocht de beslissing over het overleveringsverzoek aan te houden in afwachting van een wijziging in de omstandigheden en de in art. 11, derde lid OLW bedoelde redelijke termijn vast te stellen op maximaal 30 dagen, meer subsidiair 60 dagen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – anders dan de raadvrouw en met de officier van justitie – van oordeel dat, gelet op de hiervoor opgenomen garantie van 2 januari 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit, het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Deze individuele garantie is immers ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt en met de inhoud ervan wordt het algemene gevaar dat de rechtbank eerder heeft aangenomen, uitgesloten voor de opgeëiste persoon. In de (tussen)uitspraak van 3 januari 2023 waar de raadsvrouw naar verwijst, was niet een dergelijke op de opgeëiste persoon toegesneden garantie verstrekt. Het verweer wordt verworpen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden.

6. Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.7. Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.