9.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft daarbij het slachtoffer [benadeelde partij 1] meermalen geprobeerd te steken in zijn bovenlichaam en hem uiteindelijk geraakt in zijn linker bovenbeen. Uit het dossier komt een beeld naar voren dat verdachte in ‘het wilde weg’ heeft gestoken. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verdachte bij zijn kraag vastgepakt en tegen de muur aangedrukt om de steekbewegingen richting het slachtoffer te laten stoppen. Tijdens het verhoor van 16 maart 2023 zijn de verbalisanten geschrokken van de manier hoe ‘makkelijk’ verdachte heeft verklaard over het feit dat hij een groot mes bij zich droeg en over zijn aandeel bij dit delict. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de psychische gesteldheid van het slachtoffer. Nu de aanval op het slachtoffer plaatsvond op een openbare plaats heeft verdachte met zijn handelen de openbare veiligheid geschaad. Regelmatig verschijnen er berichten in de media over het bezit en gebruik van messen onder minderjarigen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich buiten onveilig voelt en daarom een mes bij zich draagt. De rechtbank hoort deze reden wel vaker; steeds meer jongeren voelen zich onveilig en dragen messen om zichzelf te kunnen verdedigen. Het voorhanden hebben van messen leidt tot het risico op gebruik daarvan en dit leidt tot steeds meer steekincidenten, met vaak zeer ernstige afloop. Deze ontwikkeling vormt een groot maatschappelijk probleem en zorgt voor veel onrust.
Verdachte heeft deze delicten gepleegd terwijl hij slechts acht dagen ervoor onder voorwaarden uit de voorlopige hechtenis was geschorst in de andere zaak waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt, namelijk een poging tot diefstal met geweld in vereniging. Hij heeft aangever [benadeelde partij 2] bedreigd met een mes om hem te dwingen zijn jas af te geven. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte geen rekening heeft gehouden met de eventuele gevolgen voor het slachtoffer.
Ten tijde van de gepleegde delicten liep verdachte in een proeftijd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 21 oktober 2023. Verdachte is op 11 april 2022 strafrechtelijk veroordeeld door de rechtbank in Den Haag in verband met een poging tot zware mishandeling, vernieling en een straatroof. Tot slot heeft verdachte op 24 september 2023 door het Openbaar Ministerie een strafbeschikking opgelegd gekregen (te weten een boete van € 110,00) in verband met steekwapen bezit.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van onder meer de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- de Pro Justitia rapportages, bestaande uit het rapport opgemaakt door drs. A.M.I. Peelen, GZ-psycholoog en [naam 1] , Orthopedagoog-generalist op 15 september 2023 en het rapport opgemaakt door drs. K.H. Stolk, kinder- en jeugdpsychiater, op 15 september 2023;
- het (derde) Youturn perspectiefplan opgemaakt door [detentieplaats] ’ op 31 oktober 2023;
- de rapporten van de Raad, waaronder het standpunt ten aanzien van de GBM zoals weergegeven in de briefrapportage van 9 november 2023;
- de rapporten van de WSS.
De psycholoogkomt in haar rapport van 15 september 2023 tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is er sprake van ouder- kindrelatieproblematiek, zwakbegaafdheid en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. De verdenking van poging tot straatroof (in zaak B) wordt door verdachte ontkend. Hij heeft dan ook geen inzicht gegeven in zijn gevoelens, gedachten en motieven in de aanloop naar, en tijdens, het ten laste gelegde. De psycholoog geeft daarom geen hard advies met betrekking tot de mate van toerekenen voor dit feit. Bij de poging tot doodslag/zware mishandeling (in zaak A) is er een verband tussen de vastgestelde pathologie en het ten laste gelegde. Door de combinatie van de zwakbegaafdheid, het tekort aan copingsvaardigheden, het wantrouwen in andere mensen en het beperkte geweten, waarbij verdachte vaker een steekwapen op zak heeft is hij in staat gebleken om als afweer te steken. Gezien de beperkte copingsvaardigheden is het voor verdachte moeilijk om een andere oplossing te bedenken dan het steken met een mes. Door zijn zwakke cognitieve vermogen denkt hij daarbij niet na over de mogelijke gevolgen voor zowel zichzelf als de ander. Hierdoor wordt geadviseerd het feit in verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit het algemeen eindoordeel wordt de inschatting gemaakt dat er sprake is van een hoog risico op gewelddadig gedrag als er geen interventies plaatsvinden. Er kan zelfs al gesproken worden van een startend patroon van delicten waarbij een mes gebruik wordt, indien verdachte schuldig bevonden wordt. Opvallend zijn de beperkt aanwezige protectieve factoren. Hij heeft onvoldoende geleerd om terug te vallen op zijn omgeving bij moeilijkheden en is mede door zijn lage cognitieve capaciteiten, onvoldoende in staat om problemen op adequate wijze het hoofd te bieden. Verdachte is nog niet zo lang geleden veroordeeld voor meerdere misdrijven en ondanks maatregelen heeft het hem er niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan, indien de ten laste gelegde feiten bewezen wordt geacht. Hij toont hiermee een onverstoorbaarheid, (mede) voortvloeiend uit een verminderd vermogen tot berouw en empathie, samenhangende met het onvoldoende vermogen tot mentaliseren. Dit hangt samen met een tekortschietende opvoedcontext waarbij er op vroegkinderlijke leeftijd sprake was een moeder die emotioneel onvoldoende beschikbaar was en er verder geen steunnetwerk was. Dit in combinatie met de tekorten in zijn coping, zijn impulsiviteit, het niet kunnen overzien van de gevolgen van zijn keuzes, zal er veelal in resulteren dat verdachte tot ongezonde oplossingen voor zijn problemen komt. Er is geen sprake van gestructureerde vrijetijdsbestedingen. Verdachte toont weinig interesse in school en zowel verdachte als zijn moeder zijn onvoldoende gemotiveerd voor behandeling. Om de kans op recidive te verlagen en ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte, wordt behandeling en begeleiding noodzakelijk geacht. Hierbij heeft hij een orthopedagogische omgeving nodig met veel structuur en begrenzing, waardoor hij gaat leren om zich aan regels, normen en waarden te houden en zich bewust wordt van de consequenties op zijn gedrag. Wanneer hij beter functioneert en een vertrouwensrelatie heeft opgebouwd met een behandelaar, kan er ook aandacht zijn voor het ontwikkelen van het mentaliserend en reflectief vermogen, het aanleren van alternatieve copingstrategieën, het aanleren van pro sociale gedragsalternatieven, het versterken van het empathisch vermogen en vriendenkeuzes. Hierbij wordt wel geadviseerd om de moeder te betrekken bij de behandeling. Er wordt geadviseerd tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Op basis van de PIJ-wegingslijst wordt geconcludeerd dat er sprake is van ernstige psychopathologie met een gedragsstoornis wat verdachte belemmert in zijn functioneren op meerdere levensterreinen en waar het delictgedrag uit voortvloeit. Er worden geen mogelijkheden, mede door het afhouden van behandeling van de moeder, gezien om hem binnen een ambulante setting succesvol te behandelen waardoor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel als enige alternatief wordt gezien om de geadviseerde behandeling en begeleiding met veel toezicht te bieden en zijn gedrag en ontwikkeling ten goede te keren.
De psychiaterkomt in zijn rapport van 15 september 2023 tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, zwakbegaafdheid en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van de ten laste gelegde poging doodslag en het wapenbezit. Verdachte beschikt over onvoldoende emotieregulerende en conflicthanterende vaardigheden, waardoor hij niet anders kan dan agressief worden of geweld te gebruiken. Daarnaast lukt het hem niet de gevolgen van zijn handelen op hemzelf of anderen goed te overzien. Door zijn beperkte cognitieve vermogens verliest hij in complexe situaties gemakkelijk het overzicht en lukt het hem niet om andere gedragskeuzes te maken of alternatieven af te wegen. Er wordt geadviseerd verdachte de ten laste gelegde poging doodslag en wapenbezit in verminderde mate toe te rekenen.
Omdat verdachte enig aandeel in de tenlastegelegde poging straatroof ontkent is daardoor en daarin geen inzicht verkregen in de omstandigheden voorafgaand aan, ten tijde van en na afloop van het ten laste gelegde. Wel kan gesteld worden dat, gezien deze ten laste gelegde poging straatroof kort voor de poging doodslag plaatsvond het continue karakter van de normoverschrijdend-gedragsstoornis, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken en de zwakbegaafdheid het aannemelijk is dat de gestelde stoornissen ook toentertijd aanwezig waren en ook invloed hebben gehad op verdachtes gedragskeuzes voorafgaand aan, ten tijde van en na afloop van de ten laste gelegde poging straatroof.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Het sociale netwerk van verdachte bestaat met name uit antisociale en delinquente leeftijdgenoten. Het aantal diepgaande, duurzame relaties met pro sociale leeftijdgenoten is zeer beperkt. De moeder beschikt over onvoldoende opvoedvaardigheden om verdachte bij te sturen en er is geen steunnetwerk aanwezig. Het reeds hoog ingeschatte recidiverisico wordt enkel verhoogd door de afwezigheid van protectieve factoren. Verdachte heeft behandeling nodig om zijn introspectief vermogen te verbeteren en zodoende meer inzicht te verkrijgen in zijn eigen gevoelswereld. Daarbij moet hij leren differentiëren tussen verschillende emoties en hier woorden aan leren geven. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de invloed van zijn gedrag op de ander, en diens binnenwereld. Verdachtes mentaliserend vermogen zal versterkt moeten worden, alsmede zijn empathisch vermogen. Hij behoeft ook hulp bij zijn emotieregulatie in algemene zin en zijn agressieregulatie in het bijzonder. Heden is verdachte enkel in staat tot het ontkennen van emoties of deze agressief afweren. Hij zal derhalve hulp nodig hebben bij het aanleren van een gevarieerd arsenaal aan gezonde copingmechanismen. In de behandeling zal daarnaast aandacht moeten zijn voor het aangaan en onderhouden van gezonde, duurzame relaties met leeftijdgenoten en het weerstand bieden aan de neiging om te gaan met antisociale en delinquente jongeren. Hierbij is het (opnieuw) opstarten van een gestructureerde daginvulling en vrijetijdsbesteding en vrijetijdsbesteding, zoals schoolgang, een bijbaan en/of sport van belang om contacten met pro sociale leeftijdgenoten te stimuleren. Verdachte beschikt over onvoldoende vaardigheden om zijn leven zelf te structureren, dus ook hierbij is begeleiding nodig. Het is van belang ook moeder te betrekken bij de behandeling, daar zij heden over onvoldoende pedagogische vaardigheden beschikt om verdachte bij te sturen. Daarnaast is het voor beiden van belang dat het steunnetwerk van het gezin wordt vergroot. Tenslotte is het van belang dat er delictscenario’s worden uitgewerkt, zodat verdachte zelf meer inzicht verkrijgt in de factoren die hebben meegespeeld in het plegen van de tenlasteleggingen (indien deze bewezen worden geacht). Een complicerende factor is het afwezige ziektebesef en inzicht van verdachte. Verdachte ziet de noodzaak tot behandeling niet en toont zich hier dan ook niet gemotiveerd voor. Ook de moeder ziet de noodzaak tot behandeling niet. Geconcludeerd wordt dat er intensieve en langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om het hoge recidiverisico te verlagen en verdachtes algehele ontwikkeling ten positieve te beïnvloeden. Er wordt geen andere mogelijkheid gezien dan dit te laten plaatsvinden binnen het juridische kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, is verdachte gerecidiveerd tijdens een lopende proeftijd én een schorsing en betrokkenheid van de jeugdreclassering.
Het advies voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt ondersteund door de uitkomst van de wegingslijst PIJ-indicatie.
Ter zitting hebben
de psycholoog en de psychiaterhet voorgaande bevestigd en daaraan - samengevat - het volgende toegevoegd. Tot nu toe heeft verdachte weinig tot geen behandeling gehad in het ambulant kader. In beginsel zouden de deskundigen verdachten daarom gunnen om buiten de muren van de jeugdgevangenis aan zijn problematiek te werken, maar verdachte heeft meerdere keren laten zien dat hij daartoe niet in staat is. Er zijn bij verdachte meerdere messen op verschillende momenten aangetroffen. Hij maakt veel denkfouten, hij ziet geen andere oplossing dan geweld gebruiken in stressvolle situaties en hij kan de gevolgen van zijn gedrag (voor zichzelf en voor anderen) niet overzien. Het is van belang dat verdachte met behulp van meerdere behandelaars en begeleiders dagelijks en continue aan zijn problematiek dient te werken. Het zal voor het verlagen van het recidiverisico onvoldoende zijn om bijvoorbeeld een uur per week gesprekken te voeren met een psycholoog; verdachte heeft veel meer nodig. Volgens het (derde) Youturn perspectiefplan van [detentieplaats] ’ verloopt de detentie van verdachte positief. Hij lijkt te profiteren van de strakke en duidelijke kaders van de jeugdgevangenis. Inmiddels heeft hij een band opgebouwd met zijn begeleiders en het lukt hem steeds vaker om open te zijn in de gesprekken. In de afgelopen periode is verdachte ook niet betrokken geweest bij de incidenten binnen zijn groep. Volgens de deskundigen laten deze prille positieve ontwikkelingen alleen maar zien dat het juist in het belang is van verdachte om de komende periode in een gesloten setting te verblijven. De moeder van verdachte heeft tijdens de gesprekken aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de hulpverlening. Zij snapt niet waarom haar zoon behandeld zou moeten worden. De moeder heeft een zeer belast verleden en zij heeft hierdoor niet altijd er voor hem kunnen zijn. Gelet op de hechte band tussen verdachte en zijn moeder is het van belang om de moeder intensief te betrekken bij de behandelingen van verdachte, zodat zij kan werken aan haar opvoedvaardigheden en beter kan aansluiten bij de behoeftes van haar zoon. Tot slot hebben de deskundigen aangegeven dat de alternatieven - zoals de GBM of een voorwaardelijke PIJ-maatregel – om eerdergenoemde redenen niet aan de orde zijn.
De Raadheeft zich geconformeerd aan het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en benadrukt geen mogelijkheden meer te zien in een ambulant kader. Het is positief dat het nu beter gaat met verdachte, maar dit komt vooral omdat hij nu in een jeugdgevangenis strakke en duidelijke kaders aangeboden krijgt en intensief wordt begeleid.
De WSSheeft toegelicht dat zij veel risico’s zien bij verdachte. Hij dient in een klinische setting te verblijven met veel sturing en duidelijkheid. Hij heeft de strakke kaders nodig om zich positief te kunnen ontwikkelen, zodat hij in de toekomst geen delicten meer gaat plegen. Ten aanzien van de emigratieplannen van de moeder heeft de WSS aangegeven dat verdachte, of hij nou in Nederland blijft wonen of gaat emigreren naar Amerika, in ieder geval de komende periode moet meewerken met intensieve behandelingen. De WSS heeft er geen vertrouwen in dat verdachte in het ambulant kader zal meewerken aan de noodzakelijke trajecten.
De moeder van verdachteheeft verklaard dat zij bereid is om haar zoon te steunen bij de noodzakelijk geachte trajecten. Zij stelt concrete plannen te hebben om samen met verdachte te emigreren naar Amerika. De verloofde van de moeder woont daar ook en hij begeleidt jongeren tussen 12 en 18 jaar die opgroeien in achterstandswijken. Hij zal verdachte ook kunnen begeleiden. In Amerika zijn genoeg privéklinieken waar verdachte behandeling en therapie kan krijgen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en maakt die tot de hare.
De rechtbankis van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten en het aandeel van verdachte bij deze delicten ernstig zijn. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Gelet op de aard van de problematiek van verdachte en het hoge recidiverisico is intensieve behandeling noodzakelijk om de ontwikkeling van verdachte ten positieve te keren. Positief is dat de deskundigen daartoe mogelijkheden zien. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de noodzakelijke hulpverlening in een ambulant kader dan wel in een residentiële setting aangeboden moet worden.
De deskundigen hebben gemotiveerd toegelicht dat bij verdachte sprake is van ernstige psychopathologie met een gedragsstoornis. Hierdoor loopt verdachte vast op meerdere levensgebieden en de bewezen verklaarde feiten vloeien voort uit de vastgestelde stoornissen danwel is aannemelijk dat de stoornissen van invloed zijn geweest. Verdachte is eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. Ten tijde van het steekincident op 16 maart 2023 (in zaak A) liep verdachte in een proeftijd en was zijn voorlopige hechtenis acht dagen eerder geschorst voor de poging tot diefstal met geweld (in zaak B). Het recidiverisico wordt geschat als ‘zeer hoog’ als verdachte niet de nodige behandelingen aangeboden krijgt. Er lijkt zelfs sprake te zijn van een gedragspatroon; verdachte is op meerdere momenten aangehouden met een mes en in moeilijke situaties, met name wanneer hij zich onveilig voelt, gebruikt hij dit ook. Tijdens het politieverhoor op 16 maart 2023 heeft verdachte verklaard dat hij naar zijn mes grijpt, omdat dit ‘makkelijker’ is om een stressvolle situatie te beëindigen. Volgens de deskundigen tonen zowel verdachte als zijn moeder zich niet gemotiveerd voor behandeling en is er geen sprake van een steunend netwerk. In de afgelopen jaren is de ambulante behandeling niet goed van de grond gekomen en eerdere justitiële sancties hebben recidive niet kunnen voorkomen.
Uit het derde Youturn perspectiefplan blijkt dat verdachte profiteert van de strakke en duidelijke kaders van de JJI, in die zin dat zijn gedrag positief is veranderd. Zoals de psycholoog en psychiater en de vertegenwoordiger van de Raad het uitleggen is dit een gunstige ontwikkeling die des te meer aantoont dat een onvoorwaardelijke PIJ verdachtes ontwikkeling ten goede zal komen.
Gelet op het voorgaande staat het voor de rechtbank vast dat de benodigde behandeling met een forensische aanpak uitsluitend binnen een residentiële setting van een justitiële jeugdinstelling - waar verdachte zich niet kan onttrekken aan de hulpverlening en begeleiding - kan plaatsvinden. Verdachte heeft behoefte aan strakke en duidelijke kaders, aangepaste dagprogramma’s, één op één begeleiding en veel herhaling. Het is van belang dat hij continue begeleiding en sturing krijgt om de juiste vaardigheden aangeleerd te krijgen, zijn introspectief vermogen te verbeteren zijn mentaliserend en empatisch vermogen te versterken en zijn emotieregulatie in algemene zin en zijn agressieregulatie in het bijzonder, te verbeteren. Een behandeling in het ambulante kader kan dat niet bieden. Het voorstel van de moeder om verdachte in de Verenigde Staten van Amerika te laten behandelen, kan de rechtbank niet in overweging nemen. Het niet concreet onderbouwde voorstel biedt immers geen enkele zekerheid dat verdachte de noodzakelijk geachte intramurale behandeling zal ontvangen. Daarvoor is noodzakelijk dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd.
De rechtbank is, op grond van wat de deskundigen in hun rapporten vermelden, tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is verlenging van deze maatregel mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt behandeld in het kader van de PIJ-maatregel ten behoeve van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Gezien de zwaarte van deze maatregel vindt de rechtbank anders dan de officier van justitie geen reden aanwezig om verdachte ook nog een jeugddetentie op te leggen.