Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 10 maanden, waarvan nog 5 maanden en 26 dagen dienen te worden uitgezeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 25 januari 2023 is de zaak behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en de relevante Europese regelgeving. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. De opgeëiste persoon heeft niet voldaan aan de eisen voor gelijkstelling met een Nederlander, omdat hij niet kan aantonen dat hij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individueel reëel gevaar bestaat voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, ondanks de eerder vastgestelde structurele gebreken in de Poolse rechtsorde.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen andere belemmeringen zijn. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.