ECLI:NL:RBAMS:2023:740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
13/271416-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan over de overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door het Landelijk Parket Ruse en betreft een vrijheidsstraf van in totaal 15 maanden, opgelegd door de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er weigeringsgronden van toepassing zijn, met name op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting en niet adequaat was vertegenwoordigd. De officier van justitie betoogde echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een gemachtigd advocaat had. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was, omdat de verdachte voldoende was geïnformeerd en vertegenwoordigd. Daarnaast werd de detentieomstandigheden in Bulgarije beoordeeld aan de hand van garanties van de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de geboden garanties voldoende waren om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling te mitigeren. Uiteindelijk besloot de rechtbank dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering moest worden toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/271416-22
RK nummer: 22/4683
Datum uitspraak: 31 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
29 november 2021 door het
Landelijk Parket Ruse(Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De eerste behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 21 december 2022 en heeft geresulteerd in een tussenuitspraak van 4 januari 2023. Daarin is het onderzoek heropend en geschorst zodat aanvullende vragen gesteld konden worden aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in het kader van artikel 12 OLW.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank op 21 december 2022 de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen al verlengd met dertig dagen.
Het onderzoek is vervolgens voortgezet op de openbare zitting van 25 januari 2023. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De ter zitting aanwezige opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Bulgaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
- een
tussenbeschikking nr. 62 van 28/11/2017, uitgevaardigd door de 1ste Kamer van de afdeling Strafrecht bij de Regionale rechtbank van Kubrat in strafzaak van algemene aard nr. 216/2017, in kracht van gewijsde gegaan op 28/11/2017(hierna: de tussenbeschikking);
- een
vonnis nr. 36 van 16/06/2021, gewezen door de 6de Kamer van de afdeling Strafrecht bij de Regionale rechtbank van Ruse in strafzaak van algemene aard nr. 449/2021, in kracht van gewijsde gegaan op 02/07/2021(hierna: het vonnis)
.
De overlevering wordt ten aanzien van de tussenbeschikking verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van het vonnis gaat het over een vrijheidsstraf van 1 jaar. Beide vrijheidsstraffen zijn door de opgeëiste persoon nog volledig te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij respectievelijk de hiervoor genoemde tussenbeschikking en het hiervoor genoemde vonnis.
Deze tussenbeschikking en dit vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Hetgeen in de tussenuitspraak van 4 januari 2023 onder rechtsoverweging 3.1 is overwogen in het kader van artikel 12 OLW moet hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. In die tussenuitspraak is al vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij het proces dat tot de tussenbeschikking heeft geleid, in persoon aanwezig was. Ten aanzien van de tussenbeschikking doet de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich dan ook niet voor.
Standpunt van de raadsvrouw
4.2
De overlevering moet ten aanzien van het vonnis worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, nu geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde situaties en niet kan worden afgezien van weigering. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de zitting en er is geen sprake van een door de opgeëiste persoon gemachtigd advocaat die namens hem de verdediging gevoerd heeft. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 januari 2023 blijkt daarnaast dat niet kan worden vastgesteld dat aan de opgeëiste persoon een zogeheten adresinstructie gegeven is.
4.3
Nu de overlevering voor het vonnis moet worden geweigerd, blijft alleen de tussenbeschikking over. De bij die tussenbeschikking opgelegde straf van drie maanden gevangenisstraf is echter te laag om de overlevering alleen op basis van de tussenbeschikking toe te staan.
Standpunt van de officier van justitie
4.4
De overlevering kan worden toegestaan. Ten aanzien van het vonnis is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW, waardoor de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is. Artikel 12, sub b, OLW vereist niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de exacte zittingsdatum. Het gaat er alleen om dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces. De opgeëiste persoon heeft schuld bekend en heeft aangegeven dat hij een strafovereenkomst wilde sluiten. Daarnaast heeft hij een advocaat gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren. Dit alles impliceert dat hij wist dat er een proces aanstaande was. Omdat namens hem vervolgens ook een gemachtigd raadsman op zitting heeft opgetreden, is ook voor het vonnis, deze weigeringsgrond niet van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
4.5
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. In de tussenuitspraak van 4 januari 2023 is vastgesteld dat de opgeëiste persoon tijdens de zitting vertegenwoordigd is door een gemachtigd advocaat. [1] De rechtbank kon in haar uitspraak van 4 januari 2023 echter nog niet vaststellen dat de opgeëiste persoon ook op de hoogte was van het voorgenomen proces.
4.6
Op basis van aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
9 januari 2023 stelt de rechtbank nu wel vast dat de opgeëiste persoon niet alleen is vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat, maar dat hij ook op de hoogte was van het voorgenomen proces. Uit de aanvullende informatie blijkt namelijk het volgende:
“In the course of the interrogation, [opgeëiste persoon] was duly informed of his rights as an accused party and that he was to be brought to court in order to be held criminally liable for the crime committed.”
4.7
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij tijdens dat proces is vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat die zijn verdediging heeft gevoerd. Daarmee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich daarom ook ten aanzien van het vonnis niet voor.
4.8
Hieruit volgt dat de rechtbank voorbij gaat aan het in rechtsoverweging 4.3 genoemde verweer van de raadsvrouw.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

5.1
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
5.2
De raadsvrouw heeft zich op de zitting van 21 december 2022 op het standpunt gesteld dat de overlevering ten aanzien van het vonnis moet worden geweigerd, nu het rijden onder invloed van cannabis in Nederland geen misdrijf is, maar een overtreding oplevert. In het verlengde daarvan heeft zij verzocht om af te zien van de toepassing van artikel 7, vierde lid, OLW vanwege de in de tussenbeschikking opgelegde vrijheidsbenemende straf van drie maanden.
5.3
De officier van justitie heeft op de zitting van 21 december 2022 naar voren gebracht dat het in het licht van de vereiste dubbele strafbaarheid niet uitmaakt of sprake is van een misdrijf of een overtreding. Zij heeft de rechtbank, in verband met de in de tussenbeschikking opgelegde vrijheidsbenemende straf van drie maanden, verzocht om wel toepassing te geven aan artikel 7, vierde lid, OLW en de overlevering daarvoor dus ook toe te staan.
5.4
De rechtbank stelt voorop dat artikel 7 OLW enkel vereist dat sprake is van een strafbaar feit. Het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen is daarbij niet van belang. De rechtbank stelt daarnaast vast dat overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 wel degelijk een misdrijf oplevert. [2]
5.5
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de hiervoor in rechtsoverweging 5.1 genoemde eisen. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
t.a.v. de tussenbeschikking:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. het vonnis:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
5.6
Het feit dat in de tussenbeschikking een vrijheidsstraf van 3 maanden is opgelegd, staat ingevolge artikel 7, vierde lid, OLW niet aan overlevering in de weg, nu de overlevering in dit geval ook kan worden toegestaan voor het vonnis waarin een vrijheidsbenemende straf van één jaar is opgelegd. De rechtbank ziet geen reden om aan toepassing van deze facultatieve bepaling voorbij te gaan.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

6.1
Uit een uitspraak van 27 oktober 2022 [3] blijkt dat in het Bulgaarse detentiewezen nog altijd een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
Op 15 november 2022 heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum onder meer gevraagd: “
How much “personal space” (excluding sanitary facilities), as meant in the case law of the European Court of Human Rights (…), will be available to [opgeëiste persoon] in his cell in that prison?
Op 18 november 2022 hebben de Bulgaarse autoriteiten de volgende garantie verstrekt die ten aanzien van de opgeëiste persoon zal gelden tijdens zijn detentie in Bulgarije:
“1. In order to serve the two custodial sentences imposed on him, the Bulgarian citizen [opgeëiste persoon], born on [geboortedag].1992, should be transferred to the Lovech Prison.
2. The Lovech Prison is a complex of a central building and three prison hostels, and at the moment this complex provides accommodation for a total of 825 prisoners, with 4 m2 provided to each convicted person. The Lovech Prison and its hostels accommodate prisoners from the districts of Veliko Tamovo, Lovech, Gabrovo, Ruse and Shumen. In the distribution of prisoners in the prison building and prison hostels, the European Prison Rules and the whole normative regulation regarding the differentiated accommodation of detainees with clearly defined goals are applied: to separate the prisoners from their criminal past or personality traits, could have a bad influence, as well as to support their re-education and re-socialization in society.
3. Sanitary units have been built in all the premises included in the prison building and the prison hostels, good living and hygienic conditions have been created for the prisoners, the prison has a heating system, and all the windows are fitted with PVC window frames for reliable insulation of the premises and - high energy efficiency. The prison has completely renovated kitchen units, and all prisoners are provided with the necessary amounts of food and water on a daily basis. Every prisoner in Lovech Prison is provided with permanent access to health care by medical specialists, and a fully renovated Specialized Hospital for the active treatment of prisoners also operates in the Prison.
Prisoners serving their sentences in the Lovech Prison and its prison hostels are given the opportunity to enrich, develop and upgrade their personal educational knowledge and skills by visiting a specially designated educational institution for them, where they can learn, and after the fifth grade, every willing prisoner is given the opportunity to participate in vocational-technical training.
Social work with prisoners is carried out in accordance with European and national standards for work with offenders.
(…)
A significant percentage of the activities are aimed at putting free time to good use. In this regard, libraries have been set aside for the needs of the imprisoned, and their library collection is being updated.
(…)
Prisoners are also provided with the necessary conditions to actively play sports and participate in sports activities.
(…)
All prisoners are given the opportunity to work, both in the mechanical and carpentry workshop of the Prison, as well as in the field of plant growing and service activities, and the prisoners housed in the prison hostels are given the opportunity to also work with external employers, when the conditions for this are present.”
6.2
De raadsvrouw heeft zich reeds op de zitting van 21 december 2022 op het standpunt gesteld dat de bovenstaande garantie het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling niet wegneemt. Aan het EAB moet daarom op grond van artikel 11 OLW geen gevolg worden gegeven.
6.3
De officier van justitie heeft zich tijdens de zitting van 21 december 2022 op het standpunt gesteld dat de bovenstaande garantie het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling wegneemt. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg. De officier van justitie heeft haar standpunt onderbouwd met een verwijzing naar een uitspraak van 20 juli 2022, [4] waarin de overlevering met een detentiegarantie gelijkend aan de bovenstaande ook is toegestaan.
6.4
De rechtbank oordeelt als volgt. Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de hierboven weergegeven garantie. [5] De opgeëiste persoon zal in
Lovech Prisonde beschikking hebben over individuele celruimte van 4 m², daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling met de door de uitvaardigende justitiële autoriteit gegeven garantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht, 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landelijk Parket Ruse(Bulgarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 23 november 2022 (“…
2.Zie artikel 178 jo. 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
3.Rechtbank Amsterdam 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
4.Rechtbank Amsterdam 20 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7690.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,