ECLI:NL:RBAMS:2023:7399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
13/069383-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot herroeping vervroegde invrijheidstelling

Op 25 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Court in Příbram, Tsjechië. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Tsjechië was veroordeeld tot een gevangenisstraf. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 oktober 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft en dat hij gedetineerd is in een penitentiaire inrichting in Nederland.

De rechtbank heeft de vereisten van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de voorwaarden voor overlevering. De verdediging stelde dat de opgeëiste persoon al een deel van zijn straf had uitgezeten en dat de overlevering niet ontvankelijk zou moeten zijn. De officier van justitie daarentegen betoogde dat de overlevering noodzakelijk was om de opgeëiste persoon in staat te stellen aanwezig te zijn bij de behandeling van de vordering tot herroeping van zijn vervroegde invrijheidstelling.

De rechtbank oordeelde dat het EAB was uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsbenemende straf en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij opmerkte dat de Tsjechische autoriteiten de opgeëiste persoon willen horen voordat een beslissing over de herroeping van de vervroegde invrijheidstelling kan worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/069383-23
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2023 door
The District Court in Příbram(Tsjechië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Tsjechië) op [geboortedag] 1991
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1.
Het EAB vermeldt een arrestatiebevel en een tweetal vonnissen:
-
Warrant of arrest issued by the District court in Pribram on 9 november 2022, file No. 2Pp 194/2020
-
the judgement of the District Court in Prachatice of 19 september 2019, file No. 1
T 146/2019;
-
the judgement of the District Court in Prachatice of 25 September 2018, file No. 1 T 35/2018.
In het EAB staat vermeld dat in vonnis T 146/2019 een vrijheidsstraf voor de duur van 15 maanden is opgelegd welke straf volgens informatie van het EAB al volledig is uitgezeten. In vonnis T 35/2018 is een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opgelegd waarvan volgens informatie van het EAB nog 425 dagen resteren.
3.2.
Is voldaan aan de vereisten van artikel 2 OLW?
Standpunt van de raadsman
In vonnis T 146/2019 heeft de opgeëiste persoon de aan hem opgelegde gevangenisstraf al uitgezeten zodat de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te volgen. Het lijkt erop dat de Tsjechische autoriteiten de overlevering verzoeken om de opgeëiste persoon aanwezig te laten zijn bij de behandeling van de vordering tot herroeping van de vervroegde invrijheidstelling in zaak T 35/2018. Dit is geen executeerbare beslissing en voldoet niet aan artikel 2 OLW. Het openbaar ministerie dient ook voor vonnis T 35/2018 niet ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De rechtbank hoeft het vonnis T 146/2019 niet te toetsen omdat de opgeëiste persoon de in dit vonnis opgelegde gevangenisstraf al heeft uitgezeten. Dit vonnis kan buiten beschouwing worden gelaten. In zaak T 35/2018 wordt de overlevering verzocht om aanwezig te zijn bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende straf van 425 dagen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering met het oog om aanwezig te kunnen zijn bij een beslissing tot tenuitvoerlegging in zijn ogen niet mogelijk is. Hij geeft aan dat de rechtbank daar mogelijk anders over denkt. Er zijn twee uitspraken van de rechtbank van 21juli 2023 [3] en van 11 oktober 2007 waarbij de overlevering is toegestaan om de opgeëiste persoon aanwezig te laten zijn bij een omzettingsbeslissing. In beide uitspraken is er sprake van verschillende opvattingen van de rechtbank. De officier van justitie verzoekt de rechtbank prejudiciële vragen te laten stellen om te bezien hoe er met deze situatie moet worden omgegaan, ook gelet op de verschillende opvattingen van deze rechtbank over de kwestie.
Oordeel van de rechtbank:
In het EAB staat onder b) het volgende vermeld.
“Making a decision on ordering the service of the rest of the sentence of
imprisonment from the conditional early release”
Daarnaast staat in de aanvullende informatie van 9 oktober 2023 ten aanzien van vonnis 35/2018 het volgende vermeld:
(…)
According to the facts known to the court, [opgeëiste persoon] has breached at least the obligation to cooperate with the probation officer because for the entire time his place of stay has not been known and he has been searched for by the Police of the Czech Republic. He has not cooperated with the probation officer at all. For the reason of his unknown stay, up to the present time it has not been possible to hold a public hearing in order to make a decision on possible ordering the remaining part of the sentence of imprisonment to be served because the public hearing can only be held in [opgeëiste persoon] ´s presence, or in other words, a decision can be made after he has been heard in the case. So, no decision on ordering the remaining sentence of the conditional release to be served has been made yet.
(…)
De rechtbank leidt uit het vorenstaande het volgende af.
De opgeëiste persoon heeft volgens de Tsjechische rechtbank in elk geval één van de gestelde voorwaarden bij de voorlopige invrijheidstelling in zaak T 35/2018 niet nageleefd.
De Tsjechische rechtbank wil daarom een beslissing nemen over de herroeping van de voorlopige invrijheidstelling in zaak T 35/2018 waarin nog 425 dagen resteren. Naar Tsjechisch recht geldt dat de opgeëiste persoon daarover gehoord moet worden alvorens een beslissing tot herroeping kan worden genomen. De Tsjechische rechtbank is daarom van oordeel dat de aanhouding van de opgeëiste persoon dient te worden bevolen teneinde te verzekeren dat de opgeëiste persoon zal verschijnen op de zitting waarop over de herroeping van de voorlopige invrijheidstelling kan worden beslist.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in onderlinge samenhang beschouwd een nationaal aanhoudingsbevel aan het EAB ten grondslag ligt, namelijk het in onderdeel b) van het EAB genoemde “Warrant of Arrest” van 9 november 2022 en dat deze beslissing kan worden aangemerkt als 'aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing' als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW. [4]
Het EAB is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel en dus ‘ten behoeve van (...) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel’ in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, OLW. [5]
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aangezien deze niet noodzakelijk zijn voor de afdoening van deze zaak. Het daartoe strekkende verzoek van de officier van justitie berust immers op de onjuiste lezing dat het EAB is gegrond op de in het EAB genoemde vonnissen T35/2018 en T146/2019.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Volgens de in rubriek e) van het aanhoudingsbevel vermelde gegevens is op deze feiten naar Tsjechisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die staat, te beoordelen of de strafbare feiten waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst vallen. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden.
Dat in het onderhavige geval de feiten van het negeren van een stopbevel en het rijden tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid, ondanks het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, geen lijstfeiten opleveren, kan niet direct tot weigering van de overlevering leiden. In zo’n geval moet de rechtbank nagaan of die feiten strafbaar zijn naar Nederlands recht. Pas wanneer ook naar Nederlands recht de strafbaarheid van de feiten ontbreekt, rijst de vraag of de rechtbank gebruik maakt van de haar in de OLW geboden facultatieve weigeringsgrond.
De raadsman heeft hieromtrent geen verweer gevoerd en de voormelde feiten zijn naar Nederlands recht evident strafbaar. De rechtbank zal daarom geen gebruik maken van de haar in de OLW geboden facultatieve weigeringsgrond. [6]

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The District Court in Příbram(Tsjechië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 21 juli 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4898.
5.Artikel 1, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ
6.Zie de uitspraak van 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6227