ECLI:NL:RBAMS:2023:6227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
13/252276-22 (AB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot samengevoegde reststraf en niet-lijstfeiten

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door het Oslo Public Prosecutors’ Office en betreft een aanhoudingsbevel dat op 29 augustus 2022 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Noorwegen in 1984, is gedetineerd in Nederland en heeft afstand gedaan van zijn recht op aanwezigheid tijdens de zitting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Noorse nationaliteit heeft.

De verdediging heeft gesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Overleveringswet en de Uitvoeringswet, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn aangeduid als feiten die onder de lijst van artikel 3, vierde lid, van de Overeenkomst vallen, en dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 120 dagen moet ondergaan in Noorwegen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de feiten die niet onder de lijst vallen, zoals afpersing en rijden onder invloed, niet tot weigering van de overlevering leiden, aangezien deze feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de vereisten van de Overeenkomst en de Uitvoeringswet, en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken, waarbij is vermeld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer 13/252276-22 (AB II)
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op
28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) in verbinding met artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 24 juli 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 29 augustus 2022 door de
Oslo Public Prosecutors’ Office(Noorwegen). Het aanhoudingsbevel strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Noorwegen) op [geboortedag] 1984
laatst opgegeven adres: [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie detentie]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 september 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind.
De opgeëiste persoon heeft bij schriftelijke verklaring van 18 september 2023 afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Hij is vertegenwoordigd door zijn daartoe gemachtigde raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve advocaat in Amsterdam.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet in verbinding met artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Noorse nationaliteit heeft.

3.Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg staan.

4.Grondslag en inhoud van het aanhoudingsbevel.

In het aanhoudingsbevel wordt melding gemaakt van een
Asker og Baerum District’s Court sentence of 30.08.2018. Enforcable: 29.04.2019. Reference 18.045092MED.AHER/1.
In de aanvullende informatie van 10 augustus 2023 wordt door de uitvaardigende justitiële autoriteit vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 120 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Van deze straf resteert volgens het AB (in combinatie met de straf die nog resteert van
Borgarting Court of Appeal's sentence of 7 October 2019) nog 1 jaar en 6 maanden. In een ander aanhoudingsbevel (hierna AB I), dat door deze rechtbank onder parketnummer 13/263633-23 wordt behandeld, wordt de overlevering van opgeëiste persoon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis van 7 oktober 2019 verzocht door de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft acht geslagen op AB I waarin ook een reststraf van 1 jaar en 6 maanden staat vermeld en gaat ervan uit dat de reststraffen van AB I en het onderhavige AB II zijn samengevoegd.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het aanhoudingsbevel. [1]

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst [2]
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap
worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de
bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
Volgens de in rubriek c) van het aanhoudingsbevel vermelde gegevens is op deze feiten naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die staat, te beoordelen of de strafbare feiten waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst vallen. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden.
Dat in het onderhavige geval de feiten afpersing, rijden zonder rijbewijs, rijden onder invloed en het bezit van hasj, ondanks het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, geen lijstfeit opleveren, kan niet direct tot weigering van de overlevering leiden. In zo’n geval moet de rechtbank nagaan of dat feit strafbaar is naar Nederlands recht. Pas wanneer ook naar Nederlands recht de strafbaarheid van het feit ontbreekt, rijst de vraag of de rechtbank gebruik maakt van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.
De raadsvrouw heeft hieromtrent geen verweer gevoerd en de voormelde feiten zijn naar Nederlands recht evident strafbaar. De rechtbank zal daarom geen gebruik maken van de haar in de Overeenkomst geboden facultatieve weigeringsgrond.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

- artikel 1 Overleveringswet;
- artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet;
- artikelen 2, 3 en 11 van de Overeenkomst.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Oslo Public Prosecutors’ Office(Noorwegen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het aanhoudingsbevel.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onderdeel e) van het EAB.
2.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.