ECLI:NL:RBAMS:2023:7303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
13-845154-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens flessentrekkerij, witwassen en valsheid in geschrift met partiële vrijspraak

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van flessentrekkerij, witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 14 augustus 2017. Dit hield in dat de verdachte bij verschillende bedrijven goederen heeft gekocht zonder deze volledig te betalen. De rechtbank oordeelde dat er een patroon zichtbaar was van het aangaan van opdrachten met bedrijven, gevolgd door het niet betalen van de facturen, waarbij de verdachte steeds beweerde dat er ondeugdelijk werk was geleverd. De rechtbank heeft ook schuldwitwassen bewezen verklaard, waarbij de verdachte contante bedragen heeft gehad waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift door het onjuist invullen van een Bibob-formulier. De rechtbank heeft de verdachte partieel vrijgesproken van enkele bedragen, omdat hij hiervoor een voldoende concrete verklaring had gegeven die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was. De rechtbank heeft een taakstraf van 240 uur opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte failliet was verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-845154-17
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari 2023, 21 april 2023 en 2 november 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.M.J. Backx, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G. Onnink, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging en kort samengevat – beschuldigd van:
Flessentrekkerij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 14 augustus 2017 door bij verschillende bedrijven goederen te kopen zonder deze volledig te willen betalen;
Het witwassen van geldbedragen van in totaal € 439.096,- in de periode van 24 juli 2014 tot en met 10 juli 2018;
Het valselijk opmaken van een Bibob-formulier in de periode van 15 juni 2019 tot en met 24 juni 2019.
Alle feiten gepleegd te Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van flessentrekkerij (feit 1). Verdachte had geen oogmerk om goederen te kopen zonder tot volledige betaling over te gaan. Volgens verdachte heeft hij de openstaande facturen niet betaald, omdat sprake was van ondeugdelijk werk.
Volgens de raadsman moet verdachte ook worden vrijgesproken van witwassen (feit 2). Reeds tijdens de verhoren van verdachte bij de FIOD heeft hij verklaard waar zijn contante geld vandaan komt: uit huurinkomsten, uit de verkoop van panden en uit (onderhandse) leningen.
Ten aanzien van valsheid in geschrift (feit 3) heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 3, en ten aanzien van feit 2 tot een bewezen verklaring van schuldwitwassen van een lager bedrag.
3.3.1.
Flessentrekkerij (feit 1)
De feiten en omstandigheden: onbetaalde facturen voor bouwmaterialen
[naam bouwmarkt]
te [plaats] (hierna: [naam bouwmarkt] ) heeft twee facturen opgemaakt op naam van verdachte voor de levering en plaatsing van kozijnen en deuren, te weten een van € 12.947,- d.d. 19 maart 2015 (fase 1) en een van € 10.043,- d.d. 14 maart 2016 (fase 2). [1] Getuige [naam getuige 1] , de eigenaar van [naam bouwmarkt] , heeft verklaard dat er kozijnen zijn gemonteerd in de woning van verdachte aan de [adres] en dat de deuren er nog in moesten. [2] Ook heeft hij verklaard dat het gefactureerde bedrag overeenkomt met het geoffreerde bedrag en dat verdachte de facturen zeker heeft ontvangen. Hoewel de koopovereenkomst met verdachte tot stand is gekomen, liet deze op 15 maart 2016, dik anderhalf jaar na de offerte en een jaar na de eerste factuur, aan [naam bouwmarkt] weten dat [naam vennootschap 1] – een van de vennootschappen van verdachte – de koper was. [naam bouwmarkt] richtte de correspondentie aan verdachte in privé, omdat alleen die gegevens bij hem bekend waren. De kozijnen zijn in de woning van verdachte geplaatst en verdachte heeft [naam bouwmarkt] verteld dat hij met zijn gezin in de woning aan de [adres] ging wonen. Er waren volgens [naam bouwmarkt] geen omstandigheden waardoor verdachte de ontbindende voorwaarden kon inroepen. Op 5 oktober 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland verdachte onherroepelijk veroordeeld tot betaling aan [naam bouwmarkt] van € 23.371,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 22.990,- vanaf 4 april 2016 tot aan de dag van de gehele betaling. [3]
Naar het oordeel van de kantonrechter moet het ervoor worden gehouden dat [verdachte] in privé aan [naam bouwmarkt] opdracht heeft gegeven werkzaamheden te verrichten en zaken te leveren. De kantonrechter acht hierbij van belang dat de offerte is gericht aan verdachte en is geaccordeerd door verdachte via zijn privé e-mailadres. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de facturen, ook na het vonnis van de kantonrechter, in het geheel niet zijn betaald. [4]
Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf]
Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] . te [plaats] (hierna: [naam bouwbedrijf] ) heeft een factuur opgemaakt op naam van [naam vennootschap 1] voor de plaatsing van kelderwanden, te weten een factuur van € 41.593,75 d.d. 21 maart 2016 (3e termijn). [5] Getuige [naam getuige 2] , bestuurder en eigenaar van [naam bouwbedrijf] , heeft verklaard dat betaling van deze factuur is uitgebleven. [6] Getuige [naam getuige 3] , middellijk bestuurder van MultiBouwSystemen B.V., heeft geconstateerd dat het door [naam bouwbedrijf] verrichte werk goed was. [7] Nadat verdachte de opdrachtbevestiging had ondertekend, waarin oorspronkelijk zijn naam in privé stond, kwam opeens de bedrijfsnaam [naam vennootschap 1] om de hoek. Volgens [naam bouwbedrijf] heeft verdachte de aanvraag in privé gedaan. Voordat de opdrachtbevestiging door verdachte werd ondertekend, is genoemd bedrijf van verdachte nooit ter sprake gekomen. De kelder zou naast de woning van verdachte worden geplaatst en door hem gebruikt gaan worden om zijn eigen auto in te zetten. De werkzaamheden zijn verricht op de [adres] te Zandvoort. Verdachte heeft twee keer betaald, waarvan de eerste termijn op de dag dat zijn faillissement door [naam bouwbedrijf] werd aangevraagd. De derde termijn is opeisbaar en is nooit betaald. [naam bouwbedrijf] heeft het faillissement van verdachte aangevraagd, omdat hij niets meer hoorde van verdachte.
Avanu Afbouw
Avanu Afbouw te Schagen (hierna: Avanu) heeft meerdere facturen, gedateerd in de periode van 16 september 2013 tot en met 16 maart 2014, opgemaakt op naam van [naam vennootschap 2] – een vennootschap van verdachte – betreffende materialen voor werk aan de [adres] . [8] Getuige [naam getuige 4] , eigenaar van Avanu, heeft verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht in de woning van verdachte aan de [adres] . De eerste keren dat hij een factuur stuurde, werd er door verdachte betaald. Het ging een paar maanden goed, maar op een gegeven ogenblik betaalde verdachte niet meer. Hij zei dan: “Ik moet weg.” of “Het komt later.” Van Ulft was toen al een tijdje voor verdachte aan het werk. Hij factureerde gewoon aan verdachte, op diens verzoek aan [naam vennootschap 2] en Stichting Porta ad Futurum. De eerste factuur die verdachte niet betaalde, is die van 16 september 2013. Daarna volgden nog zes facturen die onbetaald bleven.
De Vest Projecten
De Vest Projecten B.V. te Weesp (hierna: De Vest) heeft een factuur opgemaakt voor het project ‘Overstek latten plafond’ op naam van [naam vennootschap 1] ter attentie van dhr. [verdachte] , d.d. 22 november 2016 (slottermijn). [9] Getuige [naam getuige 5] , enig aandeelhouder en een van de bestuurders van De Vest, heeft verklaard dat verdachte op 30 september 2015 via de website een offerte heeft aangevraagd voor een houten buitenplafond voor de [adres] en op 10 januari 2016 hiervoor akkoord heeft gegeven via [e-mail adres] . [10] De offerte is uitgebracht op naam van [naam vennootschap 1] een vennootschap van verdachte. De Vest richt zich op zakelijke afbouw, niet op particuliere woningbouw, en doet nagenoeg nooit privéwerkzaamheden. Verdachte meldde in de email van 10 januari 2016 dat hij € 14.000,- budget had. De Vest kon niet lager gaan dan € 15.000,- en daar is verdachte mee akkoord gegaan. De eerste factuur is wel betaald, de twee volgende facturen niet. In totaal zijn vier facturen opgemaakt en uitgereikt die niet door verdachte zijn betaald. De facturen zien onder andere op productiekosten voor materiaal. Ontbindende voorwaarden waren niet van toepassing. De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op 14 augustus 2017 [naam vennootschap 1] onherroepelijk veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 14.187,25 met rente en kosten aan De Vest. [11] Volgens Fransen is het openstaande factuurbedrag niet betaald.
Topvloerverwarming
Topvloerverwarming te Lelystad heeft een factuur opgemaakt op naam van [naam vennootschap 3] – een vennootschap van verdachte – d.d. 7 maart 2015 betreffende ‘Vloerverwarming aanleggen met 2 verdelers inclusief vloerverwarming slangen, vloerverwarming 150 m2 is ingefreesd, inclusief arbeid’. [12] De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft op 2 december 2015 verdachte onherroepelijk veroordeeld tot betaling van de vordering van Topvloerverwarming ter hoogte van € 3.425,- met rente en kosten. [13]
De beoordeling
Voor een bewezenverklaring van flessentrekkerij moet sprake zijn van een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat. Het delict kenmerkt zich door een zekere duur en een doorlopend karakter van het aankopen van goederen, waarbij telkens volledige betaling uitblijft. Ook is vereist dat verdachte het oogmerk had om niet volledig te betalen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte gedurende een langere periode meerdere facturen niet (volledig) heeft betaald. Deze facturen hebben allemaal betrekking op één project, te weten de renovatie van de woning van verdachte aan de [adres] , en op een grote hoeveelheid dure goederen. Verdachte heeft erkend dat hij deze goederen heeft gekocht en verklaard dat hij die niet (volledig) heeft betaald, zelfs niet na herinneringen en/of veroordelende vonnissen van de burgerlijke rechter, die verdachte onherroepelijk tot betaling heeft veroordeeld.
In het handelen van verdachte is een patroon te zien, namelijk het aangaan van opdrachten met bedrijven en het uiteindelijk niet betalen, met telkens de stelling dat er geen goed werk geleverd is. De overeenkomst is door verdachte veelal in privé aangegaan, waarna vervolgens de betalingsverplichting is verschoven naar rechtspersonen door de facturen op naam van zijn vennootschappen te (laten) zetten. Het dossier bevat echter geen enkele correspondentie van de zijde van verdachte, zoals verzoeken tot herstel van ondeugdelijk werk of ingebrekestellingen, die zijn stelling onderbouwen, terwijl de leveranciers en een getuige verklaren dat geen sprake was van ondeugdelijk werk en/of het kunnen inroepen van ontbindende voorwaarden. Ook bij de burgerlijke rechter heeft verdachte niet betoogd dat sprake was van ondeugdelijk werk. Het verweer van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk en een misplaatst excuus waarom hij niet betaald heeft. In dit kader weegt de rechtbank ook mee dat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij geen ingebrekestellingen heeft verstuurd, omdat hij de sfeer op de werkvloer goed wilde houden. Gelet op de zakelijke overeenkomst tussen partijen en de kostbare en duurzame aard van de werkzaamheden en goederen acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. Dat verdachte onder meer wel twee facturen van [naam bouwbedrijf] heeft betaald, leidt niet tot een ander oordeel. Verdachte heeft immers pas voor het eerst een betaling aan [naam bouwbedrijf] verricht op de dag dat deze zijn faillissement aanvroeg. Eerder reageerde verdachte niet op de aanmaningen van [naam bouwbedrijf] . Ook uit het negeren van herinneringen leidt de rechtbank af dat verdachte van meet af aan het oogmerk had om niet volledig te betalen. Tot slot is voor dit oordeel tevens redengevend dat verdachte telkens zijn rechtspersonen gebruikte om onder betaling uit te komen.
Verdachte wordt aangemerkt als zelfstandige pleger, nu hij misbruik heeft gemaakt van aan hem gelieerde rechtspersonen. Hij heeft telkens de facturen op naam van een van zijn rechtspersonen gezet of laten zetten, terwijl alle goederen zijn geleverd ten behoeve van de renovatie van zijn privéwoning en het van het begin af aan al duidelijk was dat de materialen hiervoor bedoeld waren. Hierdoor is sprake van vereenzelviging van verdachte als privépersoon met de diverse rechtspersonen waar hij feitelijke zeggenschap over had. In de civiele procedure van Topvloerverwarming is verdachte dan ook in privé veroordeeld, terwijl de desbetreffende factuur op naam van een van zijn rechtspersonen staat. Verdachte wordt wel vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
Conclusie:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan flessentrekkerij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 14 augustus 2017.
3.3.2.
Witwassen (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Vooropgesteld wordt dat geen sprake is van een bekend gronddelict.
Beoordelingskader witwassen zonder gronddelict
Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen.
Contante aankoop speelpenningen Holland Casino
Holland Casino heeft melding gemaakt van een ongebruikelijke transactie. De melding ziet op een contant geldbedrag van € 10.500,-, bestaande uit 21 biljetten van € 500,-, aangeboden door verdachte op 14 juni 2017. [14] Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij deze transactie bij Holland Casino heeft verricht. [15]
Contante aankoop meubelen [naam B.V.] B.V.
[naam B.V.] B.V. (hierna: [naam B.V.] ) heeft ook melding gemaakt van een ongebruikelijke transactie. De melding houdt in dat [naam B.V.] op 3 mei 2017 een contant geldbedrag van € 61.000,- heeft ontvangen van verdachte ten behoeve van de betaling van een factuur voor geleverde meubels, karpet en raambekleding. [16] De factuur staat op naam van [naam vennootschap 1] . [naam B.V.] heeft gemeld dat de betaling direct bij levering geschiedde op het factuur- en afleveradres van de klant, [adres] , in 610 biljetten van € 100,-. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de goederen met dat geld heeft afgerekend. [17]
Witwasindicatoren
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de twee hiervoor genoemde transacties sprake is van meerdere witwastypologieën en feiten van algemene bekendheid die een witwasvermoeden opleveren. Verdachte heeft geldbedragen van behoorlijke omvang contant voorhanden gehad, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep. Daarnaast gaat het om coupures van € 100,- en € 500,-. Het is een feit van algemene
bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 100,- en € 500,- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153). Ook is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen (in een woning) hoogst ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen, mede vanwege grote risico’s die dat meebrengt, zoals diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838 en ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5801). Bij deze stand van zaken bestaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de herkomst van het geld mag worden verlangd.
De verklaring van verdachte over de herkomst van het geld
De rechtbank vindt de verklaring die verdachte heeft gegeven ten aanzien van het geldbedrag dat hij in Holland Casino heeft uitgegeven niet afdoende om het witwasvermoeden te weerleggen. Verdachte heeft steeds wisselend verklaard over de herkomst van dit geld. Bij de politie verklaarde hij dat hij het geld heeft geleend, zonder dit nader te concretiseren. Op de zitting verklaarde hij aanvankelijk dat hij het geldbedrag diezelfde avond had gewonnen in datzelfde casino en dat dit geldbedrag in biljetten van € 500,- door Holland Casino aan hem is uitbetaald, terwijl hij later op de zitting verklaarde dat het geldbedrag afkomstig was uit contante huurinkomsten, eerdere contant uitbetaalde gokwinsten en contante pinopnames, die hij ontving in dan wel omwisselde naar € 500,- biljetten, omdat hij die biljetten mooi vond. Bovendien vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat een professionele partij als Holland Casino, die onder streng toezicht staat van de autoriteiten, een dergelijk groot geldbedrag in biljetten van € 500,- aan een cliënt uitbetaalt. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat gemiddeld genomen meer geld wordt ingelegd door een speler in een casino dan het casino aan winst uitkeert. Zelfs als zou blijken dat verdachte geld heeft gewonnen, is nog steeds onduidelijk hoeveel hij heeft ingelegd en wat de herkomst is van dat geld. De verklaring van verdachte wordt, gelet op het voorgaande, hoogst onwaarschijnlijk geacht. Daarmee kan het niet anders dan dat het geldbedrag van € 10.500,- uit misdrijf afkomstig is.
Hetzelfde geldt voor het geldbedrag van € 61.000,- voor de aankoop van meubels, karpet en raambekleding. Ook ten aanzien van dit contante geldbedrag heeft verdachte wisselend en bovendien niet verifieerbaar verklaard. Bij de politie verklaarde verdachte dat hij dit geld contant van iemand heeft gekregen, zonder dit nader te onderbouwen. Op de zitting verklaarde hij dat het gaat om contante (huur)inkomsten van de vennootschappen die hij in rekening-courant verrekende, omdat hij veel contant geld in de vennootschappen heeft gestoken. Omdat het, naast deze inconsistente verklaringen, ook gaat om 610 biljetten van € 100,- kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat ook dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig is.
Schuldwitwassen
Verdachte heeft de hiervoor genoemde geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen. Gelet op de biljetten van € 100,- en € 500,- had verdachte op zijn minst moeten vermoeden dat deze geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de overige contante geldbedragen
Ten aanzien van de contante stortingen van in totaal € 301.476,- heeft verdachte van meet af aan en consistent verklaard dat deze afkomstig zijn uit huurinkomsten, verkoop van vastgoed en pinopnames. Uit bankafschriften blijkt bovendien dat er veel geld is opgenomen en gestort en uit de overgelegde vastgoeddocumenten, huurovereenkomsten en de verklaringen hierover blijkt dat sprake was van meerdere (contante) huurinkomsten. Ook uit het boekenonderzoek blijkt dat er veel geld in omloop is geweest in de verschillende vennootschappen van verdachte. Het dossier zit vol met koopovereenkomsten, aktes van leveringen, winstdelingsovereenkomsten en huurovereenkomsten. Een en ander is voldoende concreet en verifieerbaar om de huurinkomsten en pinopnames in kaart te brengen. Dat het om een periode van tien jaar en vele verschillende bankrekeningen van vennootschappen gaat, maakt niet dat de verklaring van verdachte niet concreet is. Het had daarom op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om deze verklaring nader te onderzoeken en de legale herkomst uit te sluiten. Bij deze stand van zaken kan immers niet zonder meer worden gesteld dat het niet anders kan dan dat dit geld uit misdrijf afkomstig is. Het is in dat geval niet aan verdachte om de legale herkomst te bewijzen door deze per afzonderlijk geldbedrag inzichtelijk te maken, maar aan het Openbaar Ministerie om een legale herkomst uit te sluiten. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegenwicht gegeven aan de witwasverdenking op dit punt. De keuze van het Openbaar Ministerie om dit deel van de verklaring over de herkomst van het geld terzijde te schuiven en er dus van af te zien daarnaar nader onderzoek te verrichten, dient voor risico van het Openbaar Ministerie te komen.
Hetzelfde geldt voor de € 50.000,- die verdachte contant aan de heer [naam 1] heeft gegeven. Weliswaar is er ten aanzien van dit geldbedrag sprake van een witwasindicator, te weten het in privé voorhanden hebben van een groot contant geldbedrag met alle risico’s van dien, maar bij de FIOD heeft verdachte uitgelegd dat hij dit geldbedrag heeft gepind en waarom. Gedurende het opsporingsonderzoek is niet doorgevraagd over de herkomst van dit geldbedrag, en het is onbekend uit wat voor coupures dit geldbedrag bestond of op welke wijze het was verpakt en vervoerd. Bekend is slechts dat verdachte het geldbedrag uit een tas heeft gehaald, wat volgt uit een verklaring van een medewerker Belastingdienst die dat van [naam 1] zou hebben gehoord. . [naam 1] is hierover niet nader gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van dit geldbedrag gegeven. Nu verdachte niet is doorgevraagd over zijn verklaring en er tijdens de opsporingsfase ook geen ander onderzoek naar deze verklaring is gedaan, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 50.000,- uit enig misdrijf afkomstig is.
Tot slot bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen gerechtvaardigd witwasvermoeden ten aanzien van het contant betaalde bedrag van € 6.900,- voor de aankoop van speelpenningen in Holland Casino, de contante aanbetaling van € 6.800,- voor de aanschaf van meubelen bij [naam B.V.] en de contante betaling van € 2.420,- voor openstaande boetes op het politiebureau in Zandvoort. De omvang van deze geldbedragen is niet zodanig groot dat dit zonder meer een witwasvermoeden oproept. De bedragen van € 6.900,- en € 2.420,- bestonden bovendien uit biljetten van € 50,-, die niet ongebruikelijk zijn in het Nederlandse betalingsverkeer. Van het geldbedrag van € 6.800,- is niet bekend uit wat voor coupures dit bestond.
Conclusie:
Verdachte wordt vrijgesproken van witwassen van € 367.596,- en veroordeeld voor schuldwitwassen van € 71.500,-.
3.3.3.
Valsheid in geschrift (feit 3)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van een Bibob-formulier.
De gemeente Zandvoort heeft op 3 juli 2019 aangifte gedaan van valsheid in geschrift, gepleegd door verdachte door het onjuist invullen van een Bibob-formulier. [18] De aanleiding voor deze aangifte is de volgende. Op 27 maart 2019 heeft verdachte als enig bestuurder en UBO van Stichting Puerto del Futuro een omgevingsvergunning aangevraagd. De gemeente Zandvoort heeft verdachte daarop per brief van 16 mei 2019 gemeld dat hij een Bibob-formulier moest invullen, voordat op zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning kon worden beslist. Op 20 juni 2019 ontving de gemeente het Bibob-formulier van verdachte. Het formulier bleek niet ondertekend. Mevrouw [naam juridisch adviseur] , juridisch adviseur van de gemeente Haarlem en Zandvoort, nam hierover op 24 juni 2019 telefonisch contact op met verdachte. Verdachte heeft vervolgens het formulier, eveneens op 24 juni 2019, ondertekend in het gemeentehuis van Zandvoort. Vóór ondertekening is door [naam juridisch adviseur] aan verdachte gevraagd of het ingevulde formulier juist en volledig was, waarop verdachte antwoordde dat dit het geval was. [naam juridisch adviseur] constateerde echter op 28 juni 2019 dat verdachte het Bibob-formulier onvolledig en niet correct had ingevuld. De aanvrager vermeldde niet dat in de afgelopen vijf jaar een vergunning is ingetrokken, terwijl bij besluit van 6 september 2018, kenmerk [kenmerk] , een eerder aan verdachte verleende omgevingsvergunning is ingetrokken. [19] Die vergunning was verleend aan Stichting Puerto del Futoro, t.a.v. de heer [verdachte] . De aanvrager meldde niet dat intrekking van de omgevingsvergunning leidde tot een besluit last onder dwangsom van 29 maart 2019, kenmerk [kenmerk] , voor een illegaal bouwwerk op het perceel [adres] . [20] Op het Bibob-formulier [21] is ingevuld dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet als verdachte is aangemerkt, terwijl hij op 15, 16, 17 en 18 mei 2018 en 5 maart 2019 als verdachte is gehoord in deze strafzaak. [22] Verdachte heeft zowel bij de FIOD als op zitting verklaard dat hij het formulier heeft ingevuld en heeft ondertekend. [23]
De rechtbank stelt vast dat het Bibob-formulier in strijd met de waarheid door verdachte is opgemaakt. In deze feitelijke vaststelling zit ook het opzet van verdachte besloten. Verdachte wist immers dat hij als verdachte was gehoord, dat aan zijn Stichting een last onder dwangsom was opgelegd en dat een eerder aan hem verleende omgevingsvergunning was ingetrokken. Door met deze wetenschap het Bibob-formulier in strijd met deze feiten in te vullen heeft, hij opzet gehad op het valselijk opmaken. Door het ondertekenen van het formulier en het vervolgens inleveren daarvan bij de gemeente had verdachte tevens het oogmerk om dit geschrift als echt te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken. De stelling van verdachte dat hij het formulier per ongeluk verkeerd heeft ingevuld, acht de rechtbank niet geloofwaardig.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

1.

op tijdstippen in de periode 1 augustus 2013 tot en met 14 augustus 2017 in Nederland
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren,
immers heeft verdachte telkens met voormeld oogmerk de volgende goederen gekocht:
- meerdere deuren en kozijnen en/of overig materiaal bij [naam bouwmarkt] te [plaats] en
- kelderwanden voor de bouw van een kelder bij Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] te [plaats] en
- diverse materialen voor de renovatie van de [adres] bij Avanu Afbouw te Schagen en
- diverse materialen voor het bouwen van een houten buitenplafond door De Vest Projecten te Weesp en
- diverse materialen voor het aanleggen van een vloerverwarming door Top Vloerverwarming te Lelystad, waaronder 2 verdelers en vloerverwarmingsslangen;
2.
op tijdstippen in de periode 1 mei 2017 tot en met 1 juli 2017 in Zandvoort een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 71.500,-, voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
in de periode 15 juni 2019 tot en met 24 juni 2019 te Zandvoort een geschrift, namelijk een Bibob-vragenformulier met betrekking tot vergunningen ex artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven –
- ingevuld dat hij de afgelopen vijf jaar niet als verdachte aangemerkt is, terwijl hij op 15 mei 2018 als verdachte is gehoord in een strafrechtelijk onderzoek en
- ingevuld dat van hem of de rechtspersoon in de afgelopen vijf jaar geen vergunning is geweigerd of ingetrokken, terwijl bij besluit van 6 september 2018 (kenmerk [kenmerk] ) een eerder verleende omgevingsvergunning is ingetrokken en/of
- ingevuld dat aan hem of de rechtspersoon in de afgelopen vijf jaar geen last onder dwangsom is opgelegd, terwijl op 29 maart 2019 een last onder dwangsom is opgelegd (kenmerk [kenmerk] ),
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden. Zij acht ten aanzien van de flessentrekkerij strafverzwarend dat verdachte door middel van misbruik van rechtspersonen heeft geprobeerd verhaal te frustreren. Verdachte heeft zich enkel bekommerd om zijn eigen financiële gewin. De ondernemers blijven met lege handen achter. Verder heeft verdachte jarenlang gefaciliteerd dat criminele opbrengsten kunnen worden gebruikt. Tot slot heeft hij geprobeerd de gemeente te misleiden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het strafblad van verdachte en het tijdsverloop vindt de raadsman dat een taakstraf moet worden opgelegd. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, die niet aan de verdediging is te wijten. Verder hebben de doorzoeking, de procedures bij de Belastingdienst en het faillissement van verdachte grote impact gehad.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende langere periode schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Het gaat om een grote hoeveelheid aan goederen met behoorlijke waarde. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen tussen burgers en ondernemers, zoals dat gebruikelijk is in het maatschappelijk economisch verkeer, en heeft schade toegebracht aan de betrokken ondernemers. Verdachte is op berekenende wijze te werk gegaan door in privé koopovereenkomsten aan te gaan en vervolgens de betalingsverplichting te verschuiven naar zijn rechtspersonen, om daarmee onder betaling uit te komen. Toen de ondernemers alsnog bij verdachte verhaal gingen halen, gaf hij telkens als reden dat er ondeugdelijk werk was geleverd. Verdachte heeft overduidelijk enkel aan zijn eigen financiële gewin gedacht en zich niet bekommerd om de belangen van de leveranciers.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het heeft een corrumperende invloed op het normale handelsverkeer en is daarmee ook een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Ook hiermee heeft hij het in het maatschappelijke verkeer gangbare vertrouwen, in dit geval het vertrouwen dat in formele stukken wordt gesteld, geschaad. Dit is kwalijk, omdat de gemeente met het Bibob-formulier een integriteitsonderzoek uitvoert dat ertoe dient te voorkomen dat vergunningen worden gebruikt voor illegale doeleinden. Verdachte heeft geprobeerd de gemeente te misleiden.
De LOVS oriëntatiepunten, de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over strafoplegging, vermelden bij een fraudebedrag van € 70.000,- tot € 125.000,- als richtlijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden dan wel een taakstraf plus een voorwaardelijke gevangenisstraf. In deze zaak is naast een hoog benadelings- en witwasbedrag ook sprake van valsheid in geschrift. In beginsel zou de rechtbank dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte hebben kunnen opleggen. De rechtbank stelt echter, met de officier van justitie en de raadsman, vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en compenseert deze overschrijding door te kiezen voor een andere strafmodaliteit. De rechtbank acht een taakstraf van maximale duur passend. Daarnaast acht de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden, gelet op de ernst van de feiten en om verdachte te behoeden voor herhaling. Ook op de zitting heeft verdachte nog geen blijk getoond van inzicht in het kwalijke van zijn handelen. Verdachte lijkt alles goed te praten en alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf te plaatsen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij al fors is aangepakt door de Belastingdienst en dat ten tijde van de zitting nog steeds onduidelijk is wat de status van de bezwaarschriftprocedures is. Alles overwegende acht de rechtbank passend een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, waaronder administratie. Alle inbeslaggenomen voorwerpen die nog bij de FIOD liggen, moeten worden geretourneerd aan verdachte.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij Pouleyn N.V. vordert € 13.469,27 aan schadevergoeding.
De benadeelde partij Paape B.V. vordert € 8.653,82 aan schadevergoeding.
Deze benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard, nu er geen verband is tussen de vorderingen en het bewezenverklaarde.
De benadeelde partij [naam bouwmarkt] vordert € 22.990,- aan schadevergoeding.
De benadeelde partij Avanu Afbouw vordert € 22.704,92,- aan schadevergoeding.
Deze benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard, omdat verdachte op 15 juni 2021 persoonlijk failliet is verklaard. De wensenformulieren van de benadeelde partijen zijn ingediend vóór de datum van het faillissement van verdachte. Dat betekent dat deze vorderingen op grond van artikel 29 van de Faillissementswet van rechtswege worden geschorst. De curator moet die vorderingen immers bij de afwikkeling van het faillissement betrekken. Het schorsen van de vordering van de benadeelde partij in het kader van het strafproces is evenwel niet zonder meer mogelijk. Zo bepaalt 361, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dat het vonnis van de rechtbank ook een beslissing over de vordering van de benadeelde partij moet bevatten. Een schorsing van die vordering tot na het vonnis in de strafzaak is dus niet mogelijk.
De rechtbank zal de systematiek die ten grondslag ligt aan de afwikkeling van het faillissement van verdachte en die is neergelegd in de Faillissementswet niet doorkruisen door in de onderhavige procedure reeds te beslissen op die vorderingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen kennelijk niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en zal zonder nader onderzoek van de vorderingen op grond van artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partijen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 326a en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd
feit 2:
schuldwitwassen, meermalen gepleegd
feit 3:
valsheid in geschrift
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden volgens de maatstaf
twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de teruggaveaan
verdachtevan:
Alle inbeslaggenomen voorwerpen die zich bij de FIOD bevinden, waaronder administratie.
Verklaart de navolgende benadeelde partijen
niet-ontvankelijkin hun vordering:
  • Pouleyn N.V.
  • Paape B.V.
  • [naam bouwmarkt]
  • Avanu Afbouw
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.

Voetnoten

1.DOC-399 en DOC-405.
2.G-45-1, [naam 2] deel 3 – RB, p. 535.
3.DOC-396.
4.De door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden ter terechtzitting van 2 november 2023.
5.DOC-435, p. 20
6.G-46-01, [naam 2] deel 3 – RB, p. 548
7.G-47-01, [naam 2] deel 3 – RB, p. 560.
8.DOC-441, DOC-442, DOC-443, DOC-444 en Aanvullende processtukken 2, bijlagen B en C.
9.DOC-452.
10.G-49-01, [naam 2] deel 3 – RB, p. 573.
11.DOC-456.
12.DOC-474.
13.DOC-473.
14.AMB-021 PV van ambtshandeling [naam 2] deel 1 – RB, p. 232.
15.De door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden ter terechtzitting van 2 november 2023.
16.AMB-009 PV FIU 8 augustus 2017, [naam 2] deel 1 – RB, p. 180 + DOC-055 Factuur [naam B.V.] aan [naam vennootschap 1] d.d. 29 maart 2017.
17.De door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden ter terechtzitting van 2 november 2023.
18.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1100-2019126794-1, [naam 2] aanvulling RB, p. 13.
19.Aanvullend stuk, Besluiten [adres] te Zandvoort, p. 1.
20.Aanvullend stuk, Besluiten [adres] te Zandvoort, p. 6.
21.DOC-500.
22.Betreft onderzoek [naam 2] (feiten 1 en 2 in onderhavige strafzaak), V-01-01 t/m V-01-06.
23.Verhoor verdachte V-01-07 d.d. 26 september 2019, [naam 2] aanvulling-RB, p. 63, en de door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden ter terechtzitting van 2 november 2023.