Beoordeling
5. Ingevolge artikel 5:130 BW is een besluit van de VvE vernietigbaar als dit in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid is genomen en de vernietiging daarvan binnen een maand wordt verzocht. Onbetwist is gebleven dat het verzoek tot vernietiging van het besluit tijdig is gedaan. [verzoeker] is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
6. [verzoeker] verzoekt in deze procedure om nietigverklaring dan wel vernietiging van besluiten van de VvE.
7. Op grond van artikel 5:130 BW is de kantonrechter bevoegd te oordelen over een verzoek tot vernietiging van een VvE-besluit. Een verklaring voor recht dat een besluit nietig is, dient in beginsel bij de rechtbank en niet bij de kantonrechter te worden ingediend. In zijn arrest van 10 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1275) heeft de Hoge Raad echter overwogen dat in een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter tot vernietiging van een besluit van een orgaan van de VvE op de voet van artikel 5:130 lid 1 BW in verbinding met artikel 2:15 BW tevens een beroep op de nietigheid van dat besluit aan de orde kan worden gesteld. De kantonrechter kan zich derhalve ook buigen over de vraag of het besluit nietig is en zal dat ook doen. 8. Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
9. Op grond van artikel 2:15 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar wegens (a) strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, (b) strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist of (c) strijd met een reglement.
10. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Een besluit is vernietigbaar indien het naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de voornoemde gedragsregel. De toetsingsmaatstaf is of de vergadering van de VvE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het gaat daarbij om een marginale toetsing van het besluit.
11. Daarbij komt dat de redelijkheid en billijkheid in de relatie tussen vergadering van eigenaars en lid mede ingevuld wordt door het feit dat (ook) het lidmaatschap van een vereniging van eigenaars met zich mee kan brengen dat een minderheid van de leden van die vereniging zich geconfronteerd ziet met een haar onwelgevallig besluit. Die mogelijke confrontatie is inherent aan het democratische karakter van de vereniging. Dat karakter brengt bovendien met zich mee dat de minderheid zich in beginsel, ook al is ze het er niet mee eens, heeft te voegen naar het besluit. Dat neemt niet weg dat bij de belangenafweging door de vergadering van eigenaars daar rekening mee dient te worden gehouden.
12. [verzoeker] verzoekt nietigverklaring dan wel vernietiging van het besluit tot toedeling van gemeenschappelijke gedeelten (in de vaststellingsovereenkomst aangeduid als ‘de kwestie patio en/of lichthof en/of serre’) aan [naam 3] voor € 1,00 en wijziging van de splitsingsakte.
13. Partijen zijn het erover eens dat de bedoelde vierkante meters gemeenschappelijke gedeelten zijn.
14. Bij de beoordeling van dit verzoek stelt de kantonrechter het volgende voorop. Volgens de hoofdregel van artikel 5:139 lid 1 BW kan de akte van splitsing worden gewijzigd met medewerking van alle appartementseigenaars. Vaststaat dat het besluit tot wijziging van de splitsingsakte is genomen met 4 stemmen voor en 1 stem tegen. Lid 2 van artikel 5:139 BW bepaalt in de eerste volzin dat de wijziging ook met medewerking van het bestuur kan geschieden, indien het tot de wijziging strekkende besluit is genomen in de vergadering van eigenaars met een meerderheid van ten minste vier vijfden van het aantal stemmen dat aan de appartementseigenaars toekomt of met een zodanige grotere meerderheid als in de akte van splitsing is bepaald. In het arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:286) heeft de Hoge Raad echter – samengevat – geoordeeld dat een wijziging van de akte van splitsing die inhoudt dat een gemeenschappelijk gedeelte in een appartementencomplex wordt toegedeeld aan een van de appartementseigenaars, slechts volgens de hoofdregel van artikel 5:139 lid 1 BW, en dus met medewerking van alle appartementseigenaars, kan worden geëffectueerd, zo nodig met machtiging van de kantonrechter (artikel 5:140 BW). 15. Levering van de gemeenschappelijke gedeelten aan [naam 3] vereist derhalve een wijziging van de akte van splitsing die slechts volgens de hoofdregel van art. 5:139 lid 1 BW kan worden geëffectueerd, dus met de medewerking van alle appartementseigenaars (en toestemming van de eventueel beperkt gerechtigden: art. 5:139 lid 3 BW). Nu [verzoeker] heeft tegengestemd is er geen sprake van medewerking van alle appartementseigenaars.
16. De kantonrechter zal het besluit dan ook nietig verklaren. Een nietig besluit kan niet ook nog eens worden vernietigd, zodat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling van de vraag of het besluit (ook) in strijd met de redelijkheid en billijkheid is genomen.
17. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat partijen op grond van de vaststellingsovereenkomst opnieuw in overleg zullen moeten treden. Nu gebleken is dat zij niet tot overeenstemming kunnen komen over het door [naam 3] aan de VvE te betalen bedrag geeft de kantonrechter partijen in overweging daarover gezamenlijk een deskundige te raadplegen of een mediaton te starten. Daarbij dient de VvE zich te realiseren dat een symbolisch bedrag van € 1,00 geen recht doet aan de situatie. [verzoeker] dient zich echter ook te realiseren dat het uitgangspunt voor het bepalen van de vergoeding die door [naam 3] zal moeten worden betaald aan de VvE de waarde is die wordt onttrokken, dat wil zeggen de waarde die de betreffende gemeenschappelijke gedeelten hadden voor de gezamenlijke eigenaars. Die waarde is niet gelijk aan de m2-prijs die [naam 3] zal krijgen bij de verkoop van zijn appartement.
18. Partijen zijn het er allereerst niet over eens of de VvE toestemming heeft verleend voor de bouw van de serre. De VvE voert aan dat de toestemming bij dit besluit is verleend, nu de tekst luidt:
“De VVE heeft geen bezwaar als appartement [adres 2] een serre laat bouwen, zoals vergund door de gemeente Amsterdam”. Alhoewel het wenselijk was geweest dat de toestemming explicieter was vermeld, zal de kantonrechter er -anders dan [verzoeker] - van uitgaan dat met dit besluit is bedoeld (alsnog) de gewenste toestemming voor de bouw van de serre te verlenen. Dat er in de ledenvergadering van 22 oktober 2018 geen toestemming is gegeven doet daar niet aan af. In een volgende vergadering kan immers alsnog toestemming worden verleend.
19. Vervolgens zijn partijen verdeeld over het antwoord op de vraag of de grond waarop de serre zal worden gebouwd gemeenschappelijk is of niet. De VvE heeft aangevoerd dat de serre zal worden geplaatst
‘op het patio waar geen andere bewoner toegang toe heeft’en dat het
dusgeen gemeenschappelijke ruimte is. Deze redenering gaat mank en zal niet worden gevolgd. Nu de VvE niet aan de hand van de splitsingstekening heeft onderbouwd dat de serre niet op gemeenschappelijke grond zal worden gebouwd, is het verweer onvoldoende onderbouwd en zal ervan worden uitgegaan dat dit wel het geval is. Het besluit kan niet in stand blijven. Immers, als gebouwd wordt op gemeenschappelijke grond zal sprake zijn van een wijziging in de goederenrechtelijke situatie en dient de akte van splitsing te worden gewijzigd. Daar is geen besluit over genomen.
20. Gelet op het vorenstaande is het besluit nietig.
21. Vervolgens is aan de orde de vraag of de VvE heeft mogen besluiten dat de factuur van € 33.694,48 die de VvE aan [naam 3] heeft gestuurd met betrekking tot de herstelkosten onterecht is verstuurd en dat dit bedrag niet in rekening zal worden gebracht bij [naam 3] en zal worden gecorrigeerd in het saldo overzicht van 2022.
22. De factuur is gegrond op een besluit van de vergadering van de VvE van 5 januari 2021, waarin is besloten dat [naam 3] bij herstel de herstelkosten ten bedrage van € 33.694,48 moet betalen. In de vaststellingsovereenkomst, die van latere datum is en totstandgekomen is om de tussen partijen bestaande geschilpunten te beslechten, zijn partijen echter overeengekomen met elkaar in overleg te zullen treden over de kwestie patio en/of lichthof en/of serre binnen de opties 1 en 2. Aan dit overleg is geen tijdslimiet gesteld. Er is tussen partijen geen overeenstemming bereikt over optie 2 en door de VvE is na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst ook geen rechtsgeldig besluit genomen dat zal worden overgegaan tot herstel van de betreffende gemeenschappelijke gedeelten in oude staat, zodat de factuur inderdaad ten onrechte is verzonden. De VvE heeft dan ook in redelijkheid tot dit besluit kunnen komen. Het verzoek zal op dit onderdeel worden afgewezen.
23. Ten slotte heeft [verzoeker] verzocht het besluit van de VvE, waarin is besloten dat het tot 11 april 2023 door [naam 3] opgebouwde negatieve saldo bij de verkoop van zijn appartement zal worden verrekend, te vernietigen.
24. Bij dit besluit verleent de VvE, anders dan zij zelf aangeeft, [naam 3] een uitstel van betaling. Er is geen sprake van verrekening. Het uitstel geldt uitdrukkelijk niet voor de VvE-bijdragen die daarna verschijnen. De kantonrechter kan begrijpen dat [verzoeker] dit een onwenselijk besluit vindt, omdat uitstel van betaling (tijdelijk) ten koste gaat van de vulling van het reservefonds. Echter, blijkens de notulen heeft de VvE haar belangen om thans te kunnen beschikken over het geld en het belang van [naam 3] om uitstel van betaling wegens een liquiditeitsprobleem tegen elkaar afgewogen. Niet betwist is dat [naam 3] thans onvoldoende liquide middelen heeft om de achterstand te betalen. Door de funderingsherstelwerkzaamheden en de nasleep daarvan is hij financieel niet meer in staat te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen jegens de VvE en heeft hij besloten zijn appartementsrechten te verkopen. Daarom heeft de VvE met meerderheid van stemmen besloten hem in de gelegenheid te stellen de achterstand te betalen op het moment waarop hij de achterstallige bijdragen wel kan betalen: op het moment van de verkoop van de appartementsrechten. Er is dan ook naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het verzoek tot vernietiging van het besluit zal daarom worden afgewezen.
25. Nu partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.