Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
1.4 beslag
Zaak 1
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, [eiser], verzoekt om opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, [gedaagde], is gelegd op gelden bij de notaris. De achtergrond van het geschil ligt in een echtscheidingsprocedure tussen partijen, waarin onenigheid bestaat over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de vraag of bepaalde vermogensbestanddelen in Duitsland en Iran tot deze gemeenschap behoren. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 augustus 2023 heeft eiser zijn vordering toegelicht, terwijl gedaagde verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante feiten en juridische overwegingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en gedaagde in algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd geweest en dat er een dochter, [jongmeerderjarige], uit het huwelijk is geboren. Eiser heeft in het verleden aan gedaagde een schenking gedaan van vermogen in Duitsland en Iran, maar gedaagde heeft deze schenkingen betwist en stelt dat zij vernietigbaar zijn. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de toestemming van gedaagde voor deze schenkingen vereist was, en dat deze schenkingen dus vernietigbaar zijn.
Eiser heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de opheffing van het beslag, omdat hij in financiële problemen verkeert en het beslag hem belemmert in zijn mogelijkheden om aan zijn verplichtingen te voldoen. Gedaagde heeft echter betoogd dat zij belang heeft bij het handhaven van het beslag, omdat zij zich op de overbedelingssom wil verhalen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van gedaagde bij het handhaven van het beslag zwaarder weegt dan het belang van eiser bij opheffing daarvan. De vorderingen van eiser zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd.