4.3.1.Inleiding
Het feit dat aan verdachte ten laste is gelegd, komt voort uit een onderzoek naar (onder meer) handel in verdovende middelen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie dat de naam “Coalcity” heeft gekregen. In dit onderzoek zijn verschillende medeverdachten naar voren gekomen, waaronder de vader van verdachte, te weten: [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Ook komen er in het onderzoek Coalcity andere medeverdachten naar voren, waaronder [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Zoals de officier van justitie op de zitting heeft aangevoerd, is [medeverdachte 3] inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor onder meer medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie (onder meer met [medeverdachte 1] ).
Hierna zal de rechtbank ingaan op verschillende chatberichten. Hiervoor acht de rechtbank de volgende vaststellingen van belang.
In de woning van [medeverdachte 1] (waar ook zijn zoon, verdachte, woonachtig is) is een telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer 1] aangetroffen. Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat de gebruiker van dit nummer wordt aangesproken met onder meer ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’.De rechtbank stelt vast dat, gelet op de omstandigheid waar de telefoon is aangetroffen, in samenhang met voornoemde voor- en achternaam van de medeverdachte, deze telefoon aan [medeverdachte 1] toebehoort.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [medeverdachte 3] gebruik maakt van telefoonnummer * [telefoonnummer 2] . In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn chatgesprekken in de app [app 1] aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en de gebruiker van dit telefoonnummer. [medeverdachte 1] vraagt via [app 1] of [medeverdachte 3] de app ‘ [app 2] ’ wil installeren en zijn code door te sturen. [medeverdachte 3] laat vervolgens weten dat zijn [app 2] -code * [code] is.De rechtbank stelt daarom vast dat deze [app 2] -code wordt gebruikt door medeverdachte [medeverdachte 3] .
Daarnaast is bij dezelfde doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] een telefoon (Apple iPhone XS Max) in beslag genomen. Op deze telefoon staat de app [app 2] geïnstalleerd, waarbij er gebruik werd gemaakt van de [app 2] -ID ‘ [accountnaam] ’.Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat deze telefoon aan verdachte toebehoort en hij deze gebruikt, hetgeen door verdachte ook niet is weersproken.
Hierna zal worden besproken wat uit het berichtenverkeer via [app 2] tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde naar voren is gekomen.
4.3.2.Chatgesprekken
Uit chatberichten die zijn aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij ( [initialen medeverdachte 1] ) op 7 mei 2020 de volgende berichten stuurt aan [medeverdachte 3] ( [initialen medeverdachte 3] ):
[initialen medeverdachte 1] : Ik ben nog onderweg dus geef ff 1100 aan [voornaam verdachte] en die kleine turk komt 3500 ophalen. (…)
[initialen medeverdachte 3] : Oké laat die Turk maar naar [naam restaurant] komen na het eten dan.
[initialen medeverdachte 1] : Ok is goed. (…) Thanks.
Op diezelfde dag vindt het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [initiaal medeverdachte 1] ) en verdachte ( [initiaal verdachte] ):
[initiaal medeverdachte 1] : Ben je thuis. (…) Kan je even geld aanpakken van [voornaam 1 medeverdachte 3] .
[initiaal verdachte] : Ja dat is goed. Voor wie mama.
[initiaal medeverdachte 1] : Nee voor mij. 1100.
[initiaal verdachte] : Oke.
[initiaal verdachte] ; Zeg maar hoelaat Etos
[initiaal verdachte] : Er is
(…)
[initiaal medeverdachte 1] : Hij is er
[initiaal verdachte] : Ik heb je geld.
[initiaal medeverdachte 1] : Thanks.
De rechtbank begrijpt uit deze berichten, in samenhang bezien, dat met ‘ [voornaam 1 medeverdachte 3] ’ medeverdachte [medeverdachte 3] (wiens voornamen [voornaam 1 medeverdachte 3] [voornaam 2 medeverdachte 3] zijn) wordt bedoeld. De rechtbank begrijpt verder dat [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 1] op 7 mei 2020 een contant bedrag van 1.100,- euro naar verdachte heeft gebracht, waarna verdachte dit geld heeft aangenomen.
Uit chatberichten die zijn aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij ( [initialen medeverdachte 1] ) op 5 juni 2020 de volgende berichten stuurt aan [medeverdachte 3] ( [initialen medeverdachte 3] ):
[initialen medeverdachte 1] : Ok je krijgt 20 mee. En je krijgt op die 2e token 300 mee. (…) Dan rij je naar mijn huis. En tel je daar. Je geeft [voornaam verdachte] 70k. Daarvan pak je voor je zelf 500.
[initialen medeverdachte 1] : Die 250 breng je naar amsterdam. Adres en token krijg je nog.
[initialen medeverdachte 3] : Oké.
[initialen medeverdachte 1] : Top. [voornaam verdachte] weet ervan
[initialen medeverdachte 1] : Dus hoeveel haal je nu op
[initialen medeverdachte 3] : 320.
Op diezelfde dag vindt het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [initiaal medeverdachte 1] ) en verdachte ( [initiaal verdachte] ):
[initiaal medeverdachte 1] : Hoe laat ben je alleen? Want mama gaat toch eten.
[initiaal verdachte] : Al sinds 5 uur. Ben ik alleen met [naam 4] .
[initiaal medeverdachte 1] : Ok dan komt [voornaam 1 medeverdachte 3] straks langs.
(…)
[initiaal medeverdachte 1] : Laat hem binnen en pak van het geld dat hij brengt 70k eraf en verstop ff voor mij bij jou boven. Geef [voornaam 1 medeverdachte 3] er 500 van.
(…)
[initiaal medeverdachte 1] : Geregeld ?
[initiaal verdachte] : Ja. Ik heb 69.
[initiaal medeverdachte 1] : Top bedankt.
De rechtbank begrijpt uit deze berichten, in samenhang bezien, dat met ‘ [voornaam verdachte] ’ verdachte (‘ [voornaam verdachte] ’) wordt bedoeld. Verder begrijpt de rechtbank dat [medeverdachte 3] , in opdracht van [medeverdachte 1] , een totaalbedrag van ‘320’ meekrijgt, met bijbehorende tokens. Hiervan moet [medeverdachte 3] ‘70k’ aan verdachte geven en mag [medeverdachte 3] zelf een bedrag van ‘500’ houden. Vervolgens moet hij ‘250’ naar Amsterdam brengen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij een bedrag van 7.000,- euro in ontvangst heeft genomen. Hij heeft daarbij verwezen naar de verklaring van zijn vader bij de rechter-commissaris van 15 december 2022, waarin [medeverdachte 1] verklaart dat ‘70k’ niet stond voor 70.000,- euro, maar voor een bedrag van 7.000,- euro. Volgens [medeverdachte 1] (en verdachte) past dit ook veel beter bij de commissie van [medeverdachte 3] ter hoogte van 500,- euro.
De rechtbank overweegt dat in het normale spraakgebruik de toevoeging van een ‘k’ achter een bedrag staat voor ‘duizend’. Dat in het chatbericht door [medeverdachte 1] ook in dit geval met ‘70k’ een bedrag van 70.000,- euro werd bedoeld (en dus niet 7.000,- euro) blijkt ook wel uit de berichten, nu [medeverdachte 1] instrueert dat [medeverdachte 3] ‘20’ en ‘300’ meekrijgt (de rechtbank begrijpt: een totaalbedrag van 320.000,- euro) en daarvan ‘250’ (de rechtbank begrijpt: een bedrag van 250.000,- euro) naar Amsterdam moet brengen. Wat overblijft is een bedrag van 70.000,- euro (‘70k’). Dat [medeverdachte 3] vervolgens daarvan 500,- euro heeft gekregen, volgt uit het laatste bericht van verdachte. Verdachte geeft aan dat hij ‘69’ heeft gekregen (de rechtbank begrijpt: een bedrag van 69.000,- euro).
De rechtbank acht zowel de verklaring van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op dit punt als ook de verklaring van verdachte ter zitting dan ook volstrekt ongeloofwaardig en stelt vast dat verdachte op 5 juni 2020 een contant bedrag van ongeveer 70.000,- euro in ontvangst heeft genomen.
Uit chatberichten die zijn aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij ( [initiaal medeverdachte 1] ) op 12 juni 2020 de volgende berichten stuurt aan verdachte ( [initiaal verdachte] ):
[initiaal medeverdachte 1] : Ben je alleen thuis.???
[initiaal verdachte] : Ja.
[initiaal medeverdachte 1] : Ok kan jij ff 20.000 pakken boven. In een tasje doen en aan [voornaam medeverdachte 2] geven straks.
[initiaal verdachte] : Ja. (…)
[initiaal medeverdachte 1] : En doe het alleen dat niemand het ziet.
[initiaal verdachte] : Ja. (…)
[initiaal verdachte] : **Stuurt onderstaande afbeelding**
[initiaal medeverdachte 1] : Ok achter die jasjes. Ligt een tasje.
(…)
[initiaal verdachte] : Ja ik heb een stapel van 20. **Stuurt onderstaande afbeelding**
[initiaal verdachte] : Die is 20 dat weet ik nog.
[initiaal medeverdachte 1] : Top. Doe in tasje. Verstop ergens en als [voornaam medeverdachte 2] zo is geef je het. Verstop die andere tas werr achter de jasjes. Thanks.
[initiaal verdachte] : Ja gedaan. Hoelaat komt die ongeveer. (…)(…)
[initiaal verdachte] : Kan die niet wachten dan.
[initiaal medeverdachte 1] : Nee moet iemand uit de bak.
[initiaal verdachte] : Oke Hoelaat kom die dan.
[initiaal medeverdachte 1] : uurtje.
[initiaal verdachte] : Oke maar dan is mama wreek, komt wel goed.
[initiaal medeverdachte 1] : waar moet ik hem dan heen laten komen.
[initiaal verdachte] : gewoon op [straatnaam] niet precies voor de deur. (…) gewoon om de hoek.
(…)
[initiaal medeverdachte 1] : Geef hem ff 100 euro extra.
[initiaal verdachte] : Ja. (…) lk heb 100€ uit die koffie tas gepakt ik was vergeten welke jas.
Hiernaast zijn er berichten tussen [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] onderkend, waarin [medeverdachte 1] op 12 juni 2020 aan [medeverdachte 2] vraagt om met spoed 20.000 euro op te halen bij verdachte.De rechtbank begrijpt uit deze berichten dat verdachte in opdracht van zijn vader op 12 juni 2020 in de woning van verdachte een contant bedrag van 20.000,- euro uit de kast heeft gepakt om dit aan medeverdachte [medeverdachte 2] ( [voornaam medeverdachte 2] ) te geven. Verdachte moest dit doen zonder dat zijn moeder daar achter kwam. Hij moest daarom het geld in een tasje verstoppen. Medeverdachte [medeverdachte 2] zou vervolgens het geld komen ophalen. Er moest namelijk ‘iemand uit de bak’. [medeverdachte 2] heeft nadien een foto van een stortingsbewijs (20.020,- euro) en een foto van een afschrijving van 20.000,- naar het CJIB gestuurd naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft hierop geantwoord aan [medeverdachte 2] : ‘Jongen is los. Top’.
Uit chatberichten die zijn aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij ( [initialen medeverdachte 1] ) op 19 juni 2020 de volgende berichten stuurt aan [medeverdachte 3] ( [initialen medeverdachte 3] ):
[initialen medeverdachte 1] : Haal ff 1500 bij [voornaam verdachte] op. En breng bij die kleine turk.
[initialen medeverdachte 3] : Oké (…) kan met 30 min rijden.
[initialen medeverdachte 1] : Ok top.
(…)
[initialen medeverdachte 3] : Alles geregeld. Hij is weer blij.
De rechtbank begrijpt uit deze berichten dat [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 1] op 19 juni 2020 een contant bedrag van 1.500,- euro bij verdachte heeft opgehaald en naar ‘die kleine turk’ heeft gebracht.
4.3.4.Toepassing van het beoordelingskader
De rechtbank vindt dat ten aanzien van de contante bedragen van 1.100,- euro, 70.000,- euro, 20.000,- euro en 1.500,- euro sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Verdachte heeft in opdracht van zijn vader grote contante bedragen aangenomen en verstopt in de kast van een woning die hij deelde met zijn vader. Ook heeft hij in opdracht van zijn vader grote contante bedragen aan personen gegeven. In één geval blijkt dat de medeverdachte daarbij voorafgaand ook gebruik heeft gemaakt van tokens. De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat het steeds ging om geld van [medeverdachte 1] . Van [medeverdachte 1] zijn vrijwel geen inkomensgegevens bekend, behoudens een nettoloon van 73.847,- euro in 2015 en van 2.956,- in 2016.
Van verdachte mag daarom een verklaring over de herkomst van het geld worden verwacht. Bij de politie heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Drie jaar later, op 31 augustus 2023 heeft hij ter zitting een schriftelijke verklaring overgelegd. Daarin staat dat zijn vader koopman is en hij geld verdient met in- en verkoop van panden, horloges en kunst en hij niet beter weet dan dat het geld daar vandaan komt. Deze verklaring kan, mede gelet op het tijdstip waarop die is gedaan en het onderzoek dat al was gedaan naar de inkomenspositie van [medeverdachte 1] , niet gelden als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte.
Dat verdachte op de zitting heeft aangegeven dat hij zich over de eventuele ontvangst en overdracht van de geldbedragen weinig kan herinneren en heeft verwezen naar de verklaring van [medeverdachte 1] , die heeft aangegeven dat het gaat om legale gelden, maakt dit niet anders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen die de verdachte heeft ontvangen, bewaard en heeft overgedragen uit enig misdrijf afkomstig waren.