ECLI:NL:RBAMS:2023:6767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/723276 / HA ZA 22-766
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen appartementseigenaren over geluidsoverlast en naleving van de splitsingsakte

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee appartementseigenaren over geluidsoverlast veroorzaakt door een houten vloer in het appartement van de gedaagde. De eiseres, die onder de gedaagde woont, heeft geklaagd over de geluidsoverlast en stelt dat de vloer niet voldoet aan de normen zoals vastgelegd in de splitsingsakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de norm voor harde vloeren in de splitsingsakte een contactgeluidsisolatie-index van 48 decibel of minder vereist. De gedaagde heeft verschillende aanpassingen aan de vloer gedaan, maar de metingen tonen aan dat de norm nog steeds wordt overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de eiseres niet is verjaard, omdat de verjaringstermijn is gestuit door een schriftelijke mededeling van de eiseres. De rechtbank heeft de gedaagde de gelegenheid gegeven om een nieuw rapport over te leggen waaruit blijkt dat de vloer voldoet aan de norm. De verdere beslissingen zijn aangehouden tot de gedaagde een rapport overlegt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/723276 / HA ZA 22-766
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.G. Huijsmans te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.V. Rutgers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 juli 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord van 14 december 2022, met producties,
  • het tussenvonnis van 11 januari 2023, waarin een bijeenkomst van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 februari 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn beide eigenaar van een appartementsrecht aan de [locatie] . [gedaagde] woont boven [eiseres] . [gedaagde] heeft het appartementsrecht gekocht en geleverd gekregen van de heer [naam 1] .
2.2.
In het appartement van [gedaagde] ligt een houten vloer. Die was daar al gelegd door de heer [naam 1] . [naam 1] heeft daarover in een e-mail van 20 september 2022 als volgt verklaard:
“(…) Aan de hand van deze e-mail verklaar ik als toenmalige eigenaar, dat wij het appartement gelijk vanaf het eerste ogenblik hebben betrokken en gelijk ook de vloer hebben laten aanleggen waarover 20 jaar later blijkbaar discussie bestaat (…)
De appartementen werden per verdieping opgeleverd en ontvingen wij gelijk als mevr. [naam 2] (nr. 225) de sleutel op 7 februari 2002 (zie bijlage). Wij zijn gelijk gestart met het inrichten ervan waaronder het (laten) leggen van de vloer. Ik kan u dit zo stellig noemen omdat wij al geruime tijd in de startblokken stonden te verhuizen en letterlijk wachtten op het moment van oplevering.
(…)”
De bijlage waarnaar wordt verwezen is een brief van 9 januari 2002 aan mevrouw [naam 2] , waaruit volgt dat haar appartement op 7 februari 2002 is opgeleverd.
2.3.
In de splitsingsakte van 2 januari 2001 is bepaald dat de bepalingen van het Modelreglement 1992 als reglement zullen gelden, met dien verstande dat in de splitsingsakte een aantal wijzigingen en aanvullingen op het Modelreglement zijn opgenomen. Artikel 12.2 van de splitsingsakte luidt, voor zover van belang:
Artikel 17 lid 5vervalt en wordt vervangen door een nieuw lid 5, luidende:
De vloerbedekkingen van de privégedeelten dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Voorts is het teneinde het wonen zo aantrekkelijk mogelijk te maken het volgende van toepassing. Indien een eigenaar van een van de appartementsrechten in zijn privégedeelte min of meer harde vloerbedekkingen, zoals parket, plavuizen, marmer en dergelijke, heeft aangebracht, dient hij op eerste verzoek (per aangetekende brief) van het bestuur - zulks naar aanleiding van klachten - een in zijn opdracht en voor zijn rekening opgemaakt rapport van een deskundige te overleggen waarin wordt aangetoond dat de contact-geluidsisolatieindex van de kale vloer inclusief de aangebrachte vloerbedekking een waarde bereikt van lco= + 10 Db of meer.
Indien zulks niet binnen twee maanden na dagtekening van vorenbedoeld verzoek kan worden aangetoond, is de betreffende eigenaar verplicht om binnen één maand na verloop van vorenbedoelde termijn voor eigen rekening en risico de betreffende vloerbedekking te vervangen door een vloerbedekking die wel aan vorenbedoelde norm voldoet, zulks op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van de Vereniging van Eigenaars als bedoeld in artikel 29 lid 2 voor elke dag dat de niet-nakoming of overtreding voortduurt.”
2.4.
Nadat [eiseres] had geklaagd over geluidsoverlast, heeft [gedaagde] op 26 juli 2021 een geluidsmeting laten verrichten door Bewijsrapportage. De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport, dat onder meer inhoudt:
” (…)
Meetnauwkeurigheid
(..) Voor de afgeleide één getalswaarden wordt een nauwkeurigheid gehanteerd van ± 1 dB.
(..)
Conclusie
Contactgeluidisolatie
Uit de resultaten blijkt dat het gewogen contact-geluidniveau van de woning scheidende constructies varieert van LnT, A 53 tot en met 55 dB.
In artikel 12.2 van de akte Splitsing in Appartementsrechten d.d. 02 januari 2001 is vastgesteld dat een waarde Ico = +10 dB dient te worden gehaald. Dit staat gelijk aan kwaliteitseis K=2 (LnT, A ≤ 48).
(…)”
2.5.
Op 12 november 2021 heeft de raadsman van [eiseres] een brief gestuurd aan [gedaagde] , inhoudende voor zover van belang:
“Zoals u weet beklaagt cliënte zich over geluidsoverlast ten gevolge van uw houten vloer.
Cliënte heeft richting het bestuur van de VVE een beroep gedaan op het aangepaste artikel 17 lid 5 zoals dit is vermeld in het splitsingsreglement dat is aangehecht bij de splitsingsakte van 22 januari 2001. (…)
De conclusie is derhalve dat de vloer in uw woning niet voldoet aan het splitsingsreglement. Dit zorgt ervoor dat cliënte kan vorderen dat de vloer wordt verwijderd. (…)
Cliënte kan deze situatie niet op haar beloop laten. Enerzijds omdat zij effectief hinder ondervindt van de geluidsoverlast. Anderzijds omdat de huidige onrechtmatige situatie ook in juridische zin niet langer mag voortduren. Cliënte wil in staat zijn om in de toekomst een appartement te verkopen waarbij de toekomstige eigenaar hetzij verschoond blijft van onnodige geluidsoverlast, hetzij richting u een juridische actie overhoudt om hiertegen op te treden. Teneinde de kwestie niet direct te laten ontaarden in een gerechtelijke procedure stelt cliënte het navolgende voor:
(…)
Zonder het bereiken van een akkoord over verjaring is cliënte genoodzaakt om sowieso te procederen.
(…)”
2.6.
[gedaagde] heeft in april 2022 de ondervloer onder de houten vloerbedekking aangepast en er overal nog een extra ondervloer onder gelegd, waarvan de leverancier heeft gezegd dat deze vloer het geluid met 11 decibel zou verminderen op de lage tonen. Daarna heeft opnieuw een geluidsmeting plaatsgevonden op 2 augustus 2022.
2.7.
Vervolgens heeft [gedaagde] nog een aantal aanpassingen gedaan. Op 15 november 2022 heeft een derde meting plaatsgevonden. Op een aantal meetpunten is het gemeten contactgeluid hoger dan de grenswaarde van 48.
2.8.
Naar aanleiding van de meetonderzoeken heeft [gedaagde] op 26 november 2022 aan Bewijsrapportage een e-mail gestuurd, waarin onder meer staat:

(…)
Dank voor het rapport, maar je begrijpt dat het resultaat van de metingen vraagtekens oproept.
Hoe kan het zo zijn datde aanpassingen dat ik heb gedaan na het 2e contactgeluidonderzoek alleen het resultaat in de woonkamer Z2 met 2dB is verbeterd, Z1 gelijk is gebleven en SK1 en SK2 met resp. 3 en 2 Db is verslechterd ?
Eerste meting Tweede meting Derde meting
WK 1 54 51 51
WK 2 53 52 50
SK 1 55 49 52
SK 2 53 51 54
Ná de tweede meting heb ik ook alle plinten van muren en kozijnen losgekoppeld en speciale ontdreuningsvilt aangebracht onder stelpoten van het keukenblok, de kopse kant van het granieten aanrechtblad tegen de muur en op de 2 kopse kanten van het bureaublad op de kleine SK1. De vloerénde plinten liggen nu 100% zwevend en vrij van muur en kozijnen (laatste meting). Bij de 2e meting lag alleen de vloer 100% en zijn de 2 inbouwkasten losgezaagd van de rest van de vloer.
Kan je dit ook toelichten? (…)”
2.9.
Op 14 december 2022 heeft Bewijsrapportage een e-mail aan [eiseres] en [gedaagde] gestuurd, inhoudende voor zover van belang:
“(..)
Aanpassingen
U heeft diverse aanpassingen verricht maar niet met betrekking tot de ondervloer. Zoals u aangeeft heeft u niet de bron (vloer) aangepakt. (…) Bij contactgeluid is flankerende transmissie echter veelal een onderdeel van het probleem.
(…)
Geluidsgolven
Het is nog steeds goed mogelijk dat het (laagfrequent) geluid gemakkelijk wordt doorgelaten. Een voorbeeld is de mogelijkheid van resonatie als de excitatiefrequentie (de manier waarop de vloer wordt belast door een hamerapparaat) overeenkomt met de eigenfrequentie van de vloer. De situatie kan zelfs nog verslechteren door het
ontstaan van zogenaamde staande golven. Dit kan als de excitatiefrequentie, de eigenfrequentie van de vloer en de ruimte-mode nog een keer samenvallen. De kans is klein maar het kan en dan treed een forse opslingering op.
Kortom een verslechtering van de situatie.
Gebruik van vilt
Ik ben niet bekend met het door u gebruikte ontdreuningsvilt. Maar meer algemeen is van vilt bekend dat het uitstekend hoge tonen dempt maar slecht in staat is lage frequenties te dempen. Voor de lage tonen is vilt gewoon een min of meer starre verbinding. Afhankelijk van onder andere de overspanning en het type vloer kan een lagere resonantie freqentie ontstaan. De lagere resonantie freqentie zorgt ervoor dat in de onderliggende ruimte het bonkend geluid wordt ervaren en gemeten.
Vloerbedekking
Met betrekking tot de vloerbedekking heb ik contact gezocht met een collega. Vloerbedekking in een ruimte verschaft eerder voordeel in plaats van nadeel. Dat is de reden dat ik naar u opmerkte dat ik zelf liever de gehele vloerbedekking had laten weghalen. (…) Met betrekking tot de vloerbedekking welke over het hamerapparaat lag bij de metingen ontvang ik graag foto’s van u.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee maanden na dit vonnis voor eigen rekening en risico de houten vloerbedekking en ondervloer in zijn appartement aan de [adres] te vervangen door een vloerbedekking die voldoet aan de norm zoals vermeld in artikel 17.5 splitsingsreglement, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag(deel) waarop hij in gebreke blijft met de nakoming van het vonnis, met een maximum van € 30.000,00.
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee maanden na dit vonnis door middel van een verklaring van de deskundige bewijsrapportage.nl aan te tonen dat de nieuwe vloerbedekking voldoet aan de norm zoals vermeld in artikel 17.5 splitsingsreglement, op straffe van een dwangsom.
IlI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft een harde vloerbedekking in zijn appartement liggen die niet voldoet aan de norm zoals vastgelegd in de splitsingsakte. [eiseres] ondervindt hiervan onaanvaardbare hinder van leef- en contactgeluiden. [gedaagde] heeft weliswaar aanpassingen gedaan, maar die zijn onvoldoende, zo blijkt uit geluidsmetingen. [eiseres] vordert nakoming door [gedaagde]
van artikel 17 lid 5 van het splitsingsreglement zoals opgenomen in de splitsingsakte.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] heeft de houten vloer overgenomen van de vorige bewoner. De vloer ligt er al sinds 7 februari 2022. Dat is meer dan twintig jaar voordat is gedagvaard. De vordering is dan ook verjaard. Verder is geen sprake meer van een harde vloerbedekking, omdat [gedaagde] over de houten vloer tapijt heeft laten leggen. Voor de zachte vloerbedekking die er nu ligt geldt een andere norm, namelijk dat de vloerbedekking van een samenstelling dient te zijn dat contactgeluiden zoveel mogelijk worden tegengegaan. Aan die norm wordt voldaan. Meer subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de vordering tot verwijdering van de vloerbedekking na 20 jaar in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, dan wel dat sprake is van rechtsverwerking dan wel dat er sprake is van misbruik van recht. Uit artikel 17 lid 5 van het splitsingsreglement volgt dat er sprake moet zijn van overlast. [eiseres] weigert de gestelde overlast te concretiseren, terwijl dit wel was afgesproken. [gedaagde] heeft veel maatregelen genomen om geluiden te beperken. Hij heeft daarmee al het mogelijke gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde] de houten vloer en ondervloer in zijn appartement moet vervangen door een andere vloerbedekking, omdat de huidige vloer niet voldoet aan de norm uit het splitsingsreglement zoals opgenomen in de splitsingsakte.
Verjaring?
4.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de vordering van [eiseres] is verjaard, zodat zij geen nakoming van het splitsingsreglement meer kan vorderen. Volgens [gedaagde] is de verjaringstermijn aangevangen in februari 2002 toen de vloer werd gelegd. Hij is gedagvaard op 12 juli 2022 zodat de verjaringstermijn van twintig jaar uit artikel 3:306 BW op dat moment al was verstreken. In reactie hierop heeft [eiseres] aangevoerd dat de verjaringstermijn pas in de zomer van 2002 is aangevangen, toen zij er zelf is gaan wonen. Eerder kon zij immers geen geluiden waarnemen en was de overtreding van de norm dus niet kenbaar voor haar. De verjaringstermijn was daarom nog niet voorbij toen de dagvaarding werd uitgebracht. Daarnaast is de verjaring volgens [eiseres] tijdig gestuit.
4.3.
Het beroep op stuiting van de verjaring in 2021 slaagt. Het is daarom niet langer relevant in welke maand van 2002 de verjaringstermijn van 20 jaar is gaan lopen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.4.
Partijen zijn het er over eens dat de leden van de VvE elkaar kunnen aanspreken op de verplichtingen uit het Splitsingsreglement. Hoewel een rol lijkt te zijn weggelegd voor het bestuur van de VvE hebben partijen desgevraagd bevestigd dat leden van de VvE zich tegenover elkaar kunnen beroepen op het naleven van de norm die ziet op contactgeluid. Dit vindt ook steun in het arrest van Hof Amsterdam 14 juli 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:2900). De vordering van [eiseres] ziet op nakoming van de verplichting tot naleving van de geluidsnorm.
4.5.
Op grond van artikel 3:317 lid 1 BW kan de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis onder meer worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin de schuldenaar zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Deze schriftelijke mededeling moet de strekking hebben van een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar, zodat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee kan houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren (vergelijk HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0418). Bij de beoordeling of de mededeling aan de in artikel 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval.
4.6.
Toegepast op deze zaak betekent dit dat de verjaring door de brief van 12 november 2021 is gestuit. De zinnen ‘cliënte kan deze situatie niet op haar beloop laten’ en ‘Zonder het bereiken van een akkoord over verjaring, is cliënte genoodzaakt om sowieso te procederen’ maken immers duidelijk dat [eiseres] het er niet bij wil laten zitten en dat [gedaagde] dus rekening moet blijven houden met een procedure.
4.7.
De conclusie is dan ook dat de verjaring is gestuit en de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Norm/materieel
4.8.
Niet in geschil is dat de norm in het splitsingsreglement bestaat uit twee delen. Er is een specifieke regeling voor harde vloeren. Het feit dat de harde vloer van [gedaagde] grotendeels met kleden is bedekt, maakt niet dat er niet langer sprake is van een harde vloerbedekking. [eiseres] heeft terecht aangevoerd dat een kleed weer opgerold kan worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harde vloeren minder dempend zijn dan zachte vloeren. Daarom zal voor harde vloeren een specifieke regeling zijn getroffen. Het strookt niet daarmee dat die regeling eenvoudig kan worden omzeild door een kleed over de harde vloer te leggen. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:3757) die [gedaagde] heeft aangehaald is niet vergelijkbaar, omdat in die zaak al een harde vloer lag toen de norm werd bepaald. Er was in die zaak daarom geen sprake van het ‘aanbrengen van een harde vloerbedekking’.
4.9.
De regeling voor harde vloeren houdt in dat na klachten door [gedaagde] moet worden aangetoond dat de contact-geluidsisolatie index van de kale vloer inclusief de aangebrachte vloerbedekking een waarde bereikt van ico= + 10 Db. [gedaagde] stelt dat er geen sprake is van concrete klachten, althans niet nadat hij aanpassingen aan de vloer heeft gedaan. Daarmee miskent [gedaagde] echter dat de norm bedoeld is om discussies te voorkomen over de mate van overlast. [eiseres] heeft geklaagd en zij hoeft haar klachten niet te concretiseren. Uit de dagvaarding en uit de toelichting ter zitting volgt bovendien dat het gaat om het geluid van lopen, bonken, tikken, dribbelen en de wasmachine. Het is daarom aan [gedaagde] om aan te tonen dat de vloer voldoet aan de norm uit het splitsingsreglement.
4.10.
Uit de rapporten van bewijsrapportage volgt dat de norm in het splitsingsreglement overeenkomt met een waarde van 48 of minder decibel (zie 2.4 waar dit is vermeld voor het eerste rapport). Verder volgt uit het rapport van Bewijsrapportage van 15 november 2022 in combinatie met de e-mail van [gedaagde] van 26 november 2022 dat de norm is overgeschreden, ook na de aanpassingen.
4.11.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de derde meting niet goed is verricht, omdat er volgens hem op het moment van de meting op drie meetpunten een kleed over het hamerapparaat lag, waarmee de metingen zijn gedaan. Bij het meetpunt waar dat niet het geval was – in de e-mail van 26 november 2022 aangeduid als “WK2” – is het geluid wel gereduceerd. Hij heeft sinds de tweede meting nog meer aanpassingen gedaan, zodat het geluid overal zou moeten zijn gereduceerd. Volgens hem kan geen waarde worden gehecht aan de derde meting. Uitgaande van het ene meetpunt waar het wel goed is gegaan, zou – als die verbetering op de andere meetpunten wordt toegepast – het geluid op de meeste punten onder de grenswaarde blijven. Als in dat geval van een gemiddelde van de meetpunten wordt uitgegaan dan wordt volgens [gedaagde] voldaan aan de norm.
4.12.
De rechtbank constateert dat in alle overlegde rapportages de metingen uitwijzen dat de norm wordt overschreden. De rechtbank begrijpt uit de reactie van Bewijsrapportage van 14 december 2022 dat maatregelen niet zonder meer tot verbetering leiden. Dat de resultaten daadwerkelijk zijn verbeterd, blijkt nergens uit. De stelling van [gedaagde] dat de resultaten op een andere manier moeten worden geïnterpreteerd volgt de rechtbank niet. Alleen een daadwerkelijke meting biedt uitsluitsel over de vraag of de norm wordt overschreden. Volgens de procedureregels in het splitsingsreglement moet [gedaagde] met een rapport concreet aantonen dat de norm uit het reglement wordt behaald. Op dit moment is er niet een dergelijk rapport. [gedaagde] heeft gemotiveerd aangevoerd dat van het meest recente rapport niet kan worden uitgegaan vanwege de positie van een kleed tegen het apparaat tijdens de meting. [gedaagde] wordt dan ook toegelaten om – desgewenst – door middel van een nieuw rapport alsnog aan te tonen dat de vloer voldoet aan de norm zoals bepaald in het reglement. Hij zal in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na de dag dat dit vonnis wordt gewezen, te laten weten of hij een nieuw geluidsonderzoek wil laten uitvoeren.
Misbruik van recht, derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid en rechtsverwerking
4.13.
Voor zover [gedaagde] niet aantoont dat de norm wordt behaald, komt de vraag aan de orde of een beroep op nakoming van de norm uit het splitsingsreglement onaanvaardbaar is wegens de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, rechtsverwerking of omdat dit moet worden gekwalificeerd als misbruik van recht. Daarover wordt nu reeds als volgt overwogen.
4.14.
Indien de norm voor een harde vloer wordt overschreden, moet op grond van artikel 17 lid 5 van het splitsingsreglement de vloer worden vervangen. [eiseres] beroept zich hierop. Op grond van artikel 3:13 BW kan [eiseres] dit recht niet inroepen voor zover zij het misbruikt. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van dergelijk misbruik moet worden bezien of [eiseres] , in aanmerking nemend de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij het laten vervangen van de vloer en het belang van [gedaagde] dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid die vervanging niet mag verlangen.
4.15.
Hoewel de rechtbank onderkent dat [gedaagde] zeer veel moeite heeft gedaan om aanpassingen te doen zodat geluiden zoveel mogelijk worden beperkt (zoals technische aanpassingen en lopen op sloffen), maakt dit niet dat [eiseres] met het instellen van haar vordering misbruik van recht maakt. Het is een gegeven dat appartementsgebouwen gehorig kunnen zijn. Daarom zijn er normen vastgelegd om geluidsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals hiervoor ook is overwogen, is die norm er om discussies te voorkomen. Dat het aanpassen van de vloer [gedaagde] zwaar zou vallen, maakt dat niet dat [eiseres] misbruik van recht maakt door nakoming van het splitsingsreglement te verlangen. Ook het feit dat de norm strenger is dan het bouwbesluit, maakt dit niet anders. [gedaagde] heeft bij het kopen van het appartement getekend voor de nakoming van het splitsingsreglement en dus ook voor de regels die gelden voor harde vloeren.
4.16.
Op het voorgaande stuit ook het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid af. Er kan niet worden gezegd dat het beroep van [eiseres] op de regeling uit het splitsingsreglement naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat is een zeer hoge maatstaf, die hier niet wordt gehaald.
4.17.
Ook van rechtsverwerking, een specifieke vorm van die derogerende werking, is geen sprake. Het feit dat [eiseres] in de eerste jaren dat zij onder het appartement van [gedaagde] woonde niet over de harde vloer heeft geklaagd is onvoldoende. Dat maakt niet dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat zij nooit een beroep op die norm zou doen. Volgens vaste jurisprudentie is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Gewijzigde leefomstandigheden (meer aanwezigheid thuis) kunnen maken dat [eiseres] nu wel naleving van die norm wenst.
4.18.
Kortom: de stellingen van [gedaagde] die er op neerkomen dat [eiseres] geen beroep kan doen op naleving van de norm uit het Splitsingsreglement stranden.
Aanhouding verdere beslissingen
4.19.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.12 is overwogen, zullen alle verdere beslissingen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [gedaagde] toe een rapport van een deskundige over te leggen waaruit volgt dat de vloer voldoet aan de norm voor harde vloeren uit artikel 12 van de splitsingsakte, waarin artikel 17 lid 5 van het splitsingsreglement is opgenomen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 april 2023voor uitlating door [gedaagde] of hij een rapport als bedoeld in 5.1 wil laten opstellen,
5.3.
bepaalt dat als [gedaagde] een dergelijk rapport wil laten opstellen, [eiseres] medewerking aan het geluidsonderzoek moet verlenen, en dat [gedaagde] het rapport moet laten opstellen en overleggen uiterlijk op de rol van
14 juni 2023,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Elte-Hamming en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.