ECLI:NL:RBAMS:2023:6661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 23/1924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de objectieve belastingheffing in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, een inwoner van Amsterdam, ontving op 15 maart 2023 een naheffingsaanslag van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, omdat hij volgens de parkeercontroleur geen of te weinig parkeerbelasting had voldaan. Eiser had per vergissing een verkeerde parkeerzone geselecteerd in de Yellowbrick-app en voerde aan dat hij de intentie had om te betalen. De rechtbank overweegt dat parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld geen rol spelen. De vergissing van eiser valt voor zijn rekening en risico, en de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar gerechtigd was om de naheffingsaanslag op te leggen.

Eiser voerde subsidiair aan dat de hoogte van de naheffingsaanslag onjuist was, omdat hij al parkeergeld had betaald in een andere zone met een lager tarief. De rechtbank volgt dit standpunt niet en verwijst naar een arrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat de gemeentelijke wetgever de keuze heeft om na te heffen over een fictieve parkeerduur van één uur. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 30 maart 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2023.
Eiser is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [gemachtigde] .

Overwegingen

1. Op 11 maart 2023 stond de auto van eiser, met kenteken [kenteken] stil in een parkeervak ter hoogte van [adres] te Amsterdam. Om 16.15 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen of te weinig parkeerbelasting was voldaan, vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Eiser stelt primair dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Per vergissing heeft hij een verkeerde parkeerzone aangeklikt in de Yellowbrick-app. Vergissingen kunnen nu eenmaal gebeuren. Eiser voert aan dat er geen opzet in het spel was en dat hij de intentie had om te betalen.
3. De rechtbank overweegt dat parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden. Met de omstandigheid dat eiser zich heeft vergist in de parkeerzone, hoewel begrijpelijk is dat dat kan gebeuren, kan daarom geen rekening worden gehouden. Dit is een vergissing die voor rekening en risico komt van eiser. Het is vaste rechtspraak dat de heffingsambtenaar in dit soort situaties een naheffingsaanslag mag opleggen.
4. Eiser voert subsidiair aan dat de hoogte van de naheffingsaanslag onjuist is. Hij stond geparkeerd in een parkeerzone waarvoor een tarief van € 2,50 per uur geldt. Maar hij had wel al parkeergeld betaald in een andere parkeerzone waarvoor een tarief van € 1,50 per uur geldt. Eiser heeft daarvan een betalingsbewijs overgelegd. Het verschil tussen deze tarieven dient volgens eiser in mindering te worden gebracht op de naheffingsaanslag. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 augustus 2022. [1] De heffingsambtenaar is het hier niet mee eens en verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2019 [2] waaruit volgens de heffingsambtenaar volgt dat forfaitair op basis van een parkeerduur van een uur nageheven kan worden.
5. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet. De Hoge Raad oordeelt in de uitspraak van 18 januari 2019 dat uit artikel 234, lid 3, Gemeentewet is af te leiden dat de gemeentelijke wetgever de keuze is gelaten om na te heffen over een fictieve parkeerduur van één uur of op de werkelijke duur dat er zonder betaling is geparkeerd. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar dus de mogelijkheid wordt geboden om na te heffen over een fictieve parkeerduur van één uur, ook al blijft de naheffing daarmee niet altijd beperkt tot de te weinig betaalde belasting. De rechtbank meent dat de heffingsambtenaar die mogelijkheid niet alleen wordt geboden in de situatie van betaling voor een te korte duur, maar ook wanneer een goedkopere parkeerzone is geselecteerd en daarom te weinig is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank mag de heffingsambtenaar dus naheffen over de parkeerduur van één uur, waardoor het reeds betaalde parkeergeld niet in mindering hoeft te worden gebracht op de naheffingsaanslag. Voor zover eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 augustus 2022, merkt de rechtbank op dat zij in deze procedure de geldende lijn van de Hoge Raad volgt.
Conclusie
6. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

2.ECLI:NL:HR:2019:56, m.nt. L.J. Boone.