ECLI:NL:RBAMS:2023:6420

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
22/4150
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor woning in Amsterdam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om haar geen urgentieverklaring te geven. Eiseres had in beroep al een woning en haar procesbelang lag in het verzoek om proceskosten in bezwaar. De aanvraag voor de urgentieverklaring was afgewezen op 8 april 2022 en het bestreden besluit volgde op 18 juli 2022. Eiseres heeft op 26 augustus 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 22 september 2023 werd duidelijk dat eiseres sinds twee maanden een woning in Amsterdam heeft, wat door verweerder werd aangevoerd als reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres nog steeds belang heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij om vergoeding van proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank beoordeelt vervolgens de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring. De regels voor het verlenen van een urgentieverklaring zijn streng, gezien de schaarste aan sociale huurwoningen in Amsterdam. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoet aan de eis van vier jaar regiobinding, aangezien zij zich op 13 maart 2020 heeft ingeschreven in Amsterdam, terwijl zij eerder in Wijdemeren stond ingeschreven. Eiseres had aangevoerd dat verweerder voorheen een termijn van twee jaar hanteerde, maar de rechtbank oordeelt dat de gewijzigde Huisvestingsverordening van 1 januari 2021, die de bindingseis verhoogde naar vier jaar, van toepassing is.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij al voor 13 maart 2020 feitelijk in Amsterdam woonde, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vertrouwd op de basisregistratie personen. De rechtbank concludeert dat, omdat verweerder in ieder geval één weigeringsgrond kon tegenwerpen, de andere gronden niet besproken hoeven te worden. Het beroep op de hardheidsclausule wordt eveneens afgewezen, omdat de situatie van eiseres niet zodanig schrijnend was dat dit leidde tot het verlenen van urgentie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing op het bezwaar van eiseres in stand blijft en zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. L’Ghdas),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.H.G. van den Boorn).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder om haar geen urgentieverklaring te geven.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 april 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 18 juli 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld op 26 augustus 2022.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
2. De gemachtigde van eiseres heeft aan het begin van de behandeling op zitting meegedeeld dat eiseres sinds twee maanden een woning in Amsterdam heeft. Verweerder heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat eiseres geen actueel materieel procesbelang heeft. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. Eiseres heeft alleen al omdat zij zowel in de beroeps- als in de bezwaarfase heeft verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten in bezwaar, belang bij een beoordeling van haar beroep [1] . De rechtbank zal het beroep dan ook hierna verder inhoudelijk beoordelen.
Is het bestreden besluit rechtmatig?
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Uit de Huisvestingsverordening en de nadere regels blijkt dat verweerder alleen in uitzonderlijke gevallen een urgentieverklaring geeft. De gemeenteraad mag criteria stellen in de Huisvestingsverordening om woningzoekenden in te delen in urgentiecategorieën en verweerder mag nadere regels stellen over de urgentiecategorieën en weigeringsgronden in de nadere regels. [2] De regels zijn streng, omdat er in Amsterdam te weinig sociale huurwoningen zijn voor alle mensen die zo’n woning zoeken. Het uitgangspunt is dat woningen worden verdeeld onder mensen die op een wachtlijst staan. Het geven van een urgentieverklaring betekent dat anderen nog langer op de wachtlijst staan. In de weigeringsgronden is rekening gehouden met veelvoorkomende situaties waarin de gemeenteraad het onwenselijk vindt om urgentie te verlenen. [3] Doet zich een weigeringsgrond voor, zoals genoemd in de Huisvestingsverordening, dan moet verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring afwijzen. Alleen met toepassing van de hardheidsclausule kan daarop nog een uitzondering worden gemaakt in schrijnende situaties.
6. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van drie algemene weigeringsgronden, waaronder de eis van vier jaar regiobinding [4] . De rechtbank stelt vast dat eiseres zich op 13 maart 2020 heeft ingeschreven in de gemeente Amsterdam nadat zij vanaf 5 september 2017 stond ingeschreven in de gemeente Wijdemeren. Vervolgens heeft zij op 15 april 2021 een urgentieverklaring aangevraagd. Eiseres heeft dus geen vier jaar regiobinding nadat zij zich opnieuw heeft ingeschreven.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder voorheen in de nadere regels een termijn van twee jaar hanteert maar dit recentelijk heeft gewijzigd. Volgens eiseres dient verweerder ook in haar geval uit te gaan van een termijn van twee jaar. Dit heeft verweerder ook zo richting eiseres gecommuniceerd, aldus eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de eis van vier jaar regiobinding van toepassing is. Verweerder heeft de Huisvestingsverordening per 1 januari 2021 gewijzigd. Eiseres heeft pas na deze wijziging om urgentie verzocht. Een van de wijzigingen betreft het verhogen van de bindingseis van twee naar vier jaar. Dat met eiseres is gecommuniceerd dat voor haar een bindingseis van twee jaar van toepassing is, blijkt niet uit de stukken in het dossier. Dit heeft de gemachtigde van eiseres op zitting ook niet weersproken. Verder merkt de rechtbank op dat eiseres ook geen baat heeft bij een bindingseis van twee jaar, omdat zij dan nog steeds niet aan deze voorwaarde zou voldoen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
8. Eiseres heeft op zitting aangevoerd dat zij al voor 13 maart 2020 feitelijk woonachtig was in Amsterdam. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft mogen uitgaan van de gegevens uit de basisregistratie personen [5] . Verder heeft eiseres wel gesteld maar niet onderbouwd dat zij al eerder in Amsterdam woont. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
9. Omdat verweerder in ieder geval één algemene weigeringsgrond kon tegenwerpen, hoeven de andere twee weigeringsgronden niet besproken te worden.
10. Ook het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet. Hoewel de rechtbank de moeilijke situatie waarin eiseres en haar twee minderjarige kinderen verkeerden wel degelijk ziet, was de situatie op het moment van de besluitvorming niet zodanig schrijnend dat dit moest leiden tot het verlenen van urgentie.

Conclusie

11. Het beroep is gelet op bovenstaande overwegingen ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op het bezwaar van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:920.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:93.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
4.Artikel 2.6.5 eerste lid onder sub i van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.
5.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2010.