ECLI:NL:RBAMS:2023:6396

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 22/5967
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderbijslag wegens verblijf kind in ander huishouden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om kinderbijslag voor zijn zoon, die door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) is afgewezen. De Svb heeft geoordeeld dat het kind niet tot het huishouden van eiser behoort, maar tot dat van zijn ex-partner. Eiser heeft aangevoerd dat zijn zoon regelmatig bij hem verblijft, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat zijn zoon minimaal vier nachten per week bij hem woont, wat vereist is volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De rechtbank stelt vast dat er geen overeenkomst of rechterlijke beschikking bestaat over de zorg voor het kind, en dat de feitelijke situatie niet voldoende is om aan te nemen dat het kind tot het huishouden van eiser behoort. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat het kind tot het huishouden van de ex-partner behoort, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit Amsterdam, eiser

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. J.G. Starreveld).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit Utrecht (de ex-partner van eiser).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om kinderbijslag voor zijn zoon [zoon] vanaf het vierde kwartaal van 2021.
2. De Svb heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2022 afgewezen. In het bestreden besluit van 6 oktober 2022 is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De ex-partner van eiser heeft ook schriftelijk gereageerd. Eiser heeft vervolgens nog een reactie aan de rechtbank toegestuurd.
4. De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van de Svb en de ex-partner van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

Het standpunt van de Svb
5. De Svb heeft de aanvraag van eiser om kinderbijslag afgewezen omdat [zoon] niet tot het huishouden van eiser behoort, maar tot het huishouden van de ex-partner van eiser. Eiser heeft namelijk niet aangetoond dat [zoon] minimaal vier nachten per week bij hem doorbrengt. De ex-partner van eiser heeft daarom recht op de kinderbijslag, aldus de Svb.
Het standpunt van eiser
6. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert aan dat [zoon] wel tot zijn huishouden behoort. [zoon] verblijft al jarenlang van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij eiser en ook het grootste deel van de vakanties. Ook verblijft [zoon] volgens eiser doordeweeks regelmatig bij zijn oma in plaats van bij zijn moeder.
7. Eiser heeft verder op de zitting aangevoerd dat er periodes zijn geweest dat [zoon] soms ook doordeweeks bij hem heeft verbleven. Zo verbleef [zoon] in de coronaperiode soms doordeweeks bij hem, omdat hij toen online onderwijs volgde. Daarnaast is er in ieder geval vanaf oktober 2021 een periode geweest waarin [zoon] om de week doordeweeks bij eiser verbleef. [zoon] ging dan vanuit Amsterdam naar school in Utrecht en weer terug, aldus eiser.
Het oordeel van de rechtbank
Wanneer bestaat recht op kinderbijslag?
8. Eiser heeft recht op betaling van kinderbijslag als [zoon] tot zijn huishouden behoort. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, en artikel 18, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
9. In de wet is het begrip ‘tot het huishouden behoren’ niet gedefinieerd. Dit is wel gebeurd in beleidsregels van de Svb en in rechterlijke uitspraken. Zo volgt uit die regels dat voor de vraag tot welk huishouden een kind behoort, bepalend is waar een kind het merendeel van de nachten doorbrengt (minimaal vier nachten per week). Uit de beleidsregels volgt ook dat het huishouden van het kind niet verandert als het kind tijdelijk ergens anders verblijft, bijvoorbeeld vanwege vakantie of opname in een inrichting of ziekenhuis. [1]
10. Als er tussen ouders een overeenkomst bestaat of een rechterlijke beschikking geldt over het verblijf van hun kind, hanteert de Svb het beleid dat deze overeenkomst of beschikking doorslaggevend is voor de vraag tot wiens huishouden het kind behoort. Als de feitelijke situatie hiervan afwijkt, houdt de Svb hier alleen rekening mee als deze afwijkende situatie een bestendig karakter heeft. In het algemeen is dat het geval als de ouders de overeenkomst of rechterlijke beschikking langer dan zes maanden niet naleven. [2] Dit uitgangspunt wordt onderschreven in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. [3]
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat [zoon] van vrijdag tot maandagochtend bij eiser verblijft en het grootste deel van de vakanties, niet maakt dat [zoon] tot het huishouden van eiser behoort. In deze situatie verblijft [zoon] gewoonlijk slechts drie van de zeven nachten per week bij eiser. Het grootste deel van de week verblijft hij bij zijn moeder. Uit het beleid van de Svb volgt dat dit betekent dat [zoon] in deze situatie tot het huishouden van de ex-partner van eiser behoort. Dat [zoon] in de vakanties bij eiser zou verblijven, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt als [zoon] af en toe doordeweeks bij zijn oma zou blijven slapen. Een tijdelijk verblijf ergens anders vanwege bijvoorbeeld vakantie of een logeerpartij, maakt namelijk niet dat het huishouden van [zoon] verandert. Bepalend is waar hij normaal gesproken verblijft. Eiser heeft hiermee dus niet aannemelijk gemaakt dat [zoon] tot zijn huishouden behoort.
12. De vraag is vervolgens of [zoon] tot het huishouden van eiser is gaan behoren, omdat hij gedurende bepaalde periodes ook regelmatig doordeweeks bij eiser zou hebben verbleven.
13. De rechtbank stelt vast dat tussen eiser en zijn ex-partner geen overeenkomst of rechterlijke beschikking bestaat waarin de zorg van [zoon] is geregeld. Het onder 10. genoemde beleid is in deze zaak daarom niet rechtstreeks van toepassing.
14. De rechtbank stelt daarnaast vast dat er in deze zaak door de jaren heen wel een bestendige situatie is ontstaan ten aanzien van het verblijf van [zoon] , in die zin dat hij van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij eiser verblijft en de overige nachten bij de ex-partner van eiser. Eiser heeft op de zitting namelijk gezegd dat het eigenlijk altijd zo is gegaan. De ex-partner van eiser heeft dit op de zitting bevestigd. Zij heeft gezegd dat [zoon] al van jongs af aan op deze dagen bij zijn vader is.
15. De rechtbank ziet aanleiding om in een dergelijk geval het begrip ‘tot het huishouden behoren’ uit te leggen overeenkomstig het onder 10. genoemde beleid. Dit betekent dat wanneer er geen overeenkomst of rechterlijke beschikking is ten aanzien van het verblijf van het kind, het volgende geldt. Als een bestendige situatie is ontstaan ten aanzien van het verblijf van het kind en de feitelijke situatie hier vanaf enig moment van gaat afwijken, dan kan niet zondermeer worden aangenomen dat het kind tot een ander huishouden is gaan behoren. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank vereist dat aannemelijk wordt gemaakt dat een nieuwe bestendige situatie is ontstaan. In het algemeen is hiervan sprake als deze nieuwe situatie zich langer dan zes maanden voordoet.
16. De rechtbank legt het begrip ‘tot het huishouden behoren’ in deze situatie op deze manier uit, omdat dit begrip een bepaalde duurzaamheid impliceert. Het zou daarmee in strijd zijn als een kind tot een ander huishouden zou gaan behoren als hij een korte periode het grootste deel van de tijd bij de andere ouder verblijft. Ook bestaat er bij deze uitleg voor rechthebbenden op kinderbijslag zoveel als mogelijk zekerheid en continuïteit en is het voor de Svb eenvoudiger vast te stellen tot welk huishouden een kind behoort. Daarbij merkt de rechtbank op dat het primair de taak van ouders zelf is om tot regelingen te komen over de verzorging en opvoeding van hun kind(eren).
17. Voor eiser betekent dit het volgende. De bestendige situatie is dat [zoon] tot het huishouden van de ex-partner van eiser behoort. [zoon] verblijft namelijk al sinds jaren vier nachten per week bij zijn moeder en dat is het grootste deel van de week. Wil aangenomen kunnen worden dat [zoon] tot het huishouden van eiser is gaan behoren, moet eiser aannemelijk maken dat [zoon] langer dan zes maanden minstens vier nachten per week bij hem heeft verbleven. De enkele stelling dat [zoon] in de coronaperiode vaker doordeweeks bij eiser verbleef, omdat [zoon] toen online onderwijs volgde, is daarvoor onvoldoende. Ter onderbouwing van de stelling dat [zoon] vanaf oktober 2021 om de week doordeweeks bij eiser verbleef, heeft eiser OV-gegevens van [zoon] overgelegd. Deze OV-gegevens hebben slechts betrekking op een periode van vijf maanden. Daarmee heeft eiser dus niet aangetoond dat deze situatie zich langer dan zes maanden heeft voorgedaan. Eiser heeft aangegeven geen verdere OV-gegevens te kunnen overleggen. Hij heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat minstens zes maanden is afgeweken van de bestendige situatie. Eiser heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat [zoon] tot zijn huishouden is gaan behoren.

Conclusie en gevolgen

18. De conclusie is dan ook dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat [zoon] tot het huishouden van zijn moeder behoort. Eiser heeft daarom geen recht op kinderbijslag voor [zoon] .
19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. Vlierhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2023.
griffier
rechter

de griffier is verhinderd te tekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de beleidsregel ‘Tot het huishouden behoren’ (SB1014), te raadplegen via puc.overheid.nl/svb.
2.Zie de beleidsregel ‘Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens; echtscheiding en co-ouderschap’ (SB1096).
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van bijvoorbeeld 17 december 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:3262) en 6 november 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2316), te raadplegen via www.rechtspraak.nl.