ECLI:NL:RBAMS:2023:6154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/733915 / KG ZA 23-421
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van geluidsfragmenten door incassobureau tegen journalistiek platform

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Invorderingsbedrijf B.V. (IVB) en Follow the Money B.V. (FTM). IVB vorderde afgifte van geluidsfragmenten die door FTM waren opgenomen in het kader van een journalistiek artikel over IVB. De vordering werd afgewezen, omdat aannemelijk is dat de geluidsfragmenten niet meer bestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat, zelfs als de fragmenten nog beschikbaar waren, de vordering niet zou zijn toegewezen. De rechter benadrukte dat de publicatie van het artikel door FTM niet onrechtmatig was, aangezien het artikel was gebaseerd op verschillende bronnen en journalistiek zorgvuldig tot stand was gekomen. IVB had niet aangetoond dat de beschuldigingen in het artikel ongegrond waren. De voorzieningenrechter wees ook op de bescherming van de persvrijheid en het belang van journalistiek onderzoek, wat een belangrijke overweging was in de afwijzing van de vordering. IVB werd veroordeeld in de proceskosten van FTM.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/733915 / KG ZA 23-421 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INVORDERINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INCASSOCENTER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen bij dagvaarding van 26 mei 2023,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOLLOW THE MONEY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. M.Ch. Kaaks en mr. J.E. van Til te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk IVB worden genoemd en gedaagde FTM.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft IVB haar eis vermeerderd, in die zin dat FTM wordt veroordeeld op haar website gepubliceerde artikelen over IVB te verwijderen en wordt veroordeeld in de volledige proceskosten. FTM heeft, eveneens voorafgaand aan de mondelinge behandeling, bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering die ziet op het verwijderen van de artikelen. Bij e-mail van 11 juli 2023 is aan partijen meegedeeld dat zij bij aanvang van de mondelinge behandeling in de gelegenheid zullen worden gesteld hun standpunten over de eisvermeerdering die ziet op het verwijderen van de artikelen naar voren te brengen, waarna de voorzieningenrechter eerst zal beslissen of de eisvermeerdering wordt toegestaan.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 12 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter, nadat partijen zich daarover hadden uitgelaten, beslist dat de vermeerdering van eis die ziet op het verwijderen van de artikelen niet wordt toegestaan. Hiervoor was redengevend dat de vermeerdering van eis, zoals door FTM aangevoerd, op het eerste gezicht een geheel andere vordering betrof met een ander toetsingskader dan de vorderingen in de dagvaarding en FTM daardoor in haar verdediging wordt geschaad. De vermeerdering van eis die ziet op een veroordeling van FTM in de volledige proceskosten is wel toegestaan, omdat FTM hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt.
1.3.
Vervolgens heeft IVB haar vorderingen toegelicht. FTM heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.
1.5.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van IVB: [naam 1] en [naam 2] , beiden statutair bestuurder, met mr. Tuithof;
- aan de zijde van FTM: [naam 3] , bestuurder en aandeelhouder, mr. Kaaks en mr. Van Til.

2.De feiten

2.1.
IVB is een incassokantoor en incasseert vorderingen op debiteuren van haar opdrachtgevers.
2.2.
FTM is een platform voor onderzoeksjournalistiek.
2.3.
Op 12 juli 2019 heeft FTM op haar website het artikel ‘Undercover bij het incassobureau dat zijn eigen klanten uitknijpt’ inclusief een aantal geluidsfragmenten geplaatst over IVB. Het artikel is geschreven door de journalist [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Op 26 juli 2019 heeft FTM op haar website een podcast geplaatst over het artikel (hierna samen: het 2019 artikel).
2.4.
Het 2019 artikel gaat over de werkwijze van IVB. Zoals ook al uit de kop boven het artikel blijkt, is het 2019 artikel uitermate kritisch over deze werkwijze. De volgende citaten uit het artikel spreken boedelen:
“Het Invorderingsbedrijf zuigt zijn klanten een dure, gerechtelijke draaikolk in door niet het hele verhaal te vertellen, en berekent al die kosten door aan de klant.”
“Met andere woorden: het IVB laat eerst [naam 5] tegen zijn zin doorprocederen en dus meer kosten maken. Wint het IVB de zaak bij de rechter, dan moet de schuldenaar de proceskosten betalen, maar het IVB verhaalt die direct op de schuldeiser – terwijl [naam 5] die dus al heeft betaald. Doorprocederen was in [naam 5] geval dus uitsluitend in het belang van het IVB.”
“Achter de façade van beloftes van voortvarende ‘no-cure-no-pay-incasso’ gaat een verbazingwekkend verdienmodel schuil. Wie zich meldt bij het IVB met een kleine, onbetaalde factuur, eindigt vaak met een grotere schuld aan dit bureau.”
“In de vijf dossiers tekent zich een patroon af: IVB stuurt aan op een dagvaarding, ook voor kleine vorderingen van een paar honderd euro, biedt volgens deze ex-klanten weinig transparantie over de te verwachten kosten en drijft de kosten rondom de gerechtelijke procedure stevig op. Dat gebeurt onder meer door klanten slecht op de hoogte te houden van de voortgang en ze processtukken zoals dagvaardingen en uitspraken te onthouden. Als klanten daarover bellen en mailen loopt de rekening verder op.”
“(…) een uitspraak waarin de rechtbank [naam 6] grotendeels in het gelijk stelt. Het IVB had van tevoren een ‘volledig beeld’ van de verwachte kosten moeten geven of [naam 6] moeten adviseren niet te dagvaarden, nu de kosten ‘voorzienbaar’ zouden oplopen tot ver boven het oorspronkelijke incassobedrag van 629 euro. Ook had het IVB haar moeten vertellen dat het maar de vraag is of de proceskosten op de debiteur verhaald kunnen worden. De rekening van 4300 euro noemt de rechter ‘exorbitant’. De eerder betaalde 1175 euro moet het IVB aan [naam 6] terugbetalen.”
2.5.
In het artikel staat dat FTM gebruik heeft gemaakt van de undercover-methode. In het artikel staat hierover het volgende:
“Follow the Money beschikt over vijf dossiers, waaruit deze werkwijze als patroon opduikt. We vermoeden dat deze dossiers illustratief zijn voor een veel groter aantal benadeelden. Omdat daarnaast niet met zekerheid vast te stellen is of de schuldenaren al dan niet post ontvangen, maakte Follow the Money voor het eerst gebruik van de undercover-methode. We creëerden zes fictieve personen: drie schuldeisers en drie schuldenaren, ieder met een woonadres en e-mailadres. De resultaten waren verbluffend.”
De geluidsfragmenten betreffen (delen van) telefoongesprekken die deze (zes) personen hebben gevoerd met medewerkers van IVB. De geluidsfragmenten zijn deels in de tekst van het 2019 artikel opgenomen en zijn ook (via een link) bij het artikel geplaatst.
2.6.
In januari en februari 2020 heeft IVB aan FTM verzocht, voor zover van belang, om de volledige en onbewerkte versies van de geluidsfragmenten die bij het artikel zijn geplaatst. FTM heeft dit geweigerd.
2.7.
IVB heeft naar aanleiding van het 2019 artikel een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek (hierna: RvdJ). Op 8 juni 2020 heeft de RvdJ geoordeeld dat [naam 4] en FTM journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld. Verder heeft de RvdJ overwogen dat “niet is gebleken dat de fragmenten zodanig uit de context zijn gehaald dat sprake is van een ontoelaatbare manipulatie of dat een onjuiste weergave is gegeven van de handelswijze van [IVB]”.
2.8.
Programma BOOS heeft op 20 april 2023 een uitzending op YouTube geplaatst, waarin BOOS de werkwijze van IVB bespreekt. In die uitzending zijn ook geluidsfragmenten die FTM bij het 2019 artikel heeft geplaatst te horen.
2.9.
Op 20 april 2023 heeft FTM op haar website opnieuw een artikel van [naam 4] (‘Hardleerse incasso-cowboys incasseren vooral bij eigen klanten’) over IVB geplaatst (hierna: het 2023 artikel). Ook bij dit artikel is een geluidsfragment geplaatst. In dat fragment is een deel van een telefoongesprek tussen een medewerker van FTM en een medewerker van IVB te horen.
2.10.
Bij e-mail van 25 april 2023 heeft de advocaat van IVB aan FTM, voor zover van belang, verzocht om de volledige en onbewerkte versies van de geluidsfragmenten die bij het 2019 artikel zijn geplaatst. FTM heeft geweigerd de verzochte informatie te verstrekken met een beroep op journalistieke bronbescherming.
2.11.
Bij e-mail van 22 mei 2023 heeft de advocaat van FTM de advocaat van IVB bericht dat de volledige geluidsfragmenten niet meer bestaan en dat FTM zich overigens ook verzet tegen afgifte van bronmateriaal met een beroep op journalistieke bronbescherming.

3.Het geschil

3.1.
IVB vordert – samengevat (na de toegestane vermeerdering van eis) – FTM te veroordelen:
I. afgifte en/of inzage te verstrekken van alle, althans ten minste zes, volledige en onverknipte geluidsfragmenten van de door FTM opgenomen telefoongesprekken met medewerkers van IVB in de periode van 7 juni 2019 tot en met 3 juli 2019 en in de periode van 4 juli 2019 tot en met 12 juli 2023, en van alle gepubliceerde versies van de door FTM aangehaalde geluidsfragmenten, op straffe van een dwangsom;
II. in de volledige proces- en nakosten, waarbij de advocaatkosten zijn begroot op € 7.500,00.
3.2.
IVB stelt hiertoe het volgende. Het 2019 artikel berust op onjuistheden en onwaarheden. FTM heeft IVB er in het artikel ten onrechte van beschuldigd dat: IVB klanten te snel zou adviseren een gerechtelijke procedure te starten om openstaande vorderingen op hun debiteuren te incasseren, enkel met als doel om daar financieel gewin uit te halen, IVB niet in staat zou zijn om deugdelijk te procederen, IVB niet per e-mail en/of telefonisch bereikbaar zou zijn, de algemene voorwaarden van IVB niet conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor gecertificeerde Incasso-ondernemingen zouden zijn, medewerkers van IVB valse namen zouden gebruiken en de zogenaamde ’14-dagenbrief’ niet altijd zou worden verstuurd. De meest lasterlijke aantijging in het artikel is dat IVB haar klanten op kosten zou jagen. Deze aantijging is gebaseerd op een aantal gepubliceerde geluidsfragmenten van telefoongesprekken met medewerkers van IVB. Deze gesprekken zijn bewerkt, er is in geknipt en geplakt en ze zijn uit hun context gehaald. Om te verifiëren op basis van welke delen van de telefoongesprekken FTM tot publicatie is overgegaan en de inhoud van deze gesprekken te verifiëren is het voor IVB nodig te beschikken over de volledige, onbewerkte fragmenten. IVB heeft door de onrechtmatige publicatie van het 2019 artikel en de BOOS-uitzending een slechte reputatie opgelopen en is opdrachten misgelopen. Hierdoor heeft IVB aanzienlijke schade geleden, die zij wil gaan verhalen op FTM. Dat de RvdJ eerder heeft geoordeeld dat de geluidsfragmenten niet uit de context zijn gehaald, is onbegrijpelijk. Zonder over de volledige geluidsfragemten te beschikken, kan die conclusie niet worden getrokken. Het is niet geloofwaardig dat FTM niet meer beschikt over de geluidsfragmenten. Toen IVB in april 2023 verzocht om de fragmenten, was de reactie van FTM dat ze niet werden verstrekt en niet dat ze niet meer bestonden. Pas toen IVB aan FTM een conceptdagvaarding stuurde, heeft FTM gemeld dat de geluidsfragmenten niet meer bestaan.
3.3.
FTM heeft als volgt verweer gevoerd. Afgezien van haar fundamentele bezwaren tegen het verstrekken van bronmateriaal, kan FTM niet voldoen aan de vordering van IVB. De volledige geluidsfragmenten zijn namelijk niet bewaard gebleven. Sinds het eerste verzoek van IVB om de gespreksopnamen van 10 januari 2020 heeft FTM meermaals laten weten bezwaar te hebben tegen verstrekking van haar bronmateriaal en niet aan een dergelijk verzoek te zullen voldoen. Vervolgens is FTM een klachtprocedure gestart bij de RvdJ, die de klachten van IVB in juni 2020 van tafel heeft geveegd. Bijna drie jaar later, in april 2023, ontving FTM opnieuw een verzoek om de volledige gespreksopnamen en de reeds gepubliceerde fragmenten van de gesprekken te verstrekken. FTM gaf wederom aan daar niet aan te zullen voldoen met een beroep op journalistieke bronbescherming. Naar aanleiding van de conceptdagvaarding van mei 2023 heeft FTM navraag gedaan bij journalist [naam 4] . Hij gaf aan dat de gespreksopnamen niet bewaard zijn gebleven. Deze gesprekken waren opgenomen op een telefoon die de journalist nu, bijna vier jaar, later niet meer tot zijn beschikking heeft. FTM heeft niet geknipt en geplakt in de geluidsfragmenten. Het artikel geeft de strekking weer van de gevoerde gesprekken. In de gepubliceerde gesprekken is te horen dat medewerkers van IVB zeggen wat in het artikel wordt beschreven. Gezien het Pretium-arrest van de Hoge Raad van 29 september 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2518) is afgifte van de gesprekopnamen ook in strijd met artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). IVB vordert ook afgifte van alle gepubliceerde versies van de door FTM aangehaalde geluidsfragmenten. Deze zijn al in juli 2019 bij het artikel gepubliceerd en zijn sindsdien te beluisteren door bij het artikel simpelweg op de ‘play-knop’ te klikken. Bij dit deel van haar vordering heeft IVB dan ook geen belang. IVB wist voor het betekenen van de dagvaarding dat de geluidsfragmenten niet meer bestonden. Verder heeft IVB in de dagvaarding artikel 21 Rv geschonden. FTM verzoekt daarom om IVB te veroordelen in de volledige proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering is gebaseerd op artikel 843a Rv. Dit artikel verbindt vier voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering:
1) degene die de vordering instelt moet op dat moment een rechtmatig belang hebben, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, 3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is en 4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan bestaat niettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.2.
Dat de geluidsfragmenten niet meer bestaan, zoals FTM heeft aangevoerd, komt aannemelijk voor. De telefoongesprekken zijn in de zomer van 2019 opgenomen. IVB heeft weliswaar begin 2020 aan FTM gevraagd de volledige opnamen te verstrekken, maar nadat de RvdJ de klachten van IVB had afgewezen, is het bijna drie jaar stil gebleven aan de zijde van IVB. Dat FTM in april 2023 naar aanleiding van een nieuw verzoek van IVB om de opnamen te verstrekken, niet meteen navraag heeft gedaan bij [naam 4] is begrijpelijk, omdat FTM om principiële redenen geen bronmateriaal wil verstrekken. Dat FTM pas in mei 2023, toen het FTM duidelijk werd dat IVB deze kwestie voor de rechter wilde brengen, bij [naam 4] heeft geïnformeerd naar de geluidsfragmenten, is daarom – anders dan IVB betoogt – niet ongeloofwaardig. De verklaring van [naam 4] dat de geluidsfragmenten, die meer dan vier jaar geleden zijn opgenomen, op een oude telefoon stonden die hij niet meer heeft, is begrijpelijk. Nu voorshands aannemelijk is dat de volledige geluidsfragmenten niet meer bestaan, is dit op zichzelf al voldoende grond om de vorderingen van IVB af te wijzen.
4.3.
Ook als de geluidsfragmenten nog wel hadden bestaan, zou de vordering van IVB worden afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
Volgens IVB zou de rechtsbetrekking tussen haar en FTM erin bestaan dat FTM onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar in het 2019 artikel ten onrechte van allerlei zaken te beschuldigen, waarvan de meest lasterlijke aantijging is dat IVB haar klanten op kosten zou jagen.
4.5.
Een artikel – en dus het handelen van FTM – is niet onrechtmatig enkel en alleen omdat daarin beschuldigingen jegens IVB worden geuit. Bij de beoordeling of de publicatie van een artikel onrechtmatig is, staat voorop dat het recht van FTM op vrijheid van meningsuiting (persvrijheid, mede beschermd door artikel 10 EVRM) slechts kan worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd indien de uitlatingen van FTM onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van FTM is er met name in gelegen dat zij zich als journalistiek medium in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken, terwijl het belang van IVB erin is gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen. Bij de te maken belangenafweging spelen alle omstandigheden van het geval een rol. Een belangrijke omstandigheid is in dit geval of de beschuldigingen voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
4.6.
Onmiddellijk na lezing van het 2019 artikel kan worden geoordeeld dat van onrechtmatigheid voorshands geen sprake is. Het 2019 artikel is gebaseerd op vele verschillende bronnen, niet alleen op de gewraakte geluidsfragmenten. Zoals ook de RvdJ heeft geoordeeld, welke uitspraak IVB in strijd met artikel 21 Rv niet zelf in het geding heeft gebracht, is het 2019 artikel op journalistiek zorgvuldige wijze tot stand gekomen en vinden de door IVB opgesomde beschuldigingen voldoende steun in de feiten.
4.7.
Ter ondersteuning van haar stelling dat dit niet het geval is verwijst IVB naar een rapport van advocaat mr. P. Schouten die zou hebben geconcludeerd dat nergens uit blijkt dat IVB ‘oneerbaar’, onrechtmatig of strafbaar gehandeld zou hebben door klanten te adviseren procedures te starten met als doel daar financieel gewin uit te halen. Nu het rapport van mr. Schouten niet in het geding is gebracht en dus ook onduidelijk is waarop hij deze conclusie (indien juist) heeft gebaseerd, behoeft deze stelling geen nadere bespreking.
4.8.
Verder beroept IVB zich (indirect) op een uitspraak van de rechtbank Limburg waarin staat dat een van de klagers die zich tot FTM heeft gewend “
geen enkel ander doel voor ogen heeft gehad dan het enkel toebrengen van schade aan Invorderingsbedrijf.” IVB heeft in de dagvaarding niet verwezen naar de vindplaats van deze uitspraak. FTM heeft de uitspraak weten te traceren (het gaat om een uitspraak van 3 juli 2019 van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2019:6021)) en daaruit blijkt dat IVB heel selectief heeft geselecteerd uit die uitspraak. Deze uitspraak vormt immers juist een bevestiging van de misstand die FTM aan de orde stelt. Zo staan in die uitspraak onder meer de volgende overwegingen:
“4.8. Vast staat dat de vordering die (…) op zijn debiteur had slechts € 629
inclusiefbtw, derhalve slechts € 519,84 exclusief btw bedroeg. Dit terwijl de door Invorderingsbedrijf te verwachten te maken kosten, op het moment dat werd gedagvaard, dit bedrag reeds oversteeg. De te verwachten kosten bedroegen op dat moment immers al € 697,97 inclusief btw. (…)
“4.9. De rechtbank is van oordeel dat Invorderingsbedrijf in de gegeven omstandigheden haar zorgplicht als goed opdrachtnemer heeft geschonden en heeft bij die conclusie de volgende omstandigheden betrokken:
- Invorderingsbedrijf heeft (…) er expliciet op gewezen dat de kans groot is dat de baten de investering ruimschoots zullen overschrijden (…), terwijl voorzienbaar was, althans moest zijn, dat de te maken kosten de vordering aanzienlijk zouden overschrijden.
- (…)
- (…)
- (…) is er door Invorderingsbedrijf niet uitdrukkelijk op gewezen dat het nog maar de vraag is of de vordering op zijn debiteur én de gemaakte volledig kosten bij de debiteur geïncasseerd kunnen worden.
(…)
4.11.
Daar komt nog eens bij dat Invorderingsbedrijf uiteindelijk een naar het oordeel van de rechtbank een, in verhouding tot de vordering op de debiteur, exorbitant bedrag aan (…) in rekening heeft gebracht van € 4.313,63.”
4.9.
Ten slotte stelt IVB dat FTM onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij heeft ‘geknipt en geplakt’ in de geluidsfragmenten. IVB stelt serieuze aanwijzingen te hebben om aan te nemen dat FTM essentiële informatie heeft weggelaten, omdat de bedrijfspolicy bij IVB is dat haar klanten wel worden gewezen op het systeem van de proceskostenveroordeling. IVB heeft deze stelling niet onderbouwd en voor de juistheid van die stelling zijn ook geen aanknopingspunten te vinden. Integendeel, in de andere bronnen die FTM voor het 2019 artikel heeft gebruikt, waaronder de dossiers van ex-klanten van IVB, gesprekken met ex-werknemers van IVB, de in het artikel aangehaalde rechterlijke uitspraak en de hiervoor geciteerde uitspraak van de rechtbank Limburg, is juist steun te vinden voor de ‘beschuldiging’ dat IVB niet transparant is over de kosten.
4.10.
Nu het 2019 artikel niet onrechtmatig wordt geacht, bestaat er geen rechtsbetrekking tussen IVB en FTM die afgifte van de volledige geluidsfragmenten rechtvaardigt. De overige voorwaarden van artikel 843a Rv behoeven dan ook geen bespreking.
4.11.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat FTM terecht een beroep heeft gedaan op het Pretium-arrest. Afgifte van journalistiek onderzoeksmateriaal kan een
chilling effecthebben op de uitoefening van de persvrijheid, in die zin dat journalisten terughoudender worden als gedwongen afgifte dreigt, als gevolg waarvan (ernstige) misstanden niet meer openbaar zullen worden. Dit kan ertoe leiden dat journalisten minder snel zullen besluiten tot het doen van onderzoek naar een maatschappelijke misstand die slechts met behulp van een verborgen camera, of zoals in dit geval heimelijk opgenomen telefoongesprekken, op overtuigende wijze aan de kaak kan worden gesteld.
4.12.
De vordering tot afgifte van alle gepubliceerde versies van de door FTM aangehaalde geluidsfragmenten wordt bij gebrek aan belang eveneens afgewezen. Deze zijn bij het artikel gepubliceerd en zijn sindsdien te beluisteren door bij het artikel simpelweg op de ‘play-knop’ te klikken. Bovendien heeft de advocaat van FTM, zoals tijdens de zitting besproken, een link gestuurd waarmee de geluidsfragmenten via ‘Soundcloud’ kunnen worden beluisterd.
4.13.
Dit alles betekent dat de vorderingen van IVB worden afgewezen.
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal IVB worden veroordeeld in de proceskosten. De door FTM verzochte veroordeling van IVB in de volledige proceskosten wordt afgewezen. Voor een dergelijke veroordeling is alleen plaats in geval van misbruik van procesrecht, bijvoorbeeld bij het instellen van een vordering die evident ongegrond is. De lat voor misbruik van procesrecht ligt hoog en, hoewel bij de vorderingen van IVB vraagtekens kunnen worden gezet en de dagvaarding op onderdelen in strijd met artikel 21 Rv onvolledig is, wordt die hoge lat niet gehaald. Omdat FTM hierdoor wel extra tijd aan de zaak heeft moeten besteden, zal wel het hoogste liquidatietarief worden gehanteerd. Dit betekent dat de proceskosten van FTM tot op heden worden begroot op € 676,00 aan griffiegeld en € 1.619,00 aan advocaatkosten.
4.15.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt IVB hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van FTM begroot op € 2.295,00,
5.3.
veroordeelt IVB hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG