ECLI:NL:RBAMS:2023:6029

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/1580
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende zorgvuldigheid in onderzoek naar bijstandsaanvraag van dakloze eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2023, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering beoordeeld. Eiser had op 25 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor bijstand voor bijzondere doelgroepen op basis van de Participatiewet. De aanvraag werd op 13 oktober 2022 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 2 februari 2023 gehandhaafd. Eiser stelde dat hij voldoende informatie had verstrekt over zijn woonsituatie, maar verweerder had huisbezoeken uitgevoerd en geconcludeerd dat eiser niet op de opgegeven adressen verbleef.

De rechtbank oordeelt dat het onderzoek van verweerder onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De handhavingsspecialisten hebben niet alle relevante informatie verzameld en hebben eiser niet op de juiste momenten bezocht. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de hoofdbewoners niet bevestigen dat eiser niet op de opgegeven adressen verbleef. Bovendien heeft verweerder niet adequaat gereageerd op de communicatie met eiser, wat bijdraagt aan de conclusie dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het onderzoek naar bijstandsaanvragen, vooral voor kwetsbare groepen zoals daklozen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser,

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J.J. ten Hoope).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met een besluit van 13 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 25 augustus 2022 heeft eiser een bijstandsuitkering aangevraagd voor bijzondere doelgroepen op grond van de Participatiewet (Pw). Op een inlichtingen- en opgaveformulier verblijfslocatie(s) dak- en thuislozen heeft eiser vier adressen in Amsterdam vermeld waar hij met enige regelmaat verblijft, te weten van 11:00-20:00 uur op [adres 1] , gemiddeld 3 nachten per week van 21:00-09:00 uur op [adres 2] , gemiddeld 3 nachten per week van 23:30-09:00 uur op [adres 3] en gemiddeld
1 nacht per week (als het echt niet anders kan) van 21:30-09:00 uur op [adres 4] .
2.
2.2.
Met een besluit van 13 oktober 2022 heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen. Aan de weigering ligt een rapport van handhavingsspecialisten van 11 oktober 2022 (het rapport) ten grondslag.
2.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat huis- en locatiebezoeken noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen of eiser daadwerkelijk tot de Bijzondere Doelgroepen behoort en of eiser op basis hiervan recht heeft op een bijstandsuitkering voor thuis- en daklozen. Op 26 september 2022 hebben handhavingsspecialisten van de gemeente Amsterdam de door eiser opgegeven verblijfslocaties (behalve [adres 1] ) bezocht. Op 4, 6 en 11 oktober 2022 hebben de handhavingsspecialisten de locaties (behalve [adres 1] ) opnieuw bezocht. Verweerder stelt dat eiser bij de afgelegde bezoeken niet is aangetroffen op de door hem opgegeven adressen en dat de hoofdbewoners allemaal verklaringen hebben afgegeven die niet conform het door hem opgegeven patroon zijn. . De bewoonster van het adres [adres 2] verklaarde dat eiser al ruim anderhalve week niet op haar adres verbleef en gaf aan dat zij niet wist of eiser daar wel kon verblijven. De bewoonster van het adres [adres 4] verklaarde dat eiser niet meer op haar adres kon verblijven. Op 4 oktober 2023 hebben de handhavingsspecialisten eiser gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer] en op
6 oktober 2023 op het telefoonnummer [telefoonnummer] , maar zij kregen geen gehoor. Ook heeft eiser niet gereageerd op de e-mail van verweerder van 6 oktober 2022 waarin wordt gevraagd om uiterlijk 7 oktober 2022 om 17:00 uur per e-mail opgave te doen van alle adressen waar eiser sinds 26 september 2022 heeft geslapen. Gelet op het voorgaande heeft eiser volgens verweerder de medewerkings- en inlichtingenplicht geschonden en is niet vast te stellen of eiser tot Bijzondere Doelgroepen behoort. Daarom is eisers aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

3.
3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De hier te beoordelen periode loopt van 25 augustus 2022 (datum aanvraag) tot en met 13 oktober 2022 (datum besluit op aanvraag).
3.4.
Het gaat in deze zaak om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken om die aanvraag te onderbouwen. Daarvoor dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Hierbij vormt de woon- en leefsituatie van de aanvrager een essentieel gegeven. Ook van iemand die stelt dakloos te zijn, kan worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats [1] , juist ook om vast te stellen dat hij dakloos is en niet een vast hoofdverblijf heeft. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren en zo nodig te verifiëren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [2]
3.5.
Verweerder hanteert een formulier inlichtingen en opgave (7-dagen formulier) om vast te stellen of een betrokkene behoort tot de bijzondere doelgroep van dak- en thuislozen. Op dit formulier dient de aanvrager te vermelden waar hij verblijft. Per opgegeven adres dient de aanvrager ook de eventuele tijdstippen van aankomst en vertrek te vermelden en het aantal nachten dat de aanvrager gemiddeld per week verblijft op dit adres. Op het formulier staat dat iedere wijziging dient te worden doorgegeven. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat gemeenten zo’n formulier mogen gebruiken om het recht op bijstand van daklozen vast te stellen. [3] Eiser heeft een dergelijk formulier ingevuld. Op de zitting is gebleken dat eiser dit heeft gedaan met hulp van zijn maatschappelijk werker.
3.6.
Eiser is van mening dat hij alle informatie over zijn woonsituatie zo volledig als mogelijk aan verweerder heeft verstrekt en dat verweerder zijn recht op bijstand wel kon vaststellen. De opgave op het 7-dagen formulier bevat een weergave van het gemiddeld aantal nachten dat eiser op de betreffende adressen slaapt en dat komt overeen met de bevindingen van de handhavingsspecialisten. Iedere bewoner heeft verklaard dat eiser daar kort voorafgaand aan de bezoeken heeft geslapen. De herhaalde huisbezoeken hebben tot spanningen geleid tussen eiser en de hoofdbewoners, wat blijkt uit de verklaringen. In ieder geval valt uit de verklaringen niet af te leiden dat eiser daar niet heeft geslapen. Verder zijn de huisbezoeken grotendeels afgelegd na 09:00 uur terwijl eiser op het 7-dagen formulier nadrukkelijk heeft aangegeven dat hij er tot 09:00 uur is. Daarbij rust er op verweerder een extra zware onderzoeksplicht, omdat eiser behoort tot een bijzondere doelgroep. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat die onderzoeksplicht onder meer bestaat uit het zorgvuldig uitvoeren van de locatiebezoeken en voldoende concrete vragen te stellen aan de bewoners. Dat is volgens eiser niet gebeurd. Ook had verweerder nog kunnen controleren op het adres [adres 1] . Verder heeft eiser geen gemiste oproepen, omdat verweerder op
4 oktober 2022 belde naar zijn oude nummer en op 6 oktober 2022 belde naar zijn maatschappelijk werker. Omdat zijn verblijfplaatsen niet zijn veranderd heeft hij deze niet opnieuw doorgegeven toen verweerder daar in de e-mail van 6 oktober 2023 naar vroeg. Volgens eiser is het onderzoek van verweerder onvoldoende en onzorgvuldig uitgevoerd.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat eiser in het 7-dagen formulier drie adressen ( [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] ) heeft opgegeven waar hij slaapt en waar hij tot 09:00 uur is. Daarbij vermeldt eiser een gemiddeld aantal nachten per adres en geen exacte opgave per week. Verder stelt de rechtbank vast dat de handhavingsspecialisten op vier verschillende dagen langs zijn geweest op deze drie adressen waarvan vier controles na 09:00 uur en acht controles om of vóór 09:00 uur zijn geweest. Deze acht controles hebben tussen 08:10 uur en 09:00 uur plaatsgevonden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat uit de verklaringen van de hoofdbewoners niet blijkt dat eisers verklaring onjuist is. De bewoonster van de [adres 3] geeft op
26 september 2022 bijvoorbeeld aan dat het klopt dat eiser op haar adres slaapt, maar niet elke week. Dat sluit niet uit dat hij daar wel
gemiddelddrie nachten per week slaapt. Tijdens de opvolgende drie controles werd op het aanbellen niet gereageerd. De bewoonster van de [adres 2] geeft tijdens de eerste controle onder meer aan dat eiser soms twee tot vier dagen per week bij haar slaapt en soms een week niet. Zij verklaart dat eiser de week voor deze controle voor het laatst in haar woning heeft geslapen en dat hij daar sinds lange tijd slaapt, wat aansluit bij eisers opgave. Op 4 oktober 2022 geeft deze bewoonster aan dat eiser daar niet meer heeft geslapen sinds 26 september 2022 omdat zij een akkefietje hebben gekregen. Tijdens de derde controle verklaart de bewoonster dat zij niet weet of eiser daar nog mag slapen maar dat hij daar gisteren wel is geweest. Tijdens de vierde controle verklaart de bewoonster dat eiser daar die morgen nog is geweest en daar niet heeft geslapen. Nu niet blijkt dat de handhavingsspecialisten hebben gevraagd of en hoe vaak eiser in de tussenliggende periodes op dit adres heeft geslapen en/of hebben doorgevraagd op het akkefietje, kan op grond hiervan niet worden geconcludeerd dat eiser hier niet meer
gemiddelddrie nachten per week slaapt. Verder verklaart de bewoonster van het adres [adres 4] tijdens de eerste controle dat eiser daar af en toe slaapt en dat het klopt dat hij daar één keer per week slaapt. Eergisteren was toen de laatste keer. Tijdens de tweede controle verklaart zij dat eiser vorige week voor het laatst op haar adres heeft geslapen en toen twee nachten is gebleven. Dit sluit aan bij eisers opgave. Tijdens de derde controle werd op het aanbellen niet gereageerd. Weliswaar verklaart de bewoonster tijdens de vierde controle dat eiser daar niet heeft geslapen en daar ook niet meer slaapt, maar uit de rapportage blijkt niet dat de handhavingsspecialisten hebben gevraagd naar de redenen voor deze plotselinge afwijkende verklaring.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat de handhavingsspecialisten het onderzoek onvoldoende zorgvuldig hebben uitgevoerd. Als gezegd blijkt uit de hiervoor besproken verklaringen van de bewoonsters niet dat eisers opgave onjuist is. Uit de rapportage van de handhavingsspecialisten blijkt bijvoorbeeld niet dat de bewoonsters is gevraagd naar, of hebben verklaard over, het aantal nachten dat eiser
gemiddeldbij hen slaapt. Ook blijkt niet dat in alle gevallen is gevraagd of eiser daar de betreffende nacht had geslapen. Een deel van de huisbezoeken is uitgevoerd na 09:00 uur, terwijl eiser heeft aangegeven dat hij daar tot 09:00 uur verblijft. Daarnaast heeft eiser op de zitting toegelicht dat hij niet altijd tot 09:00 uur aanwezig is, omdat hij regelmatig onverwacht zijn dochtertje naar school moet brengen in verband met de gezondheidsproblemen van zijn ex-partner. Bij het verhaal dat eiser ook bij verweerder heeft verteld over de situatie van zijn ex-partner en dochter, past naar het oordeel van de rechtbank dat eiser soms onverwacht zijn dochter naar school moet brengen en dat kan verklaren waarom de handhavingsspecialisten hem bij de bezoeken tussen 08:10 uur en 09:00 uur niet hebben aangetroffen. Kortom, op grond van de bevindingen tijdens de huisbezoeken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat eiser – conform zijn opgave op het 7-dagen formulier –
gemiddeld3 nachten, respectievelijk 1 nacht per week op deze adressen verbleef.
3.9.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder het onderzoek (in ieder geval na de tweede controle) zelf kennelijk ook onvoldoende vond. Verweerder heeft eiser immers op 6 oktober 2022 geprobeerd te bellen en heeft hem op diezelfde dag gemaild. Verweerder heeft op die dag echter gebeld naar het telefoonnummer van eisers maatschappelijk werker zodat eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij niet opnam. In de e-mail van
6 oktober 2022 wordt eiser maar één dag gegund om te reageren. De rechtbank is van oordeel dat van een dak- en thuisloze niet kan worden verwacht dat hij binnen één dag reageert op een e-mail. Het uitblijven van een reactie binnen die termijn kan eiser dus ook niet worden tegengeworpen.
3.10.
Op 12 oktober 2022 reageert eiser op de e-mail van 6 oktober 2022, waarbij hij zijn nieuwe telefoonnummer doorgeeft. Eiser heeft toen geen aanleiding gezien om informatie over zijn verblijfplaatsen te geven, omdat hierin niets was veranderd sinds zijn opgave in het 7-dagen formulier. Verweerder doelde echter kennelijk op een opgave van eisers verblijfplaatsen per dag, in plaats van de eerder aan eiser gevraagde gemiddeldes per week. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vervolgens niet onmiddellijk tot afwijzing van eisers bijstandsaanvraag kon overgaan, zonder eiser een nadere termijn te stellen om die opgave te doen, althans telefonisch contact met hem op te nemen. Weliswaar is verweerder in het algemeen niet gehouden om een dergelijke nadere opgave te laten doen of telefonisch contact op te nemen, maar gezien de bevindingen tijdens de huisbezoeken waarin verweerder kennelijk zelf ook aanleiding zag om nader onderzoek te doen, kon verweerder daar naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet van afzien. Bovendien had verweerder ook onderzoek kunnen doen op het adres [adres 1] wat mogelijk meer duidelijkheid had kunnen geven over eisers algehele woon- en leefsituatie. Dat heeft verweerder nagelaten.
3.11.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank dat het uitgevoerde onderzoek onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat eiser geen recht heeft op de door hem aangevraagde bijstandsuitkering.

Conclusie en gevolgen

4.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen over eisers bijstandsaanvraag. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen of eiser recht op bijstand had en zo ja, wat de omvang daarvan is, onder meer omdat eiser op de zitting heeft verklaard sinds de aanvraag met enige regelmaat inkomen te hebben gehad uit werk. Het is aan verweerder om hier nader onderzoek naar te doen en opnieuw op de aanvraag te beslissen.
4.2
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
4.3
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten, € 837,- per punt, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 2 februari 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
2.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de CRvB van 31 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:335.
3.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Centrale Raad van 23 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:593.