ECLI:NL:RBAMS:2023:6002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
13/145877-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en garanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 2003 en met de Nederlandse nationaliteit, werd gevraagd om overgeleverd te worden voor deelname aan een criminele organisatie, waarvoor in België een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België en de garanties die door de Belgische autoriteiten zijn gegeven, zorgvuldig beoordeeld.

De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in België, gezien de psychische aandoeningen van de opgeëiste persoon en de gebrekkige zorg in Belgische detentie-instellingen. De officier van justitie betoogde echter dat de verstrekte detentiegarantie voldoende was om dit gevaar weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat de garantie van de Belgische autoriteiten, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan, voldoende was en dat de detentieomstandigheden niet aan de overlevering in de weg stonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de medische situatie die kan worden beoordeeld in het kader van de feitelijke overlevering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/145877-23
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juni 2023 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.N.A.J. Verbunt, advocaat in Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd op 15 juni 2023 door G. Franssens, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (dossiernummer: 2023/087 OR G. Franssens; not. nr.: AN45.LB.67728-23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft op 18 juli 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de opgeëiste persoon, ondanks de door de Belgische autoriteiten op 19 juli 2023 verstrekte detentiegarantie, een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer de overlevering zou worden toegestaan. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verschillende stukken overgelegd, waaronder een brief van zorgverlener Zeno van 1 augustus 2023. Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon onder meer last heeft van psychoses en lijdt aan PTSS en ADHD. De opgeëiste persoon zit thans in een traject waarbij hij gedurende vijf dagen in de week met een dagvullend programma onder behandeling staat. Uit de CPT-rapporten met betrekking tot de Belgische detentieomstandigheden blijkt dat er een structureel probleem bestaat met de zorg in detentie-instellingen. Het is noodzakelijk dat de behandeling van de opgeëiste persoon in Nederland plaatsvindt, omdat de medische zorg in Belgische detentie-instellingen kennelijk niet volstaat. De verstrekte individuele detentiegarantie is niet toereikend in deze zaak, gelet op de jonge leeftijd van de opgeëiste persoon en omdat passende psychische zorg hem zal worden onthouden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het onderzoek te schorsen teneinde nadere informatie te vragen omtrent de mogelijke behandelingen voor de psychische aandoeningen van de opgeëiste persoon in de gevangenis in Antwerpen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de met de verstrekte detentiegarantie het algemeen gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling is weggenomen. Dat de opgeëiste persoon psychische zorg nodig heeft, maakt dit niet anders. Ook in zaken van andere opgeëiste personen die dergelijke zorg nodig hadden, is een gelijkluidende detentiegarantie afdoende bevonden. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [4]
Bij brief van 19 juli 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank ziet in de door de raadsman aangevoerde argumenten geen reden om te oordelen dat de verstrekte garantie niet afdoende zou zijn. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie weggenomen ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie, ook waar het betreft het gegarandeerde recht op zorg en de kwaliteit ervan. Er zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens voorhanden op basis waarvan kan worden aangenomen dat de geboden garantie niet zou volstaan voor gedetineerden die psychisch-medische zorg nodig hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden met de afgegeven garantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen, en ziet daarom ook geen aanleiding om hierover nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering in de weg. Het verweer wordt verworpen.

7.Artikel 35 OLW

De rechtbank overweegt dat, wanneer de rechtbank de overlevering toestaat, de medische situatie van de opgeëiste persoon kan worden beoordeeld in het kader van de feitelijke overlevering op grond van artikel 35, derde lid, OLW. Indien dan zou worden geoordeeld dat sprake is van ernstige humanitaire redenen die aan de feitelijke overlevering in de weg staan, kan die achterwege blijven. Die beoordeling is in de OLW echter voorbehouden aan de officier van justitie en vormt geen onderdeel van deze procedure.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 11 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.