ECLI:NL:RBAMS:2023:5997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
13/145303-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 2004, is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 augustus 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door haar raadsman, mr. V.R.C. Shukrula.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op de feiten staat volgens Belgisch recht. De Belgische autoriteiten hebben garanties verstrekt dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland haar straf zal ondergaan, wat de rechtbank voldoende achtte. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, ondanks eerdere zorgen over de detentieomstandigheden in Belgische gevangenissen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garanties die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/145303-23
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 21 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 juni 2023 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats],
verblijfadres: [adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. V.R.C. Shukrula, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek, uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (kenmerk 2023/060 OR A. Gieselink; not.nr.:AN48.LB.48904/2023).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]

4. Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Dit feit valt op deze lijst onder nummers 1 en 28, te weten:
  • deelneming aan een criminele organisatie;
  • opzettelijk brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat zij, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings, verbonden aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, Internationale Dienst, heeft bij brief van 11 juli 2023 de volgende garantie gegeven:
“Met verwijzing naar uw verzoek van 10/07/2023, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 09-06- 2023, uitgaande van A. Gieselink, onderzoeksrechter te Antwerpen, afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] (˚[geboortedag]-2004) heb ik de eer u volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [3] Bij uitspraak van 28 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de in die zaak gegeven nieuwe detentiegarantie het gevaar van onmenselijke behandeling voor de betreffende opgeëiste persoon wegneemt. [4]
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak bij brief van 13 juli 2023, afkomstig van de adviseur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende detentiegarantie is gegeven:

Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 10 juli 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (°[geboortedag] 2004) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 9 juni 2023; ref. 2023/060) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.

De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm

Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat zich, ondanks de verstrekte individuele detentiegarantie, nog steeds een situatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW voordoet. België wordt al geruime tijd aangesproken op de detentieomstandigheden in de gevangenissen. Uit het rapport van
the Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(het CPT-rapport) van 29 november 2022 blijkt dat sprake is van een structurele en terugkerende problematiek in Belgische gevangenissen die te maken heeft met ‘
overcrowding and understaffing and inadequate staff presence’. De verstrekte garantie geeft geen aanleiding de overlevering toch toe te staan. De opgeëiste persoon zal, blijkens die garantie, immers verblijven in de gevangenis van Antwerpen, één van de door het CPT bezochte gevangenissen waar het keer op keer fout gaat. Onduidelijk is waarom België nu, enkele maanden na het rapport, meent te kunnen voldoen aan de CPT standaarden. De garantie laat de oorzaak van de genoemde problematiek in de Belgische gevangenissen onbenoemd. Er kan dan ook niet op worden vertrouwd dat de in de garantie gedane beloftes worden nageleefd. Daarnaast blijkt uit de individuele detentiegarantie ook niet dat de opgeëiste persoon op een vrouwenafdeling zal worden geplaatst. Dit had expliciet moeten zijn gegarandeerd. Om die redenen moet geen gevolg aan het EAB worden gegeven. Voor aanhouding als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW, bestaat geen reden, aldus de raadsman.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen. Zoals de rechtbank eerder in vergelijkbare zaken heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022) [5] gaat zij uit van de geboden zekerheid in de voorgaande garantie, die gelijk is aan de garanties die in die vergelijkbare zaken zijn verstrekt. [6] De rechtbank is, gelet op de toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor haar is weggenomen. Wat de raadsman heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. De stelling dat de opgeëiste persoon het risico loopt dat zij in de gevangenis van Antwerpen niet op een afdeling uitsluitend bestemd voor vrouwen zal worden geplaatst, is niet onderbouwd. Uit het CPT-rapport van 29 november 2022 blijkt niet dat een dergelijk risico aanwezig is. Er bestaat dan ook geen aanleiding de detentiegarantie ontoereikend te achten, omdat niet (tevens) is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon op een vrouwenafdeling zal worden geplaatst.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen(België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.