ECLI:NL:RBAMS:2023:5804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
13/138538-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een Nederlander, geboren in 1993, die wordt verdacht van het niet naleven van een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan nog 2 jaar, 7 maanden en 21 dagen resteert. De behandeling van het EAB vond plaats op 26 juli 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Eekelen. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en een tussenuitspraak gedaan op 9 augustus 2023, waarin werd geoordeeld dat er nader onderzoek moest worden verricht naar de detentieomstandigheden in de Franse gevangenis van Fresnes.

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak vastgesteld dat er geen algemeen gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Franse detentie-instelling. De raadsvrouw heeft echter betoogd dat de detentieomstandigheden in Fresnes problematisch zijn, verwijzend naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De officier van justitie heeft daarentegen gesteld dat de omstandigheden in de gevangenis van Fresnes niet meer problematisch zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft opgemerkt dat er geen nieuwe, objectieve informatie is gepresenteerd die zou kunnen leiden tot een ander oordeel over de detentieomstandigheden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/138538-23
Datum uitspraak: 14 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 juni 2023 de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 mei 2022 door de
Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 26 juli 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. van Eekelen, advocaat in Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 9 augustus 2023
Bij tussenuitspraak van 9 augustus 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om nader onderzoek te verrichten naar het individueel reëel gevaar van onmenselijke en vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon indien hij na overlevering naar een Franse detentie-instelling zou worden overgebracht. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en de officier van justitie verzocht de Franse autoriteiten vragen te stellen met betrekking tot de detentieomstandigheden in de instelling waarin de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid na overlevering zal worden gedetineerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt.
Zitting 31 augustus 2023
De behandeling van het EAB is met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon op 31 augustus 2023 voortgezet in de stand van de vorige zitting, in aanwezigheid van mr. S. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. van Eekelen, advocaat in Tilburg. De raadsvrouw heeft verklaard dat de opgeëiste persoon haar uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting van 26 juli 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de 16e strafkamer van het
Tribunal Judiciaire du Paris(Frankrijk) van 17 september 2021 (referentie: 19032000545).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
voor de duur van 3 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de
uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaar, 7 maanden en 21 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Tussenuitspraak 9 augustus 2023

In de tussenuitspraak van 9 augustus 2023 heeft de rechtbank al geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, nu sprake is van een onvoorwaardelijke verzetsgarantie zoals bedoeld in sub d. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan, dat het onschuldverweer niet slaagt, dat van toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW moet worden afgezien en dat de in het kader van artikel 6 OLW verstrekte terugkeergarantie aan de daarvoor geldende eisen voldoet. Deze overwegingen uit de tussenuitspraak worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, gelet op de detentieomstandigheden in de gevangenis van Fresnes waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd. De raadsvrouw wijst daartoe op de arresten van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 30 januari 2020 in de zaak J.M.B. en anderen tegen Frankrijk (ECLI:CE:ECHR:2020:0130JUD000967115) en van 6 juli 2023, waarin Frankrijk is veroordeeld voor een schending van artikel 3 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gelet op de detentieomstandigheden in de gevangenis van Fresnes. Nu er geen informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat er na 2019 maatregelen zijn genomen om deze omstandigheden te verbeteren, is het reëel gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling in deze detentie-instelling niet weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de mededeling van de Franse autoriteiten van 21 augustus 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd in de gevangenis van Fresnes, dat de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat in deze detentie-instelling geen sprake (meer) is van omstandigheden die een schending van mensenrechten opleveren en dat de raadsvrouw niet heeft onderbouwd dat die situatie in negatieve zin is gewijzigd.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de mededeling van de Franse autoriteiten van 21 augustus 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd in de gevangenis van Fresnes. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak van het EHRM van 6 juli 2023 ziet op de detentieomstandigheden in de gevangenis van Fresnes van 2016 tot 2019. Nadien heeft de rechtbank bij uitspraak van 13 januari 2021 en 24 februari 2022 op basis van aanvullende informatie van de Franse autoriteiten van oktober en december 2021 geoordeeld dat er geen sprake meer is van een algemeen gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling ten aanzien van deze detentie-instelling. [4]
Nu de raadsvrouw geen andere objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens heeft overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, ziet de rechtbank geen reden terug te komen op voornoemde twee uitspraken over de detentie-omstandigheden in Fresnes. Er is geen aanleiding om op deze grond geen gevolg te geven aan het EAB dan wel de Franse autoriteiten nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de gevangenis van Fresnes.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la République près le Tribunal judiciaire de Paris(Frankrijk) voor de feiten die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 13 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:40 en rechtbank Amsterdam, 24 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1154