ECLI:NL:RBAMS:2021:40

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
13/751429-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Frankrijk in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 13 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een verzoek dat dateert van 24 juni 2020. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in de Franse detentie-instelling Fresnes onderzocht, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering. Tijdens de zittingen op 27 augustus, 22 september, 21 oktober en 30 december 2020 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in Fresnes besproken. De rechtbank heeft vragen gesteld aan de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden, waaronder de ruimte per gedetineerde en de hygiëne in de cellen. Op basis van de ontvangen informatie heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen reëel gevaar meer bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering is derhalve toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751429-20
RK nummer: 20/3041
Datum uitspraak: 13 januari 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 mei 2020 door
de Procureur van de Republiek te Nanterre(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Chili) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 27 augustus 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2020. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman
mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 3 september 2020
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om vragen te stellen aan de Franse justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in Frankrijk, in het bijzonder die in de detentie-instellingen in
Bordeaux-Gradignanen
Fresnes.
In deze tussenuitspraak is in rubrieken 3 en 4 al een beslissing genomen over de grondslag en inhoud van het EAB en over de strafbaarheid
.De rechtbank verwijst naar de overwegingen over deze onderwerpen, die als herhaald en ingelast in deze uitspraak moeten worden beschouwd. [1]
Zitting 22 september 2020
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond ten tijde van de schorsing bij de tussenuitspraak op 3 september 2020. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 21 oktober 2020 in afwachting van de op dat moment nog niet ontvangen antwoorden van de Franse autoriteiten op de in de tussenuitspraak van 3 september 2020 gestelde nadere vragen.
Zitting 21 oktober 2020
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond ten tijde van de schorsing op de zitting van 22 september 2020. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met terugwerkende kracht voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 4 november 2020
De rechtbank heeft het onderzoek heropend, geschorst voor onbepaalde tijd, de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitgesteld en bepaald dat de zaak binnen een termijn van twee maanden weer op zitting dient te worden aangebracht. Een en ander hield verband met de onvolledige beantwoording van de gestelde vragen over de detentie-instelling in
Fresnes, waar de opgeëiste persoon gelet op de wel gegeven antwoorden naar verwachting zou worden gedetineerd na zijn overlevering.
Zitting 30 december 2020
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond ten tijde van de schorsing bij de tussenuitspraak op 4 november 2020. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Spaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft via telehoren verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Chileense nationaliteit heeft.

3.Detentieomstandigheden (Fresnes)

Uit de informatie van de Franse autoriteit van 16 oktober 2020 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Frankrijk naar alle waarschijnlijkheid in de detentie-instelling in
Fresneszal worden geplaatst. Gelet hierop rust op de rechtbank alleen de verplichting om de omstandigheden in deze detentie-instelling te onderzoeken (HvJ EU 25 juli 2018, de zaak ML, nummer C-220/18 PPU).
De rechtbank heeft in een andere zaak bij uitspraak van 30 mei 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat het rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van 7 april 2017 bewijzen bevat dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die in
Fresnesworden gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in het rapport staat vermeld dat het in
Fresnesvoorkomt dat gedetineerden in meerpersoonscellen minder dan 4m2 aan leefruimte hebben, meestal 3 m2 of zelfs minder dan 3 m2. De rechtbank heeft de omstandigheden in de detentie-instelling in
Fresnesgetoetst aan de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), in het bijzonder het arrest van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië).
In de tussenuitspraak van 21 februari 2020 in een andere zaak (ECLI:NL:RBAMS:2020:1102) heeft de rechtbank ten aanzien van de detentie-instelling in
Fresnesook gewezen op de in de uitspraak van het EHRM van 30 januari 2020 (ECLI:CE:ECHR:2020:-0130JUD000967115) geconstateerde gebreken en overbevolking. In het bijzonder heeft de rechtbank verwezen naar rechtsoverwegingen 260, 300 en 301, waaruit volgt dat sprake is van (onder meer) overbevolking, onvoldoende
personal space(minder dan 3 m² in een meerpersoonscel), oude en afgeleefde gebouwen, een gebrek aan renovatie, slechte hygiëne, schadelijk ongedierte, gebrek aan licht, vocht in de cellen en (te) kleine luchtplaatsen
In deze zaak heeft de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven uitspraken, nader onderzoek gedaan naar de detentieomstandigheden in
Fresnesen daartoe vragen laten stellen aan de Franse autoriteit. Over het verloop van dit onderzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Op 17 juli 2020 heeft de Franse autoriteit nadere gegevens verschaft over de detentie-instelling in
Fresnes. Hierin wordt onder meer het volgende meegedeeld:
“As of 29 May 2020, the prison of Fresnes allowed 1551 detained individuals (not including the Centre pour Peines a Aménagées, Etablissement Public de Sante National de Fresnes, Unité Hospitalière Sécurisée Interrégionale et Unité Hospitalière, Spécialement Aménagée, CS and DQ). Apart from a single cell, no cell accommodates more than two inmates. Six hundred and ninety three inmates are individually locked up, representing 44 % of the total number of inmates. The surface of all cells being greater than 9 m² and no cell accommodates more than two inmates except for one cell. All the prison population that is housed has an individual cell of more than 3 m² and 99.8 % has 4.5 m².”
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 3 september 2020 in deze zaak over deze op 17 juli 2020 verstrekte informatie overwogen dat die het door de rechtbank geconstateerde bestaande reële gevaar dat personen die in
Fresneszijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, niet geheel wegneemt. Uit de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie over de hoeveelheid m²’s waarover gedetineerden beschikken in de detentie-instelling in Fresnes, blijkt allereerst niet of dit inclusief of exclusief sanitair is, voor zover dit ziet op tweepersoonscellen. Daarnaast zijn er geen gegevens verstrekt over de overige detentieomstandigheden waarover in de uitspraak van het EHRM is gesproken, namelijk: “oude en afgeleefde gebouwen, een gebrek aan renovatie, slechte hygiëne, schadelijk ongedierte, gebrek aan licht, vocht in de cellen en (te) kleine luchtplaatsen”. De mededeling dat vanaf 2022 en 2028 respectievelijk 7000 en 8000 nieuwe detentieplaatsen worden opgeleverd, waardoor de druk op de capaciteit in de penitentiaire inrichting in Fresnes zal worden verminderd, doet hier niet aan af.
De rechtbank heeft vervolgens in de tussenuitspraak van 3 september 2020 geoordeeld dat de volgende vragen aan de Franse uitvaardigende autoriteit moeten worden gesteld met betrekking tot de detentie-instelling in
Fresnes: [2]
2.a Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel en is dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair?
2.b als de opgeëiste persoon in een meerpersoonscel wordt geplaatst en hij, exclusief het sanitair, over minder dan 3 m²
personal spacebeschikt, verzoekt de rechtbank om informatie betreffende de in Muršić /Kroatië (EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13, § 138) genoemde relevante factoren, te weten ‘
time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić/Kroatië, § 135).
2.c Hoe zijn de overige detentieomstandigheden in
Fresnesgelet op hetgeen het EHRM hierover in de uitspraak van 30 januari 2020 heeft vastgesteld ten aanzien van andere materiële omstandigheden namelijk oude en afgeleefde gebouwen, een gebrek aan renovatie, slechte hygiëne, schadelijk ongedierte, gebrek aan licht, vocht in de cellen en (te) kleine luchtplaatsen?
Op 16 oktober 2020 is door de Franse autoriteit de volgende informatie verschaft over de detentie-instelling in
Fresnes:
2a. No cell has currently more than two inmates, given the current prison population. As the cells have a surface area of 9 to 10 square meters (including approximately 1 square meter of sanitary facilities), the detainees all have an individual surface area of 4 to 4.5 square meters (sanitary facilities not included).
2b. Not applicable, given the above details. Information regarding the conditions of detention was also given in the context of our transmission of July 17, 2020.
3c. Not applicable, given the above details.
Op 19 oktober 2020 is ten aanzien van de hiervoor genoemde informatie van 16 oktober 2020 door de Franse autoriteit bevestigd dat deze in alle aanhangige Franse overleveringszaken geldt:
Yes, this answer is indeed applicable to all pending French cases. I already talked about it with the French ministry of justice.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 4 november 2020 op grond van de hiervoor weergegeven informatie vastgesteld dat de Franse autoriteit geen antwoord heeft gegeven op vraag 2c uit de tussenuitspraak van 3 september 2020 over de overige detentieomstandigheden. Het ontbreken van dit antwoord maakte volgens de rechtbank dat het eerder aangenomen reëel gevaar dat personen die in
Fresneszijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten, niet is weggenomen. Nu uit de e-mailberichten van de Franse autoriteiten van 16 oktober en 19 oktober 2020 was gebleken dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Frankrijk naar alle waarschijnlijkheid in
Fresneszou worden geplaatst, stelde de rechtbank tevens een individueel reëel gevaar voor de opgeëiste persoon op een behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest vast.
Gelet op het vastgestelde algemene en individuele reële gevaar en op het feit dat al tweemaal aanvullende gegevens waren opgevraagd, die niet volledig waren verstrekt, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering uitgesteld totdat de rechtbank aanvullende gegevens zou verkrijgen op grond waarvan zij het bestaan van een dergelijk gevaar zou kunnen uitsluiten. Indien het bestaan van dit gevaar niet binnen een redelijke termijn zou kunnen worden uitgesloten, zou de rechtbank dienen te beslissen of de overleveringsprocedure moet worden beëindigd (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016, C-404/15 (Pál Aranyosi) en C-659/15 PPU (Robert Căldăraru), ECLI:EU:C:2016:198).
Bij e-mail van 29 december 2020 heeft de
Chef du bureau de l’entraide pénale internationale, Direction des affaires criminelles et des grâces, Ministère de la Justiceals antwoord op vraag 2c (uit de tussenuitspraak van 3 september 2020) de volgende informatie verstrekt:
The improvement of material conditions is the subject of regular actions in order to absorb, if not reduce, the difficulties that may be encountered.
Regarding the problem of pests and rodents at the Fresnes prison:
To combat pests and rodents, monthly pest control services have been provided since 2016. These monthly services have been supplemented by an exceptional action, also conducted in November 2016 for two months. The pest control company made twelve visits in a short period of time, three visits per week.
In continuity, during the first quarter of 2019, 74 cells were treated against bedbugs and 56 against cockroaches and for the second quarter of 2019, 96 cells were treated against bedbugs and 80 against cockroaches; concerning mattresses, they are systematically replaced to avoid the proliferation of bedbugs. The rat control company also intervenes by prevention in the other premises (care unit, laundry, ...).
The disinsectisation and rat extermination of the area of the prison for adapted sentences is also programmed every six months.
In 2020, rodent and pest control operations have continued at the rate of one operation every two weeks. The situation has greatly improved since the various findings mentioned at the time of the ECHR ruling of January 30, 2020.
Technical actions have also been carried out (removal of an area of rubble and plugging of openings that could lead to the sewers) and the frequency of the garbage collection and their removal of in areas that are difficult to access has been stepped up, thus helping to limit the proliferation of pests and improve the hygiene and health of the establishment. Finally, preventive actions for the inmates were carried out.
Regarding the problem of the lack of renovation and heating at the Fresnes penitentiary center:
With regard to the renovation of the establishment, it can be stressed that the maintenance work carried out between 2016 and 2019 at the Fresnes prison center includes in particular :
- bringing the cells in the disciplinary district up to standard between 2016 and 2018;
- work contributing to the fight against pests in 2017;
- the replacement of gratings on the windows in 2017;
- repairs of the showers in 2017;
- renovation of the heating system between 2018 and 2020;
- renovation of electrical installations between 2018 and 2020;
- renovation of the video protection and lighting of the estate between 2018 and 2019;
- repair and reinforcement of bars and gratings between 2019 and 2020.
More specifically, the heating and humidity problems raised by the ECHR ruling of January 30, 2020 have been taken into account by a plan of immediate and large-scale actions within the establishment.
Repair work on the heating system, covering all defective thermal installations, was initiated at the end of 2018, so that during the winter of 2018-2019, no heating or domestic hot water supply difficulties were noted. The temperatures recorded over this winter period averaged 19.5/20° C.
A second work operation started at the end of October 2019 in order to continue the improvement of the operation and to secure the heating.
This work follows a real estate investment program initiated in 2016 to rehabilitate the showers in detention (200,000 €), as well as the renovation of freight elevators (145,000 €). This program also provided the opportunity to launch a study on the renovation of the chapel and the replacement of the automatic exchange.
In addition, work to bring the parlors up to standard has been programmed for an estimated amount of €3.5 million, which includes the installation during the work of temporary parlors with the same fittings as the final project.
More generally, a considerable effort has been made in recent years to improve the conditions of detention at the Fresnes prison, with approximately €130 million per year allocated to the renovation and development of the prison's facilities in 2017, 2018 and 2019.
Additional elements to remember:
In addition to these elements, it should also be remembered that detainees at the Fresnes prison center regularly leave their cells to take part in activities (work in concession workshops, work for general service, training and teaching, cultural and sports workshops, participation in religious services, etc.), to access health care services or parlors. They also benefit from daily access to walking courtyard.
This ability to leave the cell regularly is an element of appreciation noted in the context of the judgment of the ECHR Mursic v. Croatia.
The French Ministry of Justice reiterates that European standards of detention, as defined by Article 3 of the European Convention on Human Rights and Fundamental Freedoms, the European Prison Rules of the Council of Europe and the case law of the European Courts (ECHR and CJEU), are respected at the Fresnes prison center.
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, op grond van de thans verstrekte informatie van oordeel dat ten aanzien van de detentie-instelling in
Fresnesgeen sprake meer is van een reëel gevaar dat personen die daar zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrechten. Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 25 juli 2018 (ECLI:EU:C:2018:589), gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de garantie, vervat in de e-mail van het Franse Ministerie van Justitie van 29 december 2020. Voor de opgeëiste persoon bestaat na overlevering geen reëel gevaar meer op een onmenselijke of vernederende behandeling. Artikel 4 van het Handvest staat dus niet in de weg aan het toestaan van de verzochte overlevering.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Procureur van de Republiek te Nanterre(Frankrijk).
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Een afschrift van die uitspraak is aan deze uitspraak gehecht.
2.Op het moment van het stellen van de vragen was nog niet bekend in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon naar verwachting zou worden geplaatst na zijn overlevering. Vraag 1 betrof daarom de vraag of de opgeëiste persoon na zijn overlevering naar verwachting zou worden geplaatst in Fresnes. De rechtbank heeft in de eerste alinea van deze rubriek al overwogen dat die vraag bevestigend is beantwoord.