ECLI:NL:RBAMS:2023:5742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
9501739 EL 21-269
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Van Dijk, een beroep gedaan op de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst op grond van artikel 1:88/89 BW. Gedaagde, Dexia Nederland B.V., heeft echter aangevoerd dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 maart 2022 eiseres verzocht om nadere toelichting over de financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Eiseres heeft een schriftelijke verklaring overgelegd waarin zij haar situatie uiteenzet, maar Dexia betwist de waarheidsgetrouwheid van deze verklaring en verwijst naar eerdere getuigenverklaringen van eiseres en haar echtgenoot in een andere procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gerede twijfel bestaat over het moment van bekendheid van eiseres met de overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar standpunt te onderbouwen dat zij pas in september 2003 op de hoogte was van de overeenkomst. Hierdoor slaagt het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging. De vordering van eiseres wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan Dexia.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer 9501739 EL 21-269
vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2023
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Van Dijk (Leaseproces),
t e g e n
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna [eiseres] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2022;
  • de akte na tussenvonnis van [eiseres] ;
  • de akte uitlaten productie van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiseres] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [eiseres] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [eiseres] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van [eiseres] en haar echtgenoot (verder: [naam echtgenoot] ) ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Bij akte heeft [eiseres] een schriftelijke verklaring van haarzelf overgelegd zoals verzocht. [eiseres] heeft daarbij aangegeven dat [naam echtgenoot] niet meer in staat is een verklaring af te leggen vanwege het ondergaan van een zware hersenoperatie, waardoor geheugenproblemen bij [naam echtgenoot] zijn ontstaan.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [eiseres] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomst. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiseres] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [eiseres] met de overeenkomst. Doet [eiseres] dat niet dan heeft zij het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiseres] haar verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [eiseres] is een schriftelijke verklaringen van haarzelf overgelegd, waarin staat vermeld dat deze is opgesteld op basis van antwoorden die zij heeft gegeven in een telefoongesprek met haar gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [eiseres] staat vermeld:
a.
In 1999 werd ik 48 jaar oud. Ik ben getrouwd met [naam echtgenoot] en samen hebben wij twee kinderen, geboren in 1975 en 1977. Ik werkte als schoonmaakster en mijn man was arbeidsongeschikt.
Ik was niet aanwezig op het moment dat de overeenkomst werd afgesloten. Naderhand - in 2003 - heb ik van mijn man begrepen dat hij de overeenkomst een kantoor in Prinsenbeek had afgesloten.
Mijn man verzorgde alle bankzaken bij ons thuis, maar ik weet wel dat wij altijd één gezamenlijke rekening hebben gehad. Achteraf - in 2003 - heb ik begrepen dat de inleg voor de overeenkomst automatisch werd afgeschreven van deze rekening.
Mijn man wilde in het najaar van 2003 een nieuwe auto kopen. Omdat hij de aankoopprijs niet in één keer wilde betalen, heeft hij geprobeerd deze in termijnen af te lossen. De autogarage heeft daarvoor onze bankgegevens nagetrokken en zij troffen een BKR-registratie ten aanzien van de overeenkomst aan. Dit was voor mijn man aanleiding om mij voor het eerst in te lichten over het bestaan van de overeenkomst.
Wij hadden een gezamenlijke rekening bij de Rabobank en daar hadden wij allebei een bankpas van. De rekening werd voor alle uitgaven en betalingen gebruikt.
Mijn man ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ik had inkomsten uit mijn schoonmaakwerk. Alle inkomsten werden op onze gezamenlijke rekening gestort.
Mijn man verzorgde onze financiële administratie. Hij zorgde voor de bankbetalingen en hij hield de afschrijvingen bij. Ik had daar geen enkele bemoeienis mee.
Ik deed de huishoudelijke uitgaven, zoals de boodschappen. Mijn man deed alle andere betalingen.
i.
Mijn man opende de bankafschriften. Ik keek nooit op de afschriften, want daar had ik geen reden toe. Ik had vertrouwen in mijn man. Ik heb nooit een betaling aan of van Dexia gezien.
Wij hadden een belastingadviseur die de belastingaangifte voor ons verzorgde. Mijn man regelde deze zaken altijd met hem. Ik was daar niet bij betrokken. Ik keek de ingevulde aangifte nooit door en ik weet niet meer of ik deze altijd moest ondertekenen.
In de betreffende periode hebben wij geen hypothecaire lening of ander lening afgesloten.
1.
Volgens mij heeft mijn man ooit wel iets afgesloten om te sparen voor het pensioen, maar ik weet niet meer wat dit was.
Wij beslisten gezamenlijk over de aankoop van bijvoorbeeld nieuwe huishoudelijke apparatuur. Wij spraken dan niet over de financiën, omdat mijn man dit regelde.
Mijn man is niet meer in staat een verklaring aan uw rechtbank afte leggen. Hij heeft een zware hersenoperatie ondergaan, waardoor ernstige geheugenproblemen zijn ontstaan.”
2.6.
Dexia voert onder meer aan dat ten aanzien van de door [eiseres] afgelegde schriftelijke verklaring dusdanig veel contra-indicaties omtrent de waarheidsgetrouwheid van de schriftelijke verklaring bestaan, dat van enige overtuigende bewijskracht geen sprake meer kan zijn. Dexia verwijst naar het vonnis dat op 7 november 2012 door de kantonrechter in een procedure tussen [naam echtgenoot] en Dexia is gewezen, in welke procedure [naam echtgenoot] en [eiseres] beiden gehoord zijn, en waarin de kantonrechter, mede gelet op de tegenstrijdigheden in de verklaringen, heeft overwogen het niet aannemelijk te achten dat [eiseres] niet van de onderhavige overeenkomst op de hoogte is geraakt.
2.7.
Overwogen wordt dat in de eerdere procedure [eiseres] en [naam echtgenoot] als getuigen onder ede elk een verklaring hebben afgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter in het vonnis van 7 november2012 gaf [naam echtgenoot] in zijn verklaring geen afdoende verklaring over hetgeen hij in een telefoongesprek met Dexia had gezegd, te weten dat zijn vrouw er destijds bezwaar tegen had dat hij een nieuwe effectenleaseovereenkomst met Dexia afsloot. Dit oordeel van de kantonrechter wordt hier overgenomen.
Dit betekent dat er gerede twijfel mogelijk is ten aanzien van het moment van wetenschap bij [eiseres] . Uit het bewuste telefoongesprek volgt dat zij er in de periode rond het aangaan van de overeenkomst mee bekend was dat [naam echtgenoot] deze overeenkomst sloot, terwijl een afdoende verklaring ontbreekt over de inconsistentie tussen de inhoud van dit telefoongesprek en de latere verklaringen van [naam echtgenoot] .
[naam echtgenoot] kan nu niet meer als getuige worden gehoord, daar zijn partijen het over eens. Deze inconsistentie zal dus hoe dan ook blijven bestaan. Daardoor heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwing gegeven voor haar standpunt dat zij pas in september 2003 ervan op de hoogte is geraakt dat [naam echtgenoot] de overeenkomst had gesloten, en is het vermoeden gerechtvaardigd dat zij al ten tijde van het aangaan van de overeenkomst op de hoogte was.
2.8.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus.
2.9.
Dit betekent dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen.
2.10.
[eiseres] zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van Dexia.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Dexia tot op heden vastgesteld op € 660,00 als salaris voor de gemachtigde,
3.3.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.