2.5.1.In de verklaring van [eiseres] staat vermeld:
a.
In 1999 werd ik 48 jaar oud. Ik ben getrouwd met [naam echtgenoot] en samen hebben wij twee kinderen, geboren in 1975 en 1977. Ik werkte als schoonmaakster en mijn man was arbeidsongeschikt.
Ik was niet aanwezig op het moment dat de overeenkomst werd afgesloten. Naderhand - in 2003 - heb ik van mijn man begrepen dat hij de overeenkomst een kantoor in Prinsenbeek had afgesloten.
Mijn man verzorgde alle bankzaken bij ons thuis, maar ik weet wel dat wij altijd één gezamenlijke rekening hebben gehad. Achteraf - in 2003 - heb ik begrepen dat de inleg voor de overeenkomst automatisch werd afgeschreven van deze rekening.
Mijn man wilde in het najaar van 2003 een nieuwe auto kopen. Omdat hij de aankoopprijs niet in één keer wilde betalen, heeft hij geprobeerd deze in termijnen af te lossen. De autogarage heeft daarvoor onze bankgegevens nagetrokken en zij troffen een BKR-registratie ten aanzien van de overeenkomst aan. Dit was voor mijn man aanleiding om mij voor het eerst in te lichten over het bestaan van de overeenkomst.
Wij hadden een gezamenlijke rekening bij de Rabobank en daar hadden wij allebei een bankpas van. De rekening werd voor alle uitgaven en betalingen gebruikt.
Mijn man ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ik had inkomsten uit mijn schoonmaakwerk. Alle inkomsten werden op onze gezamenlijke rekening gestort.
Mijn man verzorgde onze financiële administratie. Hij zorgde voor de bankbetalingen en hij hield de afschrijvingen bij. Ik had daar geen enkele bemoeienis mee.
Ik deed de huishoudelijke uitgaven, zoals de boodschappen. Mijn man deed alle andere betalingen.
i.
Mijn man opende de bankafschriften. Ik keek nooit op de afschriften, want daar had ik geen reden toe. Ik had vertrouwen in mijn man. Ik heb nooit een betaling aan of van Dexia gezien.
Wij hadden een belastingadviseur die de belastingaangifte voor ons verzorgde. Mijn man regelde deze zaken altijd met hem. Ik was daar niet bij betrokken. Ik keek de ingevulde aangifte nooit door en ik weet niet meer of ik deze altijd moest ondertekenen.
In de betreffende periode hebben wij geen hypothecaire lening of ander lening afgesloten.
1.
Volgens mij heeft mijn man ooit wel iets afgesloten om te sparen voor het pensioen, maar ik weet niet meer wat dit was.
Wij beslisten gezamenlijk over de aankoop van bijvoorbeeld nieuwe huishoudelijke apparatuur. Wij spraken dan niet over de financiën, omdat mijn man dit regelde.
Mijn man is niet meer in staat een verklaring aan uw rechtbank afte leggen. Hij heeft een zware hersenoperatie ondergaan, waardoor ernstige geheugenproblemen zijn ontstaan.”