ECLI:NL:RBAMS:2023:5637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10509443 CV EXPL 23-7104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van ziekenhuisbehandeling met geschil over ontvangst van facturen en adreswijziging

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een vordering van het OLVG tegen een gedaagde die een medische behandeling heeft ondergaan. De gedaagde, die op 14 juli 2022 naar de Verenigde Staten is verhuisd, heeft de kosten van de behandeling van € 320,10 niet betaald. De factuur en herinneringen zijn verzonden naar haar oude adres, waar zij niet meer woonachtig was. De gedaagde stelt dat zij de facturen en aanmaningen nooit heeft ontvangen, omdat zij haar adreswijziging alleen aan de Basisregistratie Personen (BRP) heeft doorgegeven en niet aan het ziekenhuis. De kantonrechter oordeelt dat het OLVG mocht aannemen dat de gedaagde nog op het oude adres woonachtig was, omdat zij kort na de behandeling is verhuisd en de factuur kort na de verhuizing is verzonden. De verantwoordelijkheid om het ziekenhuis op de hoogte te stellen van haar nieuwe adres lag bij de gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering van het OLVG toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichting van consumenten om hun contactgegevens bij te werken bij hun contractspartijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10509443 CV EXPL 23-7104
vonnis van: 7 september 2023
fno.: 57327

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting Onze Lieve Vrouwe Gasthuis

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: het OLVG
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de dagvaarding van 25 april 2023, met producties;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord, met producties;
  • het instructievonnis van 15 juni 2023, waarbij het OLVG in de gelegenheid is gesteld de algemene voorwaarden te overleggen en zich uit te laten over de bedingen waarop zij een beroep doet;
  • de conclusie van repliek, tevens akte overlegging van en uitlating over de algemene voorwaarden, met producties.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[gedaagde] heeft bij het OLVG een behandeling ondergaan. Deze behandeling betrof een polikliniekbezoek op 4 april 2022. De kosten voor deze behandeling bedroegen € 320,10.
1.2.
[gedaagde] heeft zich op 14 juli 2022 uitgeschreven uit de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) vanwege haar verhuizing naar de Verenigde Staten.
1.3.
Het OLVG heeft de kosten voor de behandeling met de factuur van 29 juli 2022 in rekening gebracht bij [gedaagde] . De factuur is verzonden naar het adres [adres 1] te [woonplaats] .
1.4.
Op 3 oktober 2022 heeft het OLVG per brief [gedaagde] gesommeerd het openstaande bedrag te voldoen binnen vijftien dagen nadat de brief bij haar was bezorgd. Hierbij zijn incassokosten aangezegd van € 48,02. Deze brief is verzonden naar het adres [adres 1] te Amsterdam.
1.5.
De incassogemachtigde van het OLVG heeft [gedaagde] op 7 november 2022 per e-mail verzocht het openstaande bedrag te betalen. Deze e-mail is verzonden naar [e-mailadres].
1.6.
De incassogemachtigde heeft [gedaagde] meerdere betalingsherinneringen per brief verzonden, op 25 oktober en op 14 en 24 november 2022, allen naar het adres [adres 1] te [woonplaats].
1.7.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald.

Vordering

2. OLVG vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 320,10 aan hoofdsom;
b. € 48,02 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met btw;
c. € 4,63 aan wettelijke rente, berekend tot 24 februari 2023;
d. de wettelijke rente over € 320,10 vanaf 24 februari 2023 tot het bedrag is betaald;
e. de proceskosten.
3. Het OLVG stelt hiertoe dat [gedaagde] een behandeling heeft ondergaan en de kosten hiervan moet betalen. De factuur en de herinneringen zijn gestuurd naar het post- en emailadres dat [gedaagde] zelf heeft opgegeven aan het OLVG. Volgens het OLVG heeft [gedaagde] geen adreswijziging doorgegeven, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Het niet ontvangen van berichten op haar opgegeven adres of via haar e-mailadres komt voor rekening van [gedaagde] .

Verweer

4. [gedaagde] erkent dat de factuur van het OLVG klopt. Maar zij is het niet eens met de extra kosten, omdat zij nooit eerder een factuur of herinneringen heeft ontvangen. Pas bij dagvaarding werd zij bekend met de vordering. Het adres [adres 1] te [woonplaats] is haar oude adres: zij stond hier ingeschreven van augustus 2021 tot 14 juli 2022. Deze adreswijziging heeft zij doorgegeven bij de Brp. Verder is haar e-mailadres [e-mailadres], niet [e-mailadres]. Zij wist niet dat het OLVG beschikte over een onjuist emailadres.

Beoordeling

5. [gedaagde] betwist niet dat zij de behandeling heeft ondergaan bij het OLVG en dat zij het bedrag van € 320,10 nog moet betalen. Dit bedrag zal de kantonrechter dan ook toewijzen.
6. Wel betwist [gedaagde] dat zij de factuur, herinneringen en aanmaningen heeft ontvangen. Zij vindt daarom dat zij de bijkomende (proces)kosten niet hoeft te betalen.
7. De kantonrechter moet allereerst ambtshalve onderzoeken of de bijkomende kosten al dan niet oneerlijk zijn, omdat het hier gaat om een consumentenovereenkomst.
8. Het OLVG is namelijk als handelaar aan te merken en [gedaagde] is consument, althans wordt zij vermoed consument te zijn. Omdat deze overeenkomst een geneeskundige behandelingsovereenkomst is, hoeft niet te worden getoetst of is voldaan aan de informatieverplichtingen van artikel 6:230l Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en verder (zie artikel 6:230h lid 2 onder d BW). Wel moet de kantonrechter ambtshalve toetsen aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
9. Het OLVG heeft de algemene voorwaarden in het geding gebracht, zodat de kantonrechter ambtshalve kan beoordelen of de bedingen die daarin staan een oneerlijk karakter hebben.
10. Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen.
11. De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten de artikelen 3.11, 3.12 en 3.14 over verzuim, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn door de kantonrechter getoetst. Deze artikelen worden niet oneerlijk bevonden. Dat betekent dat het OLVG zich in beginsel op de bedingen kan beroepen.
12. Vervolgens moet beoordeeld worden of [gedaagde] de kosten verschuldigd is – kort gezegd – omdat zij niet bekend was met de factuur en de betalingsherinneringen. [gedaagde] heeft onderbouwd dat toen de factuur werd verzonden, zij niet meer op haar oude adres woonachtig was met een uittreksel uit de Brp. De kantonrechter kan uit het uittreksel opmaken dat [gedaagde] vanaf 8 augustus 2021 ingeschreven stond op het adres [adres 1] te [woonplaats]. Zij is vervolgens met ingang van 14 juli 2022 ingeschreven op een adres in de Verenigde Staten. Op 21 november 2022 is zij weer geregistreerd in Nederland, op het adres [adres 2] te [woonplaats]. Dit is ook het adres waarop de dagvaarding is uitgebracht.
13. Met toepassing van de zogenoemde ontvangsttheorie, zoals opgenomen in artikel 3:37 lid 3 BW, heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring alleen werking wanneer vast staat dat die verklaring de betrokken persoon ook daadwerkelijk heeft bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres zoals hiervoor bedoeld kan in beginsel – behoudens andersluidend beding – worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, e-mailadres of ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt (ECLI:NL:HR:2013:BZ4104).
14. [gedaagde] heeft met het OLVG een medische behandelingsovereenkomst gesloten, zodat het OLVG haar contractspartij is. [gedaagde] heeft weliswaar de overheid geïnformeerd dat zij niet langer op [adres 1] te [woonplaats] woonachtig is, maar niet het OLVG. Het OLVG mocht dan ook uitgaan van de gegevens die op grond van de behandelingsovereenkomst van haar bij het OLVG bekend waren. In andere woorden, het OLVG mocht aannemen dat [gedaagde] nog woonachtig was op het adres waar zij nog woonde ten tijde van de behandeling, ook omdat zij kort na de behandeling is verhuisd en de factuur kort na de verhuizing is verzonden.
15. [gedaagde] voert ook aan dat het e-mailadres waarnaar de e-mail van 7 november 2022 is verzonden, niet juist is. Daar gaat de kantonrechter aan voorbij. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] zelf om partijen met wie zij een overeenkomst heeft, op de hoogte te brengen hoe zij bereikt kan worden na haar verhuizing.
16. Verder stelt de kantonrechter vast dat het OLVG met de brief van 3 oktober 2022 heeft voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW omdat haar daar een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven voordat het bedrag werd verhoogd met incassokosten. Verder zijn de kosten in overeenkomst met het tarief. Dat betekent dat de gevorderde buitenrechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn.
17. Verder wordt de wettelijke rente toegewezen omdat deze voldoet aan de wettelijke regeling.
18. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeelt in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan OLVG van:
- € 320,10 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot het bedrag is betaald;
- € 58,10 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 4,63 aan wettelijke rente;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van OLVG begroot op:
exploot € 130,66
salaris € 160,00
griffierecht € 128,00
-----------------
totaal € 418,66
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.