ECLI:NL:RBAMS:2023:5613

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
10393782 CV EXPL 23-3733
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid van de penningmeester van een stichting voor onrechtmatige transacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting, hierna te noemen [eiseres], en haar voormalige penningmeester, hierna te noemen [gedaagde]. De stichting, die zich inzet voor de promotie van genderidentiteiten en seksuele geaardheid in Egypte en Soedan, vorderde betaling van een bedrag van € 23.807,99 van [gedaagde] wegens onrechtmatige transacties die hij had verricht met de bankrekening van de stichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] in de periode van 12 februari 2022 tot 16 augustus 2022 verschillende transacties heeft uitgevoerd, waaronder overboekingen naar zijn privérekening en betalingen aan diensten zoals Uber en Thuisbezorgd, zonder toestemming van de andere bestuursleden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] als penningmeester een bijzondere verantwoordelijkheid had en dat zijn handelen onrechtmatig was, omdat hij geen verantwoording had afgelegd voor de transacties en deze niet ten goede waren gekomen aan de stichting. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van stichtingen en de noodzaak van transparantie en verantwoording in financiële aangelegenheden.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10393782 \ CV EXPL 23-3733
Vonnis van 1 september 2023
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.J. van Hoogstraten,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. Gardeslen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 februari 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 8 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- productie 15 van [eiseres] ,
- producties 8 t/m 12 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 3 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een stichting die zich inzet voor de promotie van genderidentiteiten en seksuele geaardheid in Egypte en Soedan.
2.2.
[eiseres] is in 2020 geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). Als bestuurders stonden ingeschreven [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . [naam 1] woont in het buitenland.
2.3.
In artikel 7 lid 5 van de statuten van [eiseres] staat dat aan de bestuurders van de stichting geen beloning kan worden toegekend en dat kosten aan de bestuurders op vertoon van de bewijsstukken worden vergoed. In artikel 8 lid 1 staat dat de stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur en voorts kan worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende leden van het bestuur.
2.4.
Per 1 augustus 2021 is [gedaagde] in de KvK ingeschreven als bestuurder van [eiseres] met de functie van penningmeester. Als penningmeester en medebestuurder had [gedaagde] toegang tot de bankrekening van [eiseres] . [naam 2] en [naam 3] hadden ook toegang tot deze rekening.
2.5.
Op 21 december 2021 hebben [naam 2] en [naam 3] zich teruggetrokken uit het bestuur van [eiseres] . Hierna stonden alleen [naam 1] en [gedaagde] ingeschreven als bestuurder van de stichting in de KvK.
2.6.
[gedaagde] heeft in de periode 12 februari 2022 tot 16 augustus 2022 onder andere de volgende transacties verricht vanaf de bankrekening van [eiseres] :
  • 28 overboekingen naar de privérekening van [gedaagde] met een totaalbedrag van € 5.895,00,
  • 186 betalingen aan Uber en Bolt met een totaalbedrag van € 8.543,62,
  • 11 betalingen aan Thuisbezorgd met een totaalbedrag van € 340,83,
  • 23 geldopnames bij pinautomaten in Amsterdam , Keulen en Berlijn van in totaal € 4.754,90,
  • 3 transacties, waaronder een betaling bij Spa Zuiver in Amsterdam , met een totaalbedrag van € 459,64.
Er is geen boekhouding of administratie waarin deze transacties worden verantwoord.
2.7.
[naam 2] heeft op 23 augustus 2022 namens [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] vanwege verduistering.
2.8.
Op 24 augustus 2022 heeft [naam 1] [gedaagde] per email om een verklaring voor de transacties gevraagd. Op 1 september 2022 heeft [naam 1] een herinnering gestuurd.
2.9.
Op 30 augustus 2022 is [gedaagde] uitgeschreven als bestuurder van [eiseres] . [naam 1] heeft [gedaagde] hiervan op 8 september 2022 per e-mail op de hoogte gebracht. Ook staat in deze e-mail dat [gedaagde] niet langer toegang heeft tot de bankrekening van [eiseres] .
2.10.
Op 2 februari 2023 heeft [eiseres] conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde] onder de ING Bank, ABN AMRO Bank en de Rabobank.
2.11.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om [eiseres] een bedrag van € 23.807,99 te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
I. primair, € 19.993,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2022, en € 3.814,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022,
II. subsidiair, € 19.993,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2022,
III. meer subsidiair, € 10.649,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2022,
IV. de kosten van het geding, waaronder de kosten van de conservatoire beslagen en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat geen rechtsgrond bestaat voor de onder 2.6 genoemde transacties. [gedaagde] heeft deze transacties verricht in de hoedanigheid van bestuurder en kan hiervan een ernstig verwijt worden gemaakt, omdat zij zonder toestemming donatiegeld van [eiseres] heeft gebruikt voor privédoeleinden. Daarmee is voldaan aan het criterium van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden, die bestaat uit de som van de transacties van € 19.993,99 en de kosten van de reis die [naam 1] en een vrijwilliger hebben moeten maken vanwege de fraude van [gedaagde] . Dat gaat om een bedrag van € 3.814,00.
3.3.
[gedaagde] is het hier niet mee eens. [eiseres] is niet-ontvankelijk in haar vordering omdat getwijfeld moet worden aan de volmacht om te procederen. De vordering van [eiseres] moet worden afgewezen omdat alle transacties ten goede zijn gekomen aan [eiseres] en/of [gedaagde] daarvoor toestemming had.
3.4.
De standpunten van partijen zijn hier verkort weergegeven. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in deze procedure. Zij betwijfelt of [naam 1] de opdracht heeft gegeven om deze procedure te starten, omdat hij alleen actief is in Egypte. Daarnaast zijn de bestuurders van [eiseres] uitsluitend gezamenlijk bevoegd om de stichting te vertegenwoordigen. Van een gezamenlijke opdracht om deze procedure te starten is echter niet gebleken. Ook betwist [gedaagde] dat [naam 2] gevolmachtigd was om namens [eiseres] aangifte te doen.
4.2.
Mr. Van Hoogstraten, de advocaat van [eiseres] , heeft op de zitting verklaard dat [eiseres] zijn kantoor de opdracht heeft gegeven om deze procedure te starten. Hij heeft aangeboden dit te bewijzen door de opdrachtbrief te overleggen.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat van een advocaat in beginsel niet wordt verlangd dat hij een volmacht van zijn cliënt overlegt. Het uitgangspunt is dat erop wordt vertrouwd dat een advocaat die voor een rechtspersoon optreedt een toereikende procesvolmacht heeft om dit te doen. De kantonrechter ziet in wat [gedaagde] heeft aangedragen geen aanleiding af te wijken van dit uitgangspunt en het bestaan van de volmacht nader te onderzoeken. Alleen zeggen dat aan het bestaan van de volmacht tot procederen en een eerdere volmacht om aangifte te doen moet worden getwijfeld is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter zal de vordering hierna daarom inhoudelijk beoordelen. Daarbij zal niet worden ingegaan op de vraag of [naam 2] bevoegd was om namens [eiseres] aangifte te doen bij de politie, omdat dit bij de beoordeling van de vordering van [eiseres] in deze zaak niet relevant is.
Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad
4.4.
De vraag die voorligt is of [gedaagde] in haar functie als bestuurder van [eiseres] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer hoort. Als sprake is van onrechtmatig handelen, moet worden beoordeeld of [gedaagde] daarvoor aansprakelijk is. Voor aansprakelijkheid van een bestuurder is op grond van artikel 2:9 BW vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of sprake is van zo’n verwijt, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de activiteiten van de stichting, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen en het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Als gehandeld is in strijd met statutaire bepalingen die de rechtspersoon beogen te beschermen, is dat een zwaarwegende omstandigheid, waarmee in beginsel de aansprakelijkheid van de bestuurder vaststaat. [1] Omdat [eiseres] zich op het onrechtmatig handelen van [gedaagde] beroept, moet zij feiten stellen en zo nodig bewijzen die tot die conclusie leiden.
4.5.
In deze zaak is van belang dat [gedaagde] binnen het bestuur de functie van penningmeester had en dat financiële aangelegenheden (bij uitstek) tot haar taak behoorden. Een belangrijk onderdeel daarvan is het afleggen van verantwoording voor de financiën. Administratie of boekhouding van de transacties ontbreekt echter. Daarnaast is van belang dat de transacties zijn gedaan in een periode waarin [eiseres] slechts twee bestuurders had, waarvan [gedaagde] het enige bestuurslid in Nederland was en ook het enige bestuurslid dat beschikking had over de bankrekening. Dit betekent dat zij een bijzondere positie en verantwoordelijkheid had. Verder is van belang dat artikel 8 van de statuten een bepaling is die [eiseres] beoogt te beschermen, door een extra eis te stellen aan de manier waarop de stichting kan worden vertegenwoordigd.
4.6.
De kantonrechter vindt op grond van het voorgaande dat als vast komt te staan dat [gedaagde] geld heeft onttrokken aan [eiseres] , terwijl dat geld niet ten goede is gekomen aan (het doel van) [eiseres] en zij daarvoor geen toestemming van een statutair medebestuurder had, dat onrechtmatig handelen oplevert en [gedaagde] daarvan in beginsel een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Onrechtmatige transacties
4.7.
De kantonrechter onderscheidt vier categorieën betalingen die volgens [eiseres] onrechtmatig zijn:
a. a) overboekingen naar de privérekening van [gedaagde] ,
b) geldopnames bij pinautomaten,
c) betalingen aan Uber en Bolt, en
d) betalingen aan Thuisbezorgd en overige transacties.
[eiseres] heeft in zijn algemeenheid voor alle transacties aangevoerd dat [gedaagde] de bedragen van de rekening van [eiseres] heeft gehaald, waarvoor zij geen verantwoording heeft afgelegd. Niet is gebleken dat de transacties ten goede zijn gekomen aan (het doel van) de stichting en/of dat daarvoor toestemming van een medebestuurder was, aldus [eiseres] . De verdere stellingen van partijen zullen hierna per categorie worden besproken.
a. Overboekingen naar privérekening
4.8.
[gedaagde] voert aan dat de overboekingen moeten worden aangemerkt als voorschot op de vergoeding voor het werk dat zij voor [eiseres] heeft verricht. Alle andere bestuurders werden betaald voor hun werkzaamheden en zodoende heeft [gedaagde] begin 2022 ook over een vergoeding gesproken. Met [naam 4] , executive director bij [eiseres] , is mondeling afgesproken dat [gedaagde] € 500,00 per maand zou krijgen voor haar werkzaamheden als bestuurslid en € 70,00 per uur voor het uitzoeken van financiële (Excel) documenten. [naam 4] was geen statutair bestuurder van [eiseres] , maar behoorde tot het feitelijke, dagelijkse bestuur.
4.9.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] recht had op een beloning voor het werk dat zij voor [eiseres] deed. [gedaagde] was op vrijwilligersbasis bestuurder. Op grond van de statuten van [eiseres] mag aan bestuurders geen beloning worden toegekend. Er waren wel enkele medewerkers die een vergoeding kregen, waaronder [naam 4] , maar deze medewerkers hadden een (arbeids)overeenkomst.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat de bedragen die [gedaagde] naar haar privérekening heeft overgeboekt zijn onttrokken aan het vermogen van de stichting. Dat is onrechtmatig als die betalingen geen verband houden met het doel van [eiseres] en daar geen toestemming voor is gegeven door het stichtingsbestuur, in dit geval dus haar medebestuurder. Dat [gedaagde] recht had op een vergoeding voor haar werkzaamheden is onvoldoende onderbouwd in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiseres] . De statuten bepalen expliciet dat bestuurders geen recht hebben op een beloning. [gedaagde] heeft alleen gesteld dat sprake zou zijn van een mondelinge afspraak met [naam 4] . Die afspraak is niet onderbouwd. Ook heeft zij niet gesteld op basis waarvan [naam 4] bevoegd zou zijn om die afspraak, kennelijk alleen en mondeling, namens [eiseres] te maken. Zelfs als die afspraak dus zou komen vast te staan, zou [gedaagde] daaraan geen rechten kunnen ontlenen, omdat [naam 4] geen statutair bestuurder is en de afspraak strijdig is met de statuten. Deze transacties zijn dus onrechtmatig.
b. Geldopnames bij pinautomaten
4.11.
[gedaagde] betwist dat de geldopnames zijn onttrokken aan de stichting; de bedragen zijn ten goede gekomen aan het doel van [eiseres] . [eiseres] is actief in zowel Egypte als Soedan. Het is onmogelijk om van een Nederlandse bankrekening geld over te maken naar een Soedanese bankrekening en daarom moest [eiseres] haar activisten in Soedan contant geld geven. [gedaagde] heeft het geld onder andere aan [naam 4] gegeven, zodat zij het geld naar het team in Soedan kon brengen. Deze gang van zaken was gebruikelijk en [gedaagde] wist niet dat toestemming van een medebestuurder nodig was.
4.12.
[eiseres] betwist de door [gedaagde] gestelde gang van zaken. [eiseres] deelt geen contant geld meer uit aan activisten sinds zij een bankrekening heeft. Bovendien ondersteunt [eiseres] al geruime tijd geen projecten meer in Soedan. Het uitdelen van contant geld is daarnaast een vertegenwoordigingshandeling waarvoor op grond van de statuten minimaal twee gezamenlijk handelende bestuurders nodig zijn. [gedaagde] had geen toestemming van de medebestuurder voor deze transacties waardoor aan de statutaire eis niet is voldaan.
4.13.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] de stelling dat [gedaagde] deze bedragen aan het vermogen van de stichting heeft onttrokken voldoende heeft onderbouwd. De betwisting van [gedaagde] schiet tekort. Door alleen te stellen dat het voor deze 23 transacties zo gegaan is als geschetst, maar de opnames en het verstrekken van de bedragen aan activisten verder niet concreet te maken, volstaat de betwisting van [eiseres] , waar [gedaagde] op haar beurt niet inhoudelijk op heeft gereageerd. Juist als penningmeester van de stichting had het op de weg gelegen van [gedaagde] om met administratie per opname inzichtelijk te maken welk bedrag, waar, door wie en aan welke activist is gegeven. Omdat die administratie ontbreekt en niet is gebleken dat [gedaagde] voor deze transacties toestemming had van een medebestuurder volgt de kantonrechter de lezing van [eiseres] dat deze opnames niet ten goede zijn gekomen aan (het doel van) de stichting en [gedaagde] het geld dus onrechtmatig aan het vermogen van de stichting heeft onttrokken.
c. Betalingen aan Uber en Bolt
4.14.
[gedaagde] voert aan dat zij enige tijd vanuit een locatie in Amsterdam werkte, een soort hub, dat zij daar vanwege haar ziekte niet met het openbaar vervoer heen kon reizen en daarom gebruik moest maken van de diensten van Uber en Bolt. Deze onkosten komen redelijkerwijs voor rekening van [eiseres] . Tussen de bestuursleden bestond de mondelinge afspraak dat onkosten werden betaald van de rekening van [eiseres] . Dit blijkt uit een WhatsApp-gesprek tussen [gedaagde] en [naam 1] van mei 2021. Daarin wordt gesproken over de reis van [naam 1] naar Nederland, die nodig was om [naam 1] toegang te laten verkrijgen tot de rekening van [eiseres] . De vliegtickets voor deze reis zouden volledig door [eiseres] worden vergoed.
4.15.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] reiskosten heeft moeten maken. Zij kon haar werk namelijk vanuit huis doen. [eiseres] had geen kantoorruimte. Zelfs als [gedaagde] wel reiskosten heeft moeten maken, dan was niet afgesproken dat zij die kosten vergoed zou krijgen, ontbreekt toestemming van de medebestuurder en zou [gedaagde] op grond van de statuten bewijsstukken moeten aanleveren om de kosten vergoed te krijgen.
4.16.
De kantonrechter stelt vast dat de bedragen die [gedaagde] aan taxiservices heeft uitgegeven zijn onttrokken aan het vermogen van de stichting. Dat is onrechtmatig als deze kosten geen verband houden met het doel van [eiseres] en toestemming voor de transacties van de medebestuurder ontbreekt. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd dat tussen de bestuursleden een afspraak bestond op grond waarvan de kosten van Uber en Bolt voor vergoeding door [eiseres] in aanmerking komen. [eiseres] heeft betwist dat een dergelijke afspraak bestond en [gedaagde] heeft in reactie op deze betwisting niet nader onderbouwd waar deze afspraak uit zou blijken. Dus moet ervan uit worden gegaan dat de [gedaagde] geen recht had op vergoeding van deze kosten en dat de onttrekkingen dus onrechtmatig zijn. Dat [eiseres] op enig moment de kosten zou dragen voor de vliegtickets van [naam 1] leidt niet tot de conclusie dat daarmee (dus) ook een afspraak gold die inhield dat [gedaagde] haar vervoerskosten door [eiseres] kon laten betalen.
d. Betalingen aan Thuisbezorgd en overige transacties
4.17.
[gedaagde] voert aan dat deze transacties zien op onkosten die zijn gemaakt in de uitoefening van de bestuurlijke taken. De maaltijden zijn besteld op momenten dat [gedaagde] werkzaamheden voor [eiseres] verrichte. Het saunabezoek was een idee van [naam 4] . Het bezoek was in het belang van het welzijn van de medewerkers van [eiseres] en tijdens het bezoek is ook vergaderd. Het is heel gebruikelijk dat dergelijke kosten door een stichting worden vergoed.
4.18.
[eiseres] betwist dat dit soort kosten voor vergoeding door [eiseres] in aanmerking komen. Zelfs als dit wel zo zou zijn dan geldt dat kosten op grond van de statuten alleen op vertoon van bewijsstukken kunnen worden vergoed, en die ontbreken.
4.19.
De kantonrechter stelt vast dat de bedragen in deze categorie zijn onttrokken aan het vermogen van de stichting. Dat is onrechtmatig als deze kosten geen verband houden met het doel van [eiseres] en daarvoor geen toestemming is verleend door de medebestuurder. Voor wat betreft het bestaan van een algemene afspraak voor onkostenvergoeding wordt verwezen naar wat daarover hiervoor is geoordeeld. [gedaagde] heeft niet gesteld dat er een specifieke afspraak was over de vergoeding van deze categorie kosten. Dat het normaal zou zijn dat deze kosten voor rekening van [eiseres] komen, blijkt nergens uit. Dat het saunabezoek een idee was van [naam 4] , betekent nog niet dat hieruit kan worden afgeleid dat de kosten voor rekening van [eiseres] zouden (moeten) komen. Bovendien is niet gebleken dat [naam 4] bevoegd was om namens [eiseres] toestemming te geven voor het doen van deze uitgave. Deze uitgaven zijn dus ook onrechtmatig.
Ernstig verwijt
4.20.
De conclusie is dat alle besproken transacties onrechtmatig waren. Voor geen van de transacties bestond toereikende toestemming of is deugdelijke verantwoording afgelegd. Het is niet gebleken dat de transacties ten goede zijn gekomen aan (het doel van) [eiseres] . Een deel van de transacties is daarnaast verricht in strijd met de statuten. Vanwege de bijzondere positie van [gedaagde] als bestuurslid en penningmeester, zoals beschreven in 4.5, kan [gedaagde] ten aanzien van de transacties een ernstig verwijt worden gemaakt. Dit betekent dat het onrechtmatig handelen [gedaagde] kan worden toegerekend en zij aansprakelijk is voor de daardoor door [eiseres] geleden schade.
Schade
4.21.
[gedaagde] heeft de door [eiseres] gestelde schade als zodanig niet betwist. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] het totaalbedrag aan onrechtmatige onttrekkingen aan schade heeft geleden.
4.22.
[eiseres] vordert daarnaast reiskosten van [naam 1] en een vrijwilliger van [eiseres] , die omwille van deze kwestie met [gedaagde] naar Nederland hebben moeten reizen. [eiseres] heeft deze kosten gedragen. Het gaat om reis- en verblijfkosten van in totaal € 3.814,00. [gedaagde] heeft deze schadepost niet betwist. Beide schadeposten worden daarom toegewezen.
4.23.
De kantonrechter wijst de gevorderde bedragen van € 19.993,99 en € 3.814,00 toe (in totaal € 23.807,99). De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen is niet betwist en wordt ook toegewezen.
Proceskosten
4.24.
[eiseres] vordert betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op artikel 706 van het Wetboek van Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 1.179,34 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 529,00 voor salaris gemachtigde (1 punt × € 529,00), totaal € 2.384,34.
4.25.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt moet zij de proceskosten van [eiseres] betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,04
- griffierecht
708,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2 punten × € 529,00)
Totaal
1.872,04
4.26.
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die standaard worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld, als vergoeding voor advocaatkosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedragen het gaat.
4.27.
De wettelijke rente over de beslag-, proces- en nakosten is niet betwist en wordt daarom toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 23.807,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- € 19.993,99 (aan onttrekkingen), met ingang van 16 augustus 2022,
- € 3.814,00 (aan reiskosten), met ingang van 8 december 2022,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot vandaag vastgesteld op € 2.384,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,04, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, kantonrechter, bijgestaan door mr. C.C.H. Hersbach, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.

Voetnoten

1.HR 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2243 en HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7011.