Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 augustus 2021 met producties,
- het tussenvonnis in de door Airbus opgeworpen incidenten van 27 juli 2022,
- het herstelvonnis van 24 augustus 2022, waarbij een kennelijke fout in het tussenvonnis van 27 juli 2022 is hersteld;
- de akte wijziging eis van 31 augustus 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de vordering in incident ex art. 843a Rv van AIRL met producties,
- de akte wijziging eis van 3 mei 2023 met producties,
- het proces-verbaal van de (gelijktijdige) mondelinge behandeling in het incident en in de hoofdzaak van 19 juni 2023 en de daarin genoemde stukken.
2.Samenvatting van het vonnis
2.3. De rechtbank komt tot het oordeel dat Airbus de beleggers tijdig en juist heeft geïnformeerd. De vorderingen worden daarom afgewezen.
3.De feiten (in de hoofdzaak)
Executive Committee.Dit comité, waarin de belangrijkste uitvoerende functies en divisies van het bedrijf werden vertegenwoordigd, kwam ongeveer vier tot vijf keer per jaar bij elkaar.
special purpose vehicle. AIRL heeft overeenkomsten overgelegd waarin staat dat de (rechts)personen die zijn vermeld in Annex 1.3. bij de dagvaarding (hierna: de beleggers) vorderingen op Airbus hebben overgedragen aan AIRL. Deze vorderingen betreffen vorderingen tot schadevergoeding wegens (gestelde) schending van publicatie- en informatieverplichtingen van Airbus over de in 2.1 genoemde corruptie- en omkopingspraktijken.
Strategy and Marketing Organization International(hierna: SMO International) en de
Company Development and Selection Committee(hierna: CDSC).
Corporate Audit&
Forensic-onderzoekuitvoeren naar de werkzaamheden van de CDSC. Uit dat onderzoek bleek dat er ernstige
Liquidation Committeein het leven geroepen om alle lopende betalingsverplichtingen te onderzoeken en goed- dan wel af te keuren. In juni 2015 kwam een
Supplemental Due Diligence Committeein de plaats van eerstgenoemd comité, dat een uitgebreider intern onderzoek aanstuurde. In de loop van 2015 is een
Enhanced Due Diligenceonderzoek gestart, onder meer bestaande uit onderzoek in laptops van medewerkers. SMO is in 2016 en SDSC in 2015 opgeheven.
General Counselaangesteld, belast met de portefeuille
Legal & Compliance. De General Counsel was lid van het
Executive Committeevan Airbus en maakte deel uit van de
Liquidation Committeeen de
Due Diligence Committees.
UK Export Finance, de exportkrediet en -verzekeringsmaatschappij van de Britse overheid (hierna: UKEF). Op 24 april 2015 vroeg UKEF aan Airbus opheldering over mogelijk onjuiste informatie in een kredietaanvraag. Het betrof de identiteit van een door Airbus ingeschakelde handelsagente bij de verkoop van vliegtuigen aan Sri Lankan Airlines. Medewerkers van Airbus hadden tegenover UKEF verzwegen dat de ingezette handelsagente de vrouw was van een hooggeplaatste functionaris bij Sri Lankan Airlines. Airbus startte hierop een eigen onderzoek naar de juistheid en volledigheid van alle kredietaanvragen die bij UKEF waren ingediend. Dit onderzoek viel eveneens onder verantwoordelijkheid van de
General Counsel.
Serious Fraud Office(hierna: SFO).
Bribery Act 2010grond voor onderzoek buiten zijn grondgebied.
Department of
International Traffic in Arms Regulations(hierna: ITAR-regels) die voor handel in producten voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Aanleiding voor het contact was dat Airbus vermoedde dat zij onjuistheden had gevonden in haar registratiedocumenten met betrekking tot de verkoop van producten die onder de ITAR-regels vallen. Airbus had bij sommige transacties nagelaten te vermelden dat zij gebruik maakte van een tussenpersoon, of zij had de betrokkenheid van de tussenpersoon onjuist vermeld.
Parquet National Financier(hierna: PNF). Op 31 januari 2017 werd een
Joint Investigation Teamopgericht
.Het onderzoek van dit team omvatte alle commerciële tussenpersonen die Airbus had gebruikt tot het jaar 2016, ruim 1.750 in totaal. Het SFO en PNF selecteerden hieruit 110 tussenpersonen in dertien landen waarbij naar hun oordeel sprake was van ‘rode vlaggen’. De inzet van die handelsagenten werd verscherpt onderzocht. Het PNF informeerde Airbus op 16 maart 2017 over de start van haar onderzoek.
Department of Justice(hierna: DoJ), het DoS, het PNF en het SFO hebben een aantal jaar onderzoek gedaan naar wereldwijde corruptie en omkoping door Airbus. Na onderzoek is gebleken dat de door Airbus gebruikte handelsagenten op grote schaal smeergeld van Airbus doorsluisden naar hoge functionarissen bij luchtvaartmaatschappijen en overheden, om de verkoop van vliegtuigen en satellieten te bevorderen. Ook waren deze handelsagenten zelf in voorkomend geval begunstigde van de steekpenningen. De corruptie vond volgens deze autoriteiten plaats in onder andere Maleisië, Sri Lanka, Taiwan, Indonesië, Ghana, de Volksrepubliek China, Colombia, Nepal, Zuid Korea, de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, en Rusland.
deferred prosecution agreement(hierna: DPA) tussen het SFO en Airbus van 31 januari 2020. Hiervan maakt deel uit een
statement of facts(hierna ook: feitenrelaas). Partijen hebben afgesproken dit
statement of factsals vaststaand aan te nemen. De inleiding hiervan luidt als volgt:
convention judiciaire d'intérêt publique(CJIP), tussen het PNF en Airbus van 29 januari 2020. Daarvan maakte ook een feitenrelaas deel uit.
deferred prosecution agreementtussen het DoJ en Airbus van 30 januari 2020, eveneens met een feitenrelaas. Het onderzoek door de DoS heeft geleid tot een
consent agreementtussen Airbus en het DoS van 29 januari 2020.
4.Het geschil in het incident
5.Het geschil in de hoofdzaak
- de verplichting tot het tijdig publiceren van voorwetenschap via een persbericht (artikel 17 in verbinding met artikel 7 MAR, en vóór 3 juli 2016 de artikelen 5:52i lid 2 en 5:53 Wet op het financieel toezicht (Wft) (oud));
- het verbod van marktmanipulatie (artikel 12 lid 1 sub c MAR, en vóór 3 juli 2016 artikel 5:58 lid 1 aanhef en sub d Wft (oud));
- de publicatieverplichtingen op grond van de Transparantierichtlijn (artikel 5:25d lid 2 onder c en lid 8 Wft (oud));
- de verplichting dat de jaarrekening, en het bijbehorend bestuursverslag, een getrouw inzicht dient te verschaffen (artikel 2:362 lid 1 BW en artikel 2:391 lid 1 BW).
- Airbus betwist dat zij beschikte over voorwetenschap;
- Airbus betwist dat bestuurders van Airbus betrokken waren dan wel op de hoogte waren van de in de
- Airbus kon de financiële consequenties van de strafrechtelijke onderzoeken onmogelijk inschatten: ten eerste omdat Airbus zelf de feitelijke gang van zaken slechts zeer moeizaam en gedeeltelijk kon reconstrueren, ten tweede omdat de juridische kwalificatie als strafrechtelijke normschending op voorhand geenszins gegeven was, en ten derde omdat de toepasselijke Britse, Franse en Amerikaanse regelgeving een grote discretionaire bevoegdheid liet aan de autoriteiten en de rechterlijke macht. Airbus had dus geen goed zicht op haar uiteindelijke aansprakelijkheid, de aan Airbus op te leggen boetes of de voorwaarden van de DPA’s totdat de onderzoeken waren gesloten en de (eind 2019 gestarte) vertrouwelijke onderhandelingen met de autoriteiten waren afgerond;
- Airbus was door het SFO en het PNF gebonden aan strikte geheimhouding over de details van het strafrechtelijk onderzoek en van haar eigen interne onderzoek, openbaarmaking van meer details dan zij heeft gedaan zou de onderneming en haar aandeelhouders pas echt nadeel hebben toegebracht;
- Aan alle voorwaarden van artikel 17 lid 4 MAR is voldaan; de toepasselijkheid van de uitstelregeling van artikel 17 lid 4 MAR betekent dat het handelen van Airbus niet onrechtmatig was jegens de beleggers;
- Niettemin was het publiek door de vele openbaarmakingen die Airbus sinds de start van de onderzoeken had gedaan, genoegzaam bekend (onder andere uit niet onder de feiten opgenomen media-publicaties) met de risico's en met de aannemelijkheid dat een schikking zou worden gesloten, deze inzichten werkten door in de beurskoers van het aandeel Airbus;
- Airbus betwist dat zij zich aan marktmanipulatie heeft schuldig gemaakt en verder staat het relativiteitsvereiste aan een succesvol beroep op artikel 12 MAR in de weg;
- Airbus betwist dat zij de door AIRL ingeroepen bepalingen van de Wft (oud) terzake van verplichtingen voor financiële verslaggeving heeft geschonden;
- de door AIRL geformuleerde ongeschreven zorgvuldigheidsnorm bestaat niet en zou ook hoogst onwenselijk zijn buiten de voor Airbus reeds geldende wettelijk bestaande informatieplichten;
- de drempel voor verwijzing naar de schadestaat wordt niet gehaald; de in de periode van 2014 tot en met januari 2020 gedane openbaarmakingen door Airbus met betrekking tot de (interne en externe) onderzoeken hebben geen waarneembaar relevant, laat staan blijvend effect gehad op de aandelenkoers. Integendeel, de koers is vanaf de start van de onderzoeken tot en met de aankondiging van de schikkingen continu gestegen; ook blijkt niet van een causaal verband tussen de gestelde misleiding en de aankoopbeslissingen van ieder van de individuele cedenten;
- Airbus betoogt tot slot dat een eventueel veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard. AIRL is slechts een doorgeefluik voor betalingen aan de oorspronkelijke beleggers, het restitutierisico is levensgroot.
6.De beoordeling in de hoofdzaak
kern van het geschil
European Securities and Markets Authorities(ESMA) heeft (op grond van artikel 17 lid 11 MAR) Richtsnoeren opgesteld die een niet-uitputtende en indicatieve lijst van rechtmatige belangen van uitgevende instellingen bieden waaraan onmiddellijke openbaarmaking van voorwetenschap waarschijnlijk schade zou toebrengen, en van situaties waarin het uitstellen van de openbaarmaking waarschijnlijk zal leiden tot misleiding van het publiek. Daarin staat (in de versie van eind 2016) onder meer:
Executive Committee,waardoor kennis van het
Executive Committeewordt toegeschreven aan het bestuur. Dit gaat niet op voor zover een lid van het
ExecutiveCommittee zelfstandig – in de zin van zonder andere leden van het
Executive Committee- strafbaar heeft gehandeld, omdat naar de aard van dit vergrijp een dergelijk lid dit niet met de andere leden van het
Executive Committeezal delen.
- de interne onderzoeksperiode in 2014 die leidt tot opschorting van de betalingen aan tussenpersonen;
- de interne onderzoeksperiode die leidde tot informatieverstrekking aan het UKEF en de zelfmelding bij het SFO;
- de opening van het strafrechtelijk onderzoek door het SFO en het PNF;
- de bemoeienis van de Amerikaanse autoriteiten;
- de periode vanaf de start van het strafrechtelijk onderzoek door het SFO en PNF tot aan de schikkingen.
statements of facts.
senior vice president Litigations, Investigations & Regulatory Affairsbij Airbus (hierna: [naam 1] ) op dit punt een uitgebreide verklaring afgelegd. Kort gezegd: Airbus had geen goed zicht op haar uiteindelijke aansprakelijkheid, de aan Airbus op te leggen boetes of de voorwaarden van de DPA’s, totdat de onderzoeken waren gesloten en de vertrouwelijke onderhandelingen met de autoriteiten waren afgerond. Pas bij het ondertekenen van de schikkingsovereenkomst was duidelijk wat de inhoud van de (door de autoriteiten geredigeerde)
statements of factswerkelijk zou zijn. De door de autoriteiten vastgestelde strafbare feiten en daarmee de grond voor de hoogte van de boetes zijn tot het eind toe onderwerp van onderhandeling geweest en in die fase heeft Airbus wel verweer gevoerd tegen de verdenkingen. Onderdeel van de DPA’s was dat Airbus de wezenlijke feiten uit de
statements of factszou erkennen en daarover geen inhoudelijke verweren meer naar buiten zou brengen, hetgeen zij dan ook niet heeft gedaan, aldus Airbus.
De onderdelen a en b van artikel 17 lid 4 sub b MAR moeten in samenhang worden beoordeeld. Onder a gaat het om het belang van de uitgevende instelling, welk belang onder omstandigheden ook het belang van de beleggers kan zijn, onder b gaat het uitsluitend om het belang van de beleggers en aspirant-beleggers. Deze belangen kunnen tegenstrijdig zijn, zodat een afweging moet worden gemaakt.
Dit betekent dat het beleggend publiek in grote lijnen van de strafrechtelijke onderzoeken en de mogelijke ernstige nadelige consequenties daarvan op de hoogte was. Airbus heeft voldoende toegelicht dat slechts de kaders van nadelige consequenties, zoals de bandbreedte in hoogte van boetes, uitsluiting van overheidsopdrachten etcetera bekend waren, maar de omvang van de boetes en daarmee de financiële positie van Airbus tot het eind toe onzeker zijn gebleven. Daarom kan in dit geval niet worden aangenomen dat beleggers zouden worden misleid doordat geen tussentijdse mededelingen over verloop van de strafrechtelijke onderzoeken en de onderhandelingen met de strafrechtelijke autoriteiten en de mogelijke uitkomst daarvan werden gedaan.
7.De beoordeling in het incident
statements of facts. Dit standpunt komt er op neer dat de omkoping bij het bestuur onbekend was, dat dit ook bij het interne onderzoek aanvankelijk niet is gebleken en dat de omkopingsprakijken pas in het strafrechtelijk onderzoek geleidelijk zijn blootgelegd. Uit de kennisneming van de identiteit van betrokkenen kan daarom geen voorwetenschap worden afgeleid.