In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een effectenleaseovereenkomst tussen de eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, heeft een vordering ingesteld tegen Dexia, die op haar beurt ook een vordering in reconventie heeft ingediend. De procedure is voortgevloeid uit een financieel product dat tussen 1990 en 2003 veelvuldig is verkocht, waarbij de afnemer met geleend geld belegt. Na de instorting van de aandelenmarkt zijn veel afnemers geconfronteerd met restschulden en verliezen, wat heeft geleid tot duizenden rechtszaken, waarbij Dexia vaak betrokken was.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 juli 2023 vastgesteld dat Dexia haar zorgplichten heeft geschonden, met name de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. De eiser heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld, en er is voldoende causaal verband aangetoond tussen deze schade en de onrechtmatige daad van Dexia. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij niets meer aan de eiser verschuldigd is, maar de kantonrechter oordeelde dat niet ten volle kon worden vastgesteld dat Dexia aan deze verplichting voldeed.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Dexia in conventie afgewezen en de eiser in reconventie in het gelijk gesteld, waarbij Dexia werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten en de noodzaak voor zorgvuldige advisering door tussenpersonen. De uitspraak is van belang voor de vele gedupeerden van effectenleaseovereenkomsten en de juridische implicaties van dergelijke financiële producten.