ECLI:NL:RBAMS:2023:5477

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
21-2874
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorschriften en beperkingen bij demonstraties rondom abortusklinieken

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een organisatie die demonstraties organiseert, en de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Eiseres had op 1 maart 2020 kennisgegeven van haar voornemen om op 2 april 2020 te demonstreren bij een abortuskliniek in Amsterdam. De voorzitter van de Veiligheidsregio legde bij brief van 1 april 2020 voorschriften op, die door eiseres werden betwist. Eiseres stelde dat deze voorschriften een beperking vormden van haar demonstratierecht. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak op 25 november 2022 geoordeeld dat de motivering van de opgelegde voorschriften onvoldoende was en verweerder in de gelegenheid gesteld om deze te herstellen. In de einduitspraak van 10 augustus 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder met de nadere motivering het motiveringsgebrek heeft hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgelegde voorschriften, waaronder een locatieverwijzing en een benaderingsverbod, proportioneel zijn ter voorkoming van wanordelijkheden en ter bescherming van de gezondheid, vooral gezien de context van de coronamaatregelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 21/2874

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Vermeij),
en

de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, verweerder

(gemachtigden: mrs. R. Nomden en M. Kappelhof).

Procesverloop

Eiseres heeft op [medio 1] maart 2020 kennisgeving gedaan van het voornemen om op [medio 2] april 2020 te demonstreren bij de abortuskliniek [adres] in Amsterdam. Bij brief van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder voorschriften gesteld. Bij besluit van
12 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022
.Eiseres is verschenen,
bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 25 november 2022 (de tussenuitspraak) [1] heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiseres heeft hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven. Partijen hebben naar aanleiding van de brief van 31 mei 2023 niet kenbaar gemaakt een nadere zitting te wensen. Bij brief van 14 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom voorschrift 1 voorafgaand aan de demonstratie is opgelegd. Het feitenrelaas van de politie biedt hiervoor te weinig aanknopingspunten. Gelet op het feit dat verweerder inzake het opleggen van voorschriften aan een demonstratie discretionaire bevoegdheid toekomt en in aanmerking genomen dat verweerder een afweging heeft te maken tussen enerzijds de belangen van de demonstranten en anderzijds de belangen van de bezoekers van de abortuskliniek, zag de rechtbank aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Om het gebrek te herstellen, moest verweerder motiveren waarom voorschrift 1 is opgelegd en inzichtelijk maken welke factoren een rol hebben gespeeld in de besluitvorming.
Nadere motivering verweerder
3. Verweerder heeft in de nadere motivering toegelicht waarom voorschrift 1, de locatieverwijzing en het benaderingsverbod, is opgelegd. Verweerder stelt dat er geen sprake is van een beperking van de demonstratie, maar wel van een voorschrift. Strikt genomen staat artikel 2 van de Wom [2] het te beoordelen voorschrift niet in de weg. Gelet op de zorgvuldigheid van de besluitvorming motiveert verweerder dat het voorschrift is opgelegd in het belang van de bescherming van de gezondheid, als ook ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Bescherming van de gezondheid
3.1
De demonstratie vond plaats op [medio 2] april 2020, middenin de eerste fase van de coronapandemie en ten tijde van de anderhalve meter-maatregel. Doordat de ruimte voor de deur van de kliniek beperkt is, kon de anderhalve meter-maatregel niet worden nageleefd als er ook demonstranten voor de deur stonden.
Ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden
3.2
Verweerder stelt, in tegenstelling tot wat eiseres heeft aangevoerd, dat het doelcriterium wanordelijkheden niet alleen is gereserveerd voor strafbaar gedrag. Dat is een te beperkte uitleg en strookt niet met wat de wetgever voor ogen had. Bezoekers van een abortuskliniek behoeven meer bescherming dan bezoekers van andere openbare locaties en daarmee moet verweerder rekening houden. Verweerder heeft een verantwoordelijkheid bij het faciliteren en beschermen van demonstraties en het demonstratierecht. Tegelijkertijd heeft zij ook een verantwoordelijkheid in het kader van de openbare orde en rust op haar — van overheidswege — naast deze positieve verplichting, ook de positieve verplichting ten aanzien van de grondrechten gewaarborgd door onder meer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en de artikelen 8 en 11 van het EVRM [3] ; die allen zien op — kort gezegd — de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, lichamelijke integriteit, zelfbeschikking. Vrouwen dienen ongestoord gebruik te kunnen maken van hun rechten die voortvloeien uit de Wet afbreking zwangerschap. Met andere woorden: verweerder heeft een inspanningsverplichting om de effectieve uitoefening van het demonstratierecht te garanderen. Tegelijkertijd bestaat er een verplichting om concrete maatregelen te nemen ter bescherming van het nationale en verdragsrechtelijke zelfbeschikkingsrecht op abortus. De horizontale werking van de rechten maakt dat ook burgers onderling deze grondrechten ten opzichte van elkaar dienen te respecteren. De overheid heeft daarin een actieve rol. De locatieverwijzing en het benaderingsverbod valt ruim binnen het door het EHRM [4] gehanteerde
sight and sound-criterium.
Zienswijze
4. Eiseres voert in de zienswijze aan dat verweerder het ten onrechte heeft over voorschriften. Een locatieverwijzing kan ook gekwalificeerd worden als een beperking van het gebied waarin de demonstratie mag plaatsvinden. Ook heeft verweerder het begrip ‘wanordelijkheden’ onjuist uitgelegd. Eiseres stelt daarnaast dat het benaderen en aanspreken van bezoeksters van de abortuskliniek onmogelijk wordt gemaakt met de locatieverwijzing en het benaderingsverbod en dat dit niet in overeenstemming is met het
sight and sound-criterium.
Oordeel van de rechtbank
Omvang van het geding
5. De rechtbank moet in de einduitspraak beoordelen of verweerder met de nadere motivering voldoende heeft gemotiveerd waarom de locatieverwijzing en het benaderingsverbod zijn opgelegd. Verweerder heeft in de nadere motivering de bescherming van de gezondheid genoemd als tweede reden om het voorschrift op te leggen. Zoals in de tussenuitspraak al is bepaald, zal de rechtbank daarover geen oordeel vellen, omdat dit een coronamaatregel betreft en partijen het erover eens zijn dat het niet aannemelijk is dat de destijds geldende maatregelen opnieuw zullen gaan gelden. Het procesbelang van eiseres ligt in de periode na de anderhalve meter-maatregel. De rechtbank gaat evenmin in op de discussie of men moet spreken van een voorschrift of een beperking. De rechtbank stelt vast dat de kern van het geschil de botsing van grondrechten betreft.
6. Voor verweerder zit het grootste probleem bij het aanspreken van vrouwen die de kliniek in willen gaan, het bloemen aanbieden en een gesprek aanknopen om hen op andere gedachten te brengen. Het voorschrift ziet op het voorkomen van deze gedragingen. De vraag is of deze gedragingen wel kwalificeren als “demonsteren”. Doel van demonstreren is om een maatschappelijk debat op gang te brengen. In dat kader kunnen demonstranten mensen op straat aanspreken. In dit geval worden specifieke personen, namelijk bezoeksters van de kliniek, aangesproken met als doel hen op andere gedachten te brengen. Het gaat hier dan feitelijk niet om het op gang brengen van het maatschappelijk debat, maar om het voorkomen van een abortus bij de aangesproken vrouw. Of dit onder demonstreren of onder confronteren dan wel bekeren valt, laat de rechtbank in het midden.
Mocht verweerder een locatieverwijzing en benaderingsverbod opleggen?
7. Verweerder kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een demonstratie op grond van artikel 5 van de Wom vanuit het oogpunt van de belangen die genoemd worden in artikel 2 van de Wom: bescherming van de gezondheid, het belang van he verkeer en bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid. De persoonlijke levenssfeer en de rechten uit de Wet afbreking zwangerschap zijn geen belangen die een rol spelen bij de vraag of verweerder de bevoegdheid toekomt om voorschriften en/of beperkingen te stellen. Wel kunnen deze aspecten een rol spelen bij de vraag of verweerder zijn bevoegdheid proportioneel heeft ingezet.
8. De rechtbank overweegt dat de aard van de gedragingen van demonstranten en de plaats van de demonstratie relevant is voor de vraag of sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden. Dit blijkt uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie. [5] Bezoekers van een abortuskliniek behoeven in zekere mate meer bescherming dan bezoekers van andere openbare locaties. [6] De rechtbank kan volgen dat de in overweging 6 omschreven gedragingen van eiseres en haar beoogde doel als zeer onwenselijk worden ervaren door bezoeksters van de kliniek. De wijze van het benaderen van bezoeksters overschrijdt de grens van het toelaatbare en valt naar het oordeel van de rechtbank onder het begrip van wanordelijkheden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de afweging tussen de botsende grondrechten maken dat het opleggen van een locatieverwijzing en een benaderingsverbod een proportioneel middel is en dat dit middel gebruikt mag worden ter voorkoming van wanordelijkheden. Eiseres kan vanaf de overzijde van de kliniek nog steeds een maatschappelijk debat op gang brengen.
9. Met de nadere motivering heeft verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek afdoende hersteld. Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder de voorschriften mocht opleggen.

Conclusie

10. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de locatieverwijzing en het benaderingsverbod mocht opleggen. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit is het beroep echter gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Nu verweerder in zijn nadere motivering naar aanleiding van de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand.
11. De rechtbank ziet in het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het bestreden besluit aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, 0,5 punt voor het indienen van de zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M. Nannan Panday, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 augustus 2023.
griffier
rechter
is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Wet openbare manifestaties.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Zie onder meer
6.Zie ook de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:9957 en ECLI:NL:RBAMS:2022:9960.