1.2Eiseres organiseert regelmatig demonstraties bij de abortuskliniek [adres] in Amsterdam (abortuskliniek). Eiseres heeft verweerder op
[medio 2] maart 2020 geïnformeerd voornemens te zijn een demonstratie te organiseren op
[medio 1] april 2020 voor de abortuskliniek. Uit de kennisgeving blijkt dat aan deze demonstratie negen personen zouden deelnemen. Verder zou de demonstratie van 08:30 uur tot 16:45 uur duren. Het doel van de demonstratie was om de rechten van de ongeborenen te verdedigen.
Besluitvorming verweerder
2. Verweerder heeft op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vier voorschriften verbonden aan de aangekondigde demonstratie verbonden. Deze zijn:
1. Eiseres mag enkel demonstreren aan de overzijde van de abortuskliniek. Daarbij is het niet toegestaan om het gebouw, of bezoekers van het gebouw, te benaderen;
2. Eiseres mag met maximaal twee personen demonstreren, mits te allen tijde 1,5 meter afstand tot eenieder wordt gehouden.
3. Eiseres is verboden flyers uit te delen of ander materiaal te verspreiden, om handcontact te vermijden en de risico’s op verspreiding van het coronavirus te beperken.
4. De demonstratie mag niet langer dan drie uur duren.
3. De aan de demonstratie verbonden voorschriften 2 , 3, en 4 zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid in verband met de corona-pandemie. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat deze drie voorschriften geen beoordeling door de rechtbank behoeven. Eiseres acht het niet waarschijnlijk dat in de toekomst de toen geldende coronamaatregelen opnieuw zullen gaan gelden. Dit betekent dus dat uitsluitend voorschrift 1 in geschil is.
4. Verweerder hecht veel waarde aan het fundamentele betogingsrecht. Verweerder is
verantwoordelijk voor het faciliteren en beschermen van de demonstratie, maar kan tegelijkertijd gevaren en risico's die hiermee gemoeid zijn en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken niet uit het oog te verliezen. Voorschrift 1 is gesteld ter voorkoming van wanordelijkheden. Het aanspreken van bezoekers van de abortuskliniek is een wanordelijkheid die een beperking op grond van de Wom rechtvaardigt, omdat het de bezoekers van de abortuskliniek onevenredig hard hindert in hun vrijheid, in het bijzonder het ongestoord gebruik maken van hun rechten die voortvloeien uit de Wet afbreking zwangerschap (Waz). Daarnaast verwijst verweerder naar het op ambtseed opgemaakte feitenrelaas van de politie waaruit blijkt dat naar aanleiding van eerdere demonstraties van eiseres klachten zijn binnengekomen over de wijze waarop werd gedemonstreerd. De vrees voor wanordelijkheden vloeit voort uit klachten van de kliniek en van een omwonende naar aanleiding van eerdere door eiseres georganiseerde demonstraties. Verweerder wijst er voorts op dat op hem een positieve verplichting rust om de persoonlijke levenssfeer van de bezoekers van de kliniek te beschermen. Met de verplaatsing van de demonstratie heeft verweerder oog voor het betogingsrecht van de demonstranten en het recht op persoonlijke levenssfeer van de bezoekers. Verweerder heeft hier op de zitting aan toegevoegd dat het voorschrift ook is opgelegd vanwege de coronamaatregelen. Door de 1,5 meter maatregel is een demonstratie dicht op de ingang van de kliniek niet wenselijk.
5. Eiseres voert aan dat zij nog steeds procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep. Zij wil ook in de toekomst demonstreren bij de abortuskliniek. Volgens haar mag ervan uit worden gegaan dat voorschrift 1 wederom opgelegd gaat worden.
Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden in de zin van de Wom. De term ‘wanordelijkheden’ betreft een overtreffende trap van een verstoring van de openbare orde. Er moet sprake zijn van strafbaar gedrag. Uit het feitenrelaas van de politie blijkt niet dat sprake is geweest van strafbaar gedrag bij eerdere demonstraties van eiseres bij de abortuskliniek. De door eiseres gekozen demonstratievorm betreft het op respectvolle wijze aanspreken van mogelijke bezoekers van de abortuskliniek, het aanbieden van een folder, en het eventueel vragen of zij openstaan voor een gesprek. De demonstranten benaderen de bezoekers niet op een vervelende of hinderlijke manier. Voorts voert eiseres aan dat het verplaatsen van de demonstratie naar de overzijde van de straat, en het opgelegde benaderingsverbod, strijdig zijn met het demonstratierecht uit artikel 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat het uitgangspunt bij een demonstratie dient te zijn dat demonstranten het recht hebben om zelf het tijdstip, de plaats en de vorm van hun manifestatie te kiezen. Het aanspreken van publiek, al dan niet in combinatie met het uitdelen of tonen van geschreven materiaal of afbeeldingen, vormt in het geval van eiseres een belangrijk onderdeel van de demonstratie. De vrijheid om ongestoord gebruik te maken van rechten uit de Waz wordt door de door eiseres gekozen wijze van demonstreren niet aangetast. Op geen enkele wijze wordt de ingang van de kliniek geblokkeerd. Zelfs als sprake zou zijn van "overlast" of "hinder" als gevolg van de demonstratie van eiseres, dan zou nog steeds geen sprake zijn van een zodanige inbreuk op de "rights of others" dat beperking van het door artikel 11 van het EVRM gegarandeerde demonstratierecht "necessary in a democratic society" zou zijn. Eiseres is voorts van mening dat ook haar vrijheid van meningsuiting wordt aangetast door het voorschrift dat deelnemers aan de demonstratie van eiseres zich moeten ophouden op afstand van de ingang van de abortuskliniek, te weten aan de overkant van de straat. Dit is zo ver van de ingang van de kliniek dat het niet mogelijk is om bezoekers "normaal" aan te spreken. Bovendien is volgens eiseres ook van belang dat de bezoekers van de abortuskliniek recht hebben om de door eiseres aangeboden informatie in ontvangst te nemen. Het gaat hier om informatie die bedoeld is voor vrouwen die zich in een bijzonder moeilijke situatie bevinden. Deze informatie kan letterlijk van levensbelang zijn voor henzelf en voor hun ongeboren kind.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft naar aanleiding van de kennisgeving en voorafgaand aan de demonstratie voorschrift 1 opgelegd ter voorkoming van wanordelijkheden. Dat dit voorschrift ook zou zijn opgelegd wegens coronamaatregelen blijkt niet uit het bestreden besluit. Eiseres geeft aan dat zij in de toekomst soortgelijke demonstraties wil houden bij de abortuskliniek. Gelet op het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank er vooralsnog van uit dat de burgemeester van Amsterdam aan deze toekomstige demonstraties hetzelfde of een vergelijkbaar voorschrift zal verbinden.
7. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in dit geval onvoldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom voorschrift 1 voorafgaand aan de demonstratie is opgelegd. Het feitenrelaas van de politie bevat twee registraties met betrekking tot eerder gehouden demonstratiesbij de abortuskliniek. Het feitenrelaas bevat mededelingen en klachten van de abortuskliniek en een omwonende alsook eigen waarnemingen door de politie. Zo kreeg de politie een dag na de demonstratie op [medio 3] februari 2020 te horen van de abortuskliniek dat drie personen achter op het plein stonden te bidden en provocerend door de ramen van de kliniek naar binnen stonden te kijken. Bij de registratie op [medio 4] maart 2020 staat dat de abortuskliniek en een omwonende bij de gemeente hebben geklaagd over de wijze waarop demonstranten onmiddellijk voor de toegangsdeur contact zochten met bezoekers van de kliniek. Dat werd als uiterst ongewenst ervaren.
8. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het feitenrelaas summiere informatie over deze demonstraties. De politie heeft niet zelf waargenomen op welke wijze de demonstranten de bezoekers van de abortuskliniek hebben benaderd en of dat de grens van het toelaatbare overschrijdt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het feitenrelaas onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het opleggen van voorschrift 1.
9. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Gelet op het feit dat verweerder inzake het opleggen van voorschriften aan een demonstratie discretionaire bevoegdheid toekomt en in aanmerking genomen dat verweerder een afweging heeft te maken tussen enerzijds de belangen van de demonstranten en anderzijds de belangen van de bezoekers van de abortuskliniek, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder motiveren waarom voorschrift 1 is opgelegd en inzichtelijk maken welke factoren een rol hebben gespeeld in de besluitvorming. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.