Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in 1974, die wordt verdacht van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. Tijdens de zitting op 10 augustus 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft het EAB beoordeeld op basis van de relevante wetgeving, waaronder artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, en de officier van justitie heeft gesteld dat deze weigeringsgrond niet van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig was en dat hij in hoger beroep vertegenwoordigd was door een gemachtigd advocaat. Dit betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet in de weg staat aan de overlevering.
Daarnaast heeft de rechtbank beoordeeld of er sprake is van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeert dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.