Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 maart 2023,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 juli 2023 en de daarin genoemde stukken,
- brieven van 28 juli 2023 namens zowel [gedaagden] als Bysteel met opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
2. (vervallen);
3. [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 1.707.724,73 met betrekking tot het onbetaald gelaten meerwerk (IPA46), vermeerderd met de contractuele rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van betaling;
5. [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 8.938.466,56 uit hoofde van de Consolidated Claim, vermeerderd met wettelijk rente over dit bedrag vanaf 19 januari 2022;
4.De beoordeling
“The Contract shall be governed by and construed in accordance with the laws of the Netherlands.”Dit is een uitdrukkelijke rechtskeuze in de zin van artikel 3 Rome I, zodat de overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen, te weten Nederlands recht.
1. quality assurance and quality control failures
2. overdue and outstanding requests for information and planning for work areas critical to operations
10. failure to progress and properly plan Works in relation to the rectification of Kingspan Panels
notice of termination pursuant to clause 12.35.1 (e)’.
Bij de uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst gezien tegen de achtergrond van de overeenkomst als geheel is van belang dat een opzegging “at will” de gevolgen heeft die in artikel 12.33.1 onder e zijn geregeld (zie onder 4.23) en een opzegging op grond van Contractor’s convenience de gevolgen die geregeld zijn in de artikelen 22.7 en 22.8, die als volgt luiden.
De hierop betrekking hebbende bepalingen in Schedule 11 luiden als volgt
“8.8 After termination under clause 22.6 (Termination for Contractor's Convenience) or clause 23.2 (Termination by Subcontractor) the Subcontractor may reduce the value of the Retention Bond so that the Total Retention is reduced by fifty percent (50%), plus a reduction proportional to the value of the non-executed works.
“fifty percent (50%), plus a reduction proportional to the value of the non-executed works”. Artikel 8.10 en 8.11 van Schedule 11 regelen de teruggave van Retention Money en teruggave van de Retention Bond een jaar na de beëindiging op grond van artikel 22.6.
Uit de laatste, door [gedaagde 1] betaalde IPC-44/45 blijkt dat in totaal € 2.063.164,27 is ingehouden als retentie, waarvan Bysteel voor een bedrag van € 1.925.000 aan vervangende zekerheid heeft verstrekt in de vorm van de Retention Bond; een bedrag van € 138.164,27 is ingehouden als Retention Money. Over de hoogte van dit bedrag zijn partijen het eens.
“C - Comments, revise, may NOT proceed”is vermeld. Dat die revisie telkens heeft plaatsgevonden en tot goedkeuring heeft geleid blijkt uit dat overzicht niet en is ook niet gesteld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de inhouding wegens het niet voldoen aan de verplichting as built documentatie op te leveren en up to date te houden niet onterecht is, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
22.8.1 After a notice of termination under clause 22.6 (Termination for Contractor's Convenience) has taken effect, the Contractor shall return all Performance Securities to the Subcontractor (…)”Deze bepaling is duidelijk: de Performance Bond moet worden teruggegeven, dit deel van de vordering onder 4 is toewijsbaar.
De kosten van verlenging van de Retention Bond en de Performance Bond
Zij wijst er daarbij op dat zij volgens het Hoofdcontract voor het indienen van Claims wegens vertraging bij de opdrachtgever aan een termijn van 28 dagen is gebonden en dat Schiphol wel eens een claims heeft afgewezen omdat deze niet binnen 28 dagen was ingediend. Bovendien wijst zij erop dat niet elke vertraging leidt tot bouwtijdverlenging en vergoeding van extra kosten. Het moet gaan om een vertraging op het kritieke pad.
[gedaagde 1] kan de door Bysteel genoemde mededelingen over vertraging (zie onder 4.72) dus niet buiten beschouwing laten omdat ze niet aan het contractuele vormvereiste zouden voldoen.
Omdat [gedaagden] daarop niet is teruggekomen, gaat de rechtbank er vanuit dat het gevorderde toewijsbaar is, zoals (na eiswijziging) gevorderd, te weten tot een bedrag van € 404.125,77 - € 30.704,64 = € 373.421,13.
- Covid Claims € 114.621,11;
- Storage Claim Surplus € 104.878,48;
- Storage Claim Aborted € 40.879,51.
[gedaagden] heeft zich tegen deze claims niet inhoudelijk verweerd, daarom zal dit deel van de Consolidated Claim (€ 260.379,10) worden toegewezen.
(i) Personeelskosten van € 144.509,76,
(ii) Huurpenningen van € 36.181,11,
(iii) Kosten van € 14.274,72 die de onder-onderaannemer heeft gemaakt,
(iv) Kosten van € 9.626,91 met betrekking tot vliegtickets
Het is de rechtbank onduidelijk of er tussen de beëindiging van het Contract door Schiphol en de opzegging door [gedaagde 1] een verplichting was voor Bysteel om haar personeel (en dat van haar onderaannemers) beschikbaar te houden (en zo ja op welke grond en voor hoe lang). Eveneens is onduidelijk of deze verplichting na de opzegging van het Subcontract bestond (en zo ja op welke grond en voor hoe lang). Partijen zullen in de te nemen akte hierop in moeten gaan. Daarbij kan Bysteel eveneens ingaan op het standpunt van [gedaagden] zoals vermeld onder 4.99.
“any other Cost which in the circumstances was reasonably and unavoidably incurred by the Subcontractor in the expectation of completing the Subcontract Works;”.De gevorderde opslag valt hier niet onder.
De rechtbank acht de gevorderde huurkosten een redelijk en onvermijdbaar gevolg van de tussentijdse beëindiging van het Subcontract voor de periode vanaf de opzegging (op 13 december 2021), afgerond de halve maand december 2021 en de maand januari 2022. Dat betekent dat ¾ van de gevorderde huur toewijsbaar is: € 25.940 x 0,75 = € 19.455,-
Ook hier betwist [gedaagden] dat Bysteel gerechtigd is een opslag voor overhead en winst in rekening te brengen.
4.119. Volgens [gedaagden] komen deze kosten op grond van artikel 22.8.1 niet voor vergoeding in aanmerking. Bovendien zijn de kosten onvoldoende onderbouwd.
- de verklaring voor recht die Bysteel heeft gevorderd (zie 3.1 onder 1) kan worden toegewezen (zie onder 4.26),
- de vordering uit hoofde van IPA-46 zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.697.724,73 (zie onder 4.57),
- de Retention Bond en de Performance Bond moeten worden teruggegeven (zie onder 4.52 en 4.58),
- de vordering wegens kosten van verlenging van de Retention Bond en de Performance Bond zijn toewijsbaar voor een bedrag van € 34.427,80 (zie 4.60),
- over de consolidated claim onderdeel a kan nog niet worden beslist, Bysteel zal een akte moeten nemen over hetgeen is vermeld onder 4.84,
- voor de consolidated claim onder b – langer aanhouden zekerheden en verzekeringen zal € 373.421,13 worden toegewezen (zie 4.89),
- over de consolidated claim onder c – andere projectkosten en kosten ter onderbouwing van de claim kan nog niet worden beslist, Bysteel zal deze claim bij akte nader moeten toelichten (zie 4.92),
- de consolidated claim onder d – overige kosten zal worden toegewezen voor een bedrag van € 260.379,10, (zie 4.96)
- over de consolidated claim onder e – kosten in verband met vroegtijdige beëindiging Subcontract wordt als volgt geoordeeld
- De kosten van het verzoek tot mediation (het onder 6 gevorderde) worden afgewezen (zie 4.133).
I. voor recht te verklaren dat Bysteel tekort is gekomen in haar verplichtingen onder het Subcontract;
5.De beslissing
11 oktober 2023voor het nemen van een akte door Bysteel over hetgeen is vermeld in de rechtsoverwegingen 4.84, 4.92, 4.100, 4.108, daarna krijgt [gedaagde 1] een termijn van
zes wekenvoor het indienen van een antwoordakte,