Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 13 oktober 2021, met de daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, met producties,
- een akte vermeerdering en wijziging van eis, met producties,
- een antwoordakte in de hoofdzaak, met producties,
- het tussenvonnis van 2 maart 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- een akte ter wijziging van eis, tevens incidentele conclusie ter vordering van voorlopige voorziening, met producties,
- een antwoordakte in de hoofdzaak, tevens conclusie van antwoord in het incident inzake voorlopige voorzieningen, met producties,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 12 juli 2022, met de daarin genoemde stukken,
- een e-mail van 26 juli 2022 van de advocaat van SPIE met opmerkingen over het proces-verbaal,
- een brief van 29 juli 2022 van de advocaat van [gedaagde 1] c.s. met opmerkingen over het proces-verbaal en over de e-mail van SPIE van 26 juli 2022,
- een brief van 4 augustus 2022 van de advocaat van SPIE met een reactie op de brief van [gedaagde 1] c.s. van 29 juli 2022.
2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident
Partijen en de aannemingsovereenkomsten
interim payment applicationnaar [gedaagde 1] gestuurd. Op basis daarvan heeft [gedaagde 1] in de periode tussen juni 2019 en september 2021 in totaal ruim 3,7 miljoen euro betaald aan SPIE.
Revisionsen heeft de bouw van de A-pier vertraging opgelopen. Die aanpassingen hebben (ook) voor SPIE geleid tot meerwerk (door partijen ook wel aangeduid als
Variation Ordersof
Variations).
notices of claimals bedoeld in artikel 27.1.1 van het sub-subcontract ingediend bij [gedaagde 1] . Hierin heeft SPIE aanspraak gemaakt op een vergoeding voor kosten vanwege bouwtijdoverschrijding (hierna ook: EOT-claim) en een vergoeding voor kosten vanwege vertragingen en verstoringen van een aaneengesloten uitvoering van de werkzaamheden (hierna ook: Disruption-claim).
interim payment applicationformat, zijnde het tussen SPIE en [gedaagde 1] gedurende het project gehanteerde model voor de aanvraag en onderbouwing van betalingen onder het sub-subcontract.
interim payment applications(hierna ook: IPA’s) aan [gedaagde 1] gestuurd. In totaal heeft zij daarmee € 5.969.501,82 in rekening gebracht, bestaande uit de volgende (verzamel)posten:
final payment applicationaan [gedaagde 1] nader geactualiseerde IPA’s gestuurd. Daarin heeft SPIE ten gunste van [gedaagde 1] enkele correcties gemaakt die resulteren in een bedrag dat € 26.424,44 lager is dan het totaalbedrag van de facturen van 15 december 2021. Voor dit verschil van € 26.424,44 heeft SPIE op 23 mei 2022 creditfacturen aan [gedaagde 1] verstuurd.
final payment applicationsvan 28 januari 2022 ingediend bij [hoofdaannemer] .
3.Het geschil in de hoofdzaak
final payment certificateheeft verstrekt. Verstrekking daarvan kan pas plaatsvinden, nadat [hoofdaannemer] aan [gedaagde 1] een
final payment certificateheeft verstrekt. [hoofdaannemer] kan dat op haar beurt pas doen als SNBV een
final payment certificateheeft verstrekt. Eerst zal dus op het niveau van het hoofdcontract een definitieve eindafrekening moeten plaatsvinden. SNBV is daarmee bezig.
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in de hoofdzaak
Financiële afwikkeling
interim payment applicationsindient naar rato van de voortgang van het werk. Nadat SPIE een dergelijk verzoek om betaling heeft gedaan, dient [gedaagde 1] dat verzoek in bij [hoofdaannemer] , die op haar beurt een verzoek indient bij SNBV. Het toekennen van een betaling door [gedaagde 1] gebeurt pas nadat [hoofdaannemer] de betaling heeft toegekend en [hoofdaannemer] kan dat pas doen nadat SNBV de betaling heeft toegekend. Het betreft hier allemaal tussentijdse toekenningen en tussentijdse betalingen die naar hun aard voorlopig zijn.
final payment applicationindient, waarna [gedaagde 1] het bepaalde in artikel 11.4 doorloopt. Op grond van de artikelen 11.4.3 en 11.4.4. van het sub-subcontract heeft [gedaagde 1] het recht een beroep te doen op de goedkeuring of beslissing van [hoofdaannemer] en/of SNBV waar het een kwestie betreft die betrekking heeft op een daaraan gerelateerde kwestie onder de onder-aannemingsovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [hoofdaannemer] . Voor meerwerk geldt specifiek nog (zie artikel 20.3.5 van het sub-subcontract) dat SPIE pas recht heeft op betaling van meerwerk, nadat [gedaagde 1] dat bedrag heeft ontvangen van [hoofdaannemer] .
final payment applicationen artikel 11.4.
final payment applicationvan toepassing. Die procedure is begonnen maar nog niet afgerond. Dat betekent dat de vorderingen van SPIE op dit moment nog niet opeisbaar zijn. Dat brengt mee dat de rechtbank aan een verdere, inhoudelijke beoordeling van de vordering ter zake van verrichte werkzaamheden en materiaalkosten niet toekomt. Daarmee behoeven de overige door [gedaagde 1] c.s. gevoerde verweren tegen deze vordering geen bespreking.
final payment application. De rechtbank is van oordeel dat ook voor deze kostenpost geldt dat de in het sub-subcontract opgenomen procedure voor betaling van gemaakte kosten moet worden doorlopen. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in r.o. 5.26 tot en met 5.33 is overwogen en beslist over de wijze waarop het bepaalde in artikel 22.8.1 sub b moet worden uitgelegd. Dat betekent dat de vordering nog niet opeisbaar is.
office and site clearancevordert op grond van artikel 22.8.1 aanhef en sub e en/of sub f van het contract. Naar hun aard hangen de in sub e en sub f genoemde kosten direct samen met de opzegging van het contract omdat deze daarvan een rechtstreeks gevolg zijn. Ook als wordt aangenomen dat voor deze kosten niet de reguliere procedure voor vaststelling van een betalingsverplichting geldt, maar dat artikel 22.8.1 daarvoor een onmiddellijk opeisbare betalingsverplichting in het leven roept, zijn de gevorderde kosten niet toewijsbaar. Op grond van artikel 22.8.1 aanhef en onder e en f komen slechts de daar specifiek (en in zoverre beperkt geformuleerd) omschreven kosten voor vergoeding in aanmerking: kosten in verband met het terugbrengen naar het land van herkomst van materiaal, machines en mensen. SPIE heeft niet gesteld dat de door haar gevorderde kosten terzake
office and site clearancezijn aan te merken als dit soort kosten. Uit de door SPIE gegeven omschrijving volgt dat evenmin. Daarmee is niet komen vast te staan dat SPIE kosten als bedoeld in artikel 22.8.1 aanhef en onder e of f heeft gemaakt.
office and site clearancegevorderde bedrag van € 108.245,50 moet daarom worden afgewezen.
determinationproces en de vaststelling van de eindafrekening af te wachten.
interim payment applications. De maandelijkse betalingen die [gedaagde 1] aan SPIE heeft gedaan, waren gebaseerd op die
interim payment applications. Volgens een ruwe schatting van [gedaagde 1] c.s. heeft [gedaagde 1] ongeveer € 760.000,- te veel aan [gedaagde 1] c.s. betaald. Daarnaast heeft [gedaagde 1] onverplicht al ruim € 685.000,- aan SPIE voldaan voor meerwerk. Op welke bedragen SPIE recht heeft, kan pas worden vastgesteld na definitieve goedkeuring van SNBV en de vaststelling van de
final payment certificates, aldus [gedaagde 1] c.s.
interim payment applicationsniet waarheidsgetrouw heeft gerapporteerd over de voortgang van haar werkzaamheden. Ook stelt SPIE zich op het standpunt dat de door [gedaagde 1] c.s. aan het BouwQ-rapport ontleende stellingen onjuist zijn. Zowel SNBV als [gedaagde 1] hebben de waarde van het BouwQ-rapport zelf in correspondentie al gerelativeerd. Het onderzoek van BouwQ was bovendien beperkt tot een voorlopige en visuele inspectie, waarbij in veel gevallen nader onderzoek noodzakelijk is bevonden. SPIE heeft de bevindingen in het BouwQ-rapport ook inhoudelijk bestreden en daartoe verwezen naar uitvoerig commentaar van haar kant op dat rapport.
interim payment applicationsheeft gerapporteerd. Aangezien het bestaan van een tegenvordering van [gedaagde 1] op SPIE voorshands niet is komen vast te staan, wordt het beroep op opschorting verworpen.
legal support. Voor de hiervoor genoemde kosten vraagt SPIE verwijzing naar de schadestaatprocedure, omdat nog niet duidelijk is wanneer het oplopen van die kosten eindigt en deze daarmee op dit moment nog niet kunnen worden begroot.