ECLI:NL:RBAMS:2023:5435

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
AMS 22/2269
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor verbouwing casco ruimte tot hotel in Pontsteigergebouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2023, wordt het beroep van de Vereniging van Eigenaars Ondersplitsing woningen hoogbouw 2 Pontsteiger tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een casco ruimte tot hotel in het Pontsteigergebouw behandeld. De vergunninghouder, Pontsteiger Capsules Hotel B.V., had op 23 januari 2020 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een hotel op de locatie. Na een eerdere afwijzing van de aanvraag door de gelijkwaardigheidscommissie, werd op 11 februari 2021 een aangepast bouwplan ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen het wijzigen van een aanvraag voorafgaand aan het primaire besluit. De rechtbank concludeert dat de vergunning terecht is verleend, omdat het projectplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en er geen andere weigeringsgronden van toepassing zijn. De eisers hebben geen gelijk gekregen, en het beroep is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de belanghebbendheid van de vergunninghouder en de noodzaak van een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder eigenaar is van de locatie en dat de vergunning kan worden uitgevoerd, ongeacht de toestemming van de Vereniging van Eigenaars. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vergunning niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand en dat de bezwaren van eisers onvoldoende onderbouwd zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2269

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

de Vereniging van Eigenaars Ondersplitsing woningen hoogbouw 2 Pontsteigeren
[eiser], uit Amsterdam, eisers
(gemachtigde: mr. L.J. Smale),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
Nedstede Retail B.V., uit Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. R.J. Donkersloot).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning [1] voor het verbouwen/inrichten van een casco ruimte op de begane grond van het “Pontsteigergebouw” tot een hotel op de locatie [adres] te Amsterdam (hierna: de locatie).
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , [naam] (bestuurslid van de Vereniging van Eigenaars Ondersplitsing woningen hoogbouw 2 Pontsteiger), de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, de gemachtigde van vergunninghouder en mr. D. Kriek (bedrijfsjurist bij vergunninghouder).

Totstandkoming van het besluit

2.1
Pontsteiger Capsules Hotel B.V. heeft op 23 januari 2020 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een hotel op de locatie. Het gaat om een hotel met slaapverblijven in de vorm van capsules. De gelijkwaardigheidscommissie heeft de aanvraag beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de capsules niet op gelijkwaardige wijze aan de afmetingseisen van het Bouwbesluit 2012 voldoen. De constructie van de capsules is zodanig omvangrijk en verbonden met het gebouw dat niet gesproken kan worden van inrichtingselementen. De commissie heeft daarom geadviseerd om de vergunning te weigeren.
2.2
Op 11 februari 2021 heeft Pontsteiger Capsules Hotel B.V. met een mailbericht een aangepast bouwplan ingediend voor de inrichting van het IJ-view hotel op dezelfde locatie. In het aangepaste bouwplan is onder andere een gevelwijziging doorgevoerd en zijn de slaapcapsules vervangen door ‘normale’ verblijven.
2.3
Met een primair besluit van 3 mei 2021 heeft de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied namens verweerder een omgevingsvergunning verleend aan Pontsteiger Capsules Hotel B.V. voor de activiteit bouwen van een bouwwerk [2] . Het projectplan is beoordeeld aan de hand van de toetsingscriteria van artikel 2.10 van de Wabo en het ter plaatste geldende bestemmingsplan ‘De Houthaven - Pontsteigergebouw’ en ‘De Houthaven - Pontsteigergebouw Partiële herziening’. Volgens verweerder is het project in overeenstemming met de gebruiks- en bouwbepalingen uit het toepasselijke bestemmingsplan. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.4
Op 16 september 2021 is de tenaamstelling van de omgevingsvergunning overgeschreven op naam van vergunninghouder.
2.5
Met het bestreden besluit van 15 maart 2022 heeft verweerder, met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Volgens verweerder kan de omgevingsvergunning ongewijzigd in stand blijven.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.2
De vergunning is verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, in samenhang met artikel 2.10 van de Wabo voor de activiteit ‘bouwen’. Het wettelijk kader brengt mee dat verweerder de aanvraag die betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk, alleen kan weigeren op grond van de limitatieve gronden die in artikel 2.10 van de Wabo zijn genoemd. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning moet verlenen wanneer de aanvraag om een omgevingsvergunning niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, de gemeentelijke bouwverordening, het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
3.3
De rechtbank geeft eisers geen gelijk
.Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.4
De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is vergunninghouder belanghebbende?
4.1
Eisers voeren aan dat Pontsteiger Capsules Hotel B.V. niet langer de huurder is van de locatie en het plan dus niet kan verwezenlijken. Volgens eisers is Pontsteiger Capsules Hotel B.V. daarom geen belanghebbende in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ter zitting hebben eisers nog aangevoerd dat ook vergunninghouder geen belanghebbende is, omdat zij geen toestemming heeft van de Vereniging van Eigenaars (VvE) en niet de intentie heeft om het plan te verwezenlijken.
4.2
Bij de beoordeling van de belanghebbendheid geldt de hoofdregel dat degene die een vergunning aanvraagt in beginsel wordt verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op die aanvraag. Dit kan anders zijn als de beoogde vergunning betrekking heeft op gronden die bij een ander in eigendom zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft. Als aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden verwezenlijkt omdat de rechthebbende hiervoor geen toestemming wil geven en er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit te verwezenlijken tegen de wens van de rechthebbende in, dan kan de verzoeker niet als belanghebbende worden aangemerkt. In dat geval is geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
4.3
De rechtbank stelt vast dat vergunninghouder eigenaar is van de locatie waarvoor de vergunning is afgegeven. Op 16 september 2021 is de tenaamstelling van de omgevingsvergunning gewijzigd van Pontsteiger Capsules Hotel B.V., de huurder, naar vergunninghouder, de eigenaar. Vergunninghouder is bij machte om uitvoering te geven aan de vergunning. Dat op zitting is gebleken dat er mogelijk een nieuwe huurder is, die mogelijk een ander hotel wil realiseren dan het hotel waarvoor in deze zaak een vergunning is verleend, neemt niet weg dat vergunninghouder deze vergunning gewoon kan uitvoeren. Dat toestemming nodig is van de VvE en dat die toestemming mogelijk niet wordt verleend, is door eisers niet onderbouwd. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.
Is sprake van een (gewijzigde) aanvraag in de e-mail van 11 februari 2021?
5.1
De Omgevingsdienst heeft bovenbedoelde e-mail van 11 februari 2021 ontvangen met bijbehorende bijlagen met als onderwerp: "Inrichting 1J-view hotel" en met de tekst: "Hierbij de nieuwe bouwaanvraag IJ-view hotel". Volgens eisers is deze e-mail geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb en ook geen gewijzigde aanvraag. De juiste gegevens ontbreken en het plan is niet via het omgevingsloket ingediend. Volgens eisers is ook geen sprake van een ondergeschikte wijziging van het bouwplan. De grondslag is verlaten en de aanvrager is niet langer degene die het project uitvoert. Ook is de nieuwe aanvraag met het gewijzigde bouwplan ten onrechte niet bekendgemaakt, aldus eisers.
5.2
De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen het wijzigen van een aanvraag voorafgaand aan het primaire besluit. Verweerder heeft vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag te wijzigen en aan te vullen. Het beoogde feitelijke gebruik is niet wezenlijk anders dan is beoogd met de oorspronkelijke aanvraag en het was voor zowel verweerder als vergunninghouder duidelijk dat het om een wijziging van de reeds ingediende aanvraag ging. Verder zijn er geen aanknopingspunten dat derden door de wijziging van de aanvraag in hun belangen zijn geschaad, zodat de gewijzigde aanvraag niet opnieuw gepubliceerd hoefde te worden. Voor eisers stond bezwaar en beroep open en van die mogelijkheden hebben zij ook gebruik gemaakt.
Is het projectplan in strijd met het bestemmingsplan?
6.1
Eisers voeren aan dat het project in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens eisers wordt dit ook bevestigd door de bezwaarschriftencommissie. In het advies van die commissie staat namelijk dat het bestemmingsplan het bouwplan
grotendeels(arcering door de rechtbank) toestaat. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
6.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het hier gaat om een verschrijving. Uit de strekking van het advies blijkt dat de bezwaarschriftencommissie van oordeel is dat het bestemmingsplan het bouwplan in zijn geheel toestaat.
7.1
Eisers voeren verder aan dat het projectplan in strijd is met de anti-dubbeltelbepaling, neergelegd in artikel 5 van de planvoorschriften. Eisers wijzen ter onderbouwing van hun standpunt op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 mei 2019 [3] .
7.2
De rechtbank volgt het standpunt van eisers niet. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat grond voor de bouwmogelijkheden meermalen in aanmerking wordt genomen, zodat er geen extra bouwmogelijkheden ontstaan. Die situatie doet zich hier niet voor, want het gaat om een interne verbouwing van een reeds bestaande casco-ruimte. Hiermee worden geen extra bouwmogelijkheden gecreëerd voor dezelfde grond. De rechtbank vindt voor dit oordeel juist steun in de door eisers genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019.
8.1
Verder voeren eisers aan dat het plan ten onrechte beperkt is tot de omschrijving gebruik als hotel. Het gaat ook om een restaurant met bar, dat door niet-hotelgasten kan worden bezocht.
8.2
Voor zover eisers betogen dat het project in strijd is met het bestemmingsplan, omdat sprake is van een bar met restaurant, volgt de rechtbank dit niet. Uit het bestemmingsplan volgt dat op de locatie ook horeca categorie 3 en 4 zijn toegestaan. Hier vallen een bar en restaurant onder.
9.1
Eisers voeren verder aan dat sprake is van een bestemmingswijziging en daarom ten onrechte niet is voorzien in een bevoorradingsplan of op andere wijze is voorzien in voldoende mogelijkheden voor laden en lossen. Ook voor parkeren geldt dat er sprake is van een functiewijziging die zelfs in strijd is met het bestemmingsplan en daarom ontbreekt een goede ruimtelijke onderbouwing met een parkeerbalans, aldus eisers.
9.2
De rechtbank oordeelt dat artikel 3.5.1 van de planvoorschriften regelt hoeveel parkeerplaatsen per gebruiksfunctie maximaal mogen worden gerealiseerd. Omdat het bouwplan niet voorziet in parkeerplaatsen, wordt het maximum voor horeca categorie 5 (hotel) niet overschreden. Voorts schrijven de planvoorschriften niet voor dat een bevoorradingsplan moet worden opgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
10.1
Eisers stellen zich voorts op het standpunt dat de gevelopening van het pand is gewijzigd naar de waterkant. De deur wordt verplaatst naar de zijde waar helemaal geen deuren zitten. Volgens eisers heeft dit onevenredige gevolgen voor de geluidsbelasting. Eisers wonen in woningen die zijn gelegen op de bovenste verdiepingen. Uit een omgevingsvergunning uit 2014 blijkt dat er specifieke maatregelen zijn genomen om te kunnen voldoen aan de zogenoemde ‘stille zijde’, als bedoeld in artikel 3.2.5 van de planvoorschriften.
10.2
De rechtbank oordeelt dat eisers hun standpunt onvoldoende hebben onderbouwd. De enkele verwijzing naar maatregelen die ter zake van geluid zijn genomen in het kader van de vergunning uit 2014 is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van onevenredige geluidsoverlast.
11.1
Eisers voeren verder aan dat de vergunning in strijd is met de redelijke eisen van welstand, opgenomen in de welstandsnota ‘De Schoonheid van Amsterdam 2016.’ Volgens eisers is door het toestaan van de gevelwijziging sprake van een onzorgvuldig advies. De wijziging had moeten worden voorgelegd aan de architect. Verder is volgens eisers aan de omgevingsvergunning geen specifiek voorschrift verbonden voor wat betreft de uitvoering van de deuren. Mocht dit toch als voorschrift worden gezien, dan is dit rechtsonzeker en niet handhaafbaar.
11.2
Verweerder heeft het welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van 7 april 2021 overgenomen. Uit dit advies komt naar voren dat één deur wordt verplaatst naar een andere plek in de gevel. Volgens de CRK is dat mogelijk indien dat exact wordt uitgevoerd zoals de bestaande deuren zijn uitgevoerd. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit advies onzorgvuldig is. Eisers hebben ook geen tegenadvies overgelegd. Het advies en de gestelde voorwaarde over de detaillering van de deur zijn in de vergunning opgenomen. Dat dit niet handhaafbaar is, zoals eisers stellen, volgt de rechtbank niet. De voorwaarde staat in de vergunning vermeld en ter zitting heeft de gemachtigde van de vergunninghouder bevestigd dat de beoogde deur overeenkomstig de bestaande deuren wordt uitgevoerd.
Wet Bibob
12.1
Volgens eiser heeft vergunninghouder de Bibob-toets omzeild, omdat alleen de aanvrager aan de Wet Bibob is getoetst.
12.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het weigeren van een vergunning met toepassing van de Wet Bibob strekt tot bescherming van het algemene belang bij het voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert. De individuele belangen van eisers zijn niet zodanig verweven met dit algemene belang dat die bevoegdheid moet worden geacht ook te strekken tot bescherming van hun belangen. [4] Dit betekent dat het relativiteitsvereiste neergelegd in artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit op deze grond.
Melding Activiteitenbesluit
13.1
Eisers voeren aan dat het standpunt van verweerder dat geen nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit nodig was, eraan voorbij gaat dat er nog een inrichting moet worden opgericht. Vergunninghouder had op grond van artikel 8.41a, tweede lid, van de Wet milieubeheer de eerder gedane melding moeten aanvullen. Op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer moet de melding worden gedaan door degene die de inrichting opricht, in dit geval dus vergunninghouder.
13.2
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Pontsteiger Capsules Hotel B.V. heeft reeds een melding op grond van het Activiteitenbesluit gedaan. Met de reeds genoemde e-mail zijn aangepaste tekeningen opgestuurd. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het aangepaste bouwplan dusdanige wijzigingen heeft ondergaan dat een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit door vergunninghouder vereist was. Het gaat nog steeds om een casco-ruimte die wordt omgebouwd tot hotel.
Privaatrechtelijke belemmering en andere belangen
14. De rechtbank volgt eisers niet in de stelling dat door het ontbreken van toestemming van de VvE sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. Het bouwplan past binnen het bestemmingsplan en er zijn ook geen andere weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wabo van toepassing. Verweerder heeft daarom geen ruimte om de omgevingsvergunning op andere gronden, zoals het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering, te weigeren. [5] Om die reden wordt evenmin toegekomen aan een belangenafweging voor wat betreft de overige door eisers gestelde geschonden belangen ten gevolge van het bouwplan.

Conclusie en gevolgen

15.1
Verweerder heeft de omgevingsvergunning terecht verleend. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen.
15.2
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter, en mr. A.E.J.M. Gielen en mr. J.W. Vriethoff, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
(…)
Bestemmingsplan De Houthaven - Pontsteigergebouw (inclusief partiële herziening)
Artikel 1 BEGRIPPEN
(…)
Andere geluidsgevoelige gebouwen
Geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet zijnde woningen.
Horeca van categorie 5
Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).
(…)
Stille zijde
Een gevel of geveldeel, niet zijnde een plat dak of een vliesgevel, die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht of een afgeschermde buitenruimte, met een maximale geluidsbelasting per geluidsbron vanwege:
a. wegverkeerslawaai van 48 dB;
b. industrielawaai van 50 dB(A);
c. spoorweglawaai van 55 dB.
Artikel 3 GEMENGD
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. (…)
e. horeca van categorie 3, 4 en 5
3.2.5
Stille zijde
Het bouwen van een woning is uitsluitend toegestaan indien deze woning is voorzien van een stille zijde.
3.3
Nadere eisen
a. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in de
realisering van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen ten aanzien van
voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Het dagelijks bestuur
stelt, indien akoestisch onderzoek daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan
bouwplannen die voorzien in de realisering van woningen en andere
geluidgevoelige gebouwen, in dier voege dat de woningen en andere
geluidgevoelige gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels of
vliesgevels
- indien geen toereikende hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder
zijn vastgesteld en
- geen bouwvergunning is verleend voor de bouw van gebouwen met zodanige
afschermende werking dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen
en andere geluidgevoelige gebouwen lager of gelijk is dan de
voorkeursgrenswaarde.
In dat kader kan het dagelijks bestuur tevens van een initiatiefnemer verlangen dat voor zijn bouwplan een akoestisch onderzoek wordt overlegd;
b. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van bouwwerken ter voorkoming of beperking van windhinder. In dat kader kan het dagelijks bestuur tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een windtunnelonderzoek aan hen te overleggen.
3.5.1
Maxima en normen
Voor de in lid 1 genoemde gronden gelden de volgende regels:
(…)
d. voor parkeren geldt:
- parkeernorm bedrijven, consumentverzorgende dienstverlening, horeca van categorie 3, 4 en 5, kantoren en maatschappelijke voorzieningen: maximaal 1 parkeerplaats per 125 m² bruto vloeroppervlak;
- maximum totaal aantal parkeerplaatsen: 325.
Artikel 5 ANTI-DUBBELTELBEPALING
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2922.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3067