ECLI:NL:RBAMS:2023:5418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
13/160922-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met prioriteit voor een Duits EAB

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een aanhoudingsbevel dat op 29 juni 2023 door de Britse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1993, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft de Britse nationaliteit. Tijdens de zitting op 8 augustus 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig via telehoorverbinding, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de overlevering kan plaatsvinden, mits voldaan wordt aan de eisen van de dubbele strafbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook strafbaar zijn onder Nederlands recht. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat het feit van ontsnapping uit detentie niet strafbaar is in Nederland, maar heeft besloten dat dit geen beletsel vormt voor de overlevering van de overige feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld. Ondanks eerdere zorgen over de detentieomstandigheden in HMP Bedford, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het reële gevaar op onmenselijke behandeling is weggenomen, aangezien de opgeëiste persoon waarschijnlijk in HMP Norwich zal worden geplaatst. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er een samenloop is met een Duits EAB, en heeft besloten dat de overlevering op basis van het Duitse EAB voorrang dient te krijgen. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering aan het Verenigd Koninkrijk toegestaan, maar met prioriteit voor het Duitse EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/160922-23
Datum uitspraak: 22 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 6 juli 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 29 juni 2023 door
the District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Ipswich Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de [gevangenis] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De behandeling van het AB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is, via een telehoorverbinding, aanwezig en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.L. Antonides, advocaat in Roermond en door een tolk in de Engelse taal. De raadsman heeft geen verweren gevoerd.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een
warrant of arrest at first instance dated 6 June 2023 issued at Norwich Magistrates’ Court(37CJ1382623).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Tevens wordt in het AB melding gemaakt van een
enforceable judgement of St Albans Crown Court of the 10 February 2022(41B21349721).
In het AB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar en zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het AB nog vier jaar en elf maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten 2 tot en met 4 leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank stelt vast dat het feit zoals omschreven in het AB als
escape from lawful custody(het ontsnappen uit detentie) niet strafbaar is in Nederland.
De Uitvoeringswet heeft de facultatieve weigeringsgrond van artikel 7 OLW niet van toepassing verklaard, maar artikel 601, eerste lid, aanhef en onder a, HSO is van toepassing, dat als volgt luidt:
De tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel kan worden geweigerd:
a) indien in een van de in artikel 599, lid 2, bedoelde gevallen, het feit dat aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, naar het recht van de uitvoerende staat niet strafbaar is; ter zake van retributies of belastingen, douane en deviezen mag de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel echter niet worden geweigerd op grond van het feit dat de uitvoerende staat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies of belastingen, douane en deviezen kent als de uitvaardigende staat.
De rechtbank zal in dit geval geen gebruik maken van deze bevoegdheid nu de overlevering voor de overige feiten al wordt toegestaan.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de overlevering met betrekking tot het feit
escape from lawful custodyeveneens toestaan.

5.Detentieomstandigheden

Bij eerdere uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford - in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichting - een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
In het midden kan blijven of de rechtbank moet toetsen aan de criteria uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in EAB-zaken of aan de rechtspraak van het EHRM. [2]
De Britse autoriteiten hebben op 17 juli 2023 meegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk in HMP Norwich zal worden geplaatst. Dat de opgeëiste persoon in HMP Bedford wordt gedetineerd is niet uitgesloten, maar de kans daarop is klein. Hiermee is het reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon weggenomen en vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor de overlevering.

6.Samenloop met een Duits Europees aanhoudingsbevel (EAB)

Naast dit AB is voor de opgeëiste persoon nog een EAB door een Duitse uitvaardigende justitiële autoriteit uitgevaardigd (parketnummer 13/123372-23).
De raadsman en de officier van justitie hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de overlevering op basis van het EAB uit Duitsland voorrang dient te krijgen.
De rechtbank dient op grond van een eigen afweging van de criteria zoals genoemd in artikel 614, eerste lid, Overleveringsovereenkomst te beoordelen aan welk (E)AB voorrang dient te worden gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hier na te noemen omstandigheden, voorrang dient te worden gegeven aan overlevering op basis van het Duitse EAB zoals hiervoor genoemd. Het Duitse EAB is eerder uitgevaardigd en de overlevering naar Duitsland is ten behoeve van een loutere strafvervolging, terwijl het Britse AB ook ziet op een executie van een opgelegde straf.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, 5, 9, 162, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 599, 601, 604, 606 en 614 HSO.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Ipswich Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk).
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het EAB met parketnummer 13/123372-23 dat is uitgevaardigd door Duitsland, boven het onderhavige AB met parketnummer 13/160922-23 dat is uitgevaardigd door het Verenigd Koninkrijk.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 augustus 2023.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353
2.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6074.