ECLI:NL:RBAMS:2023:5379

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
13/100558-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België. Het EAB is uitgevaardigd op 16 april 2023 en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconstateerd dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Belgische detentie-instellingen. Echter, op basis van een individuele detentiegarantie van de Belgische autoriteiten, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgeëiste persoon in een instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft ook de wens van de opgeëiste persoon om zijn straf in België uit te zitten in overweging genomen, maar heeft besloten dat de overlevering kan plaatsvinden, met voorrang boven een Duits EAB dat ook tegen de opgeëiste persoon is uitgevaardigd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garanties die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/100558-23
Datum uitspraak: 14 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 18 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 april 2023 door de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 mei 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat in Venlo.
De opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 30 mei 2023 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting van de rechtbank aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot aanhouding d.d. 16 april 2023 afgeleverd door de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen - afdeling Gent.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummer 1 en 5, te weten:
1. Deelneming aan een criminele organisatie
5. Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op die feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 15 mei 2023, afkomstig van de adviseur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte.
Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op de grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en - bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de
rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent heeft op 15 mei 2023 de volgende garantie gegeven:
In antwoord op uw brief inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag] -1995), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.
Overeenkomstig artikel 5§3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon graag de gevangenisstraf die hij eventueel opgelegd krijgt in België uit wil zitten.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 6, eerste lid, OLW niet in de weg staat aan overlevering van de opgeëiste persoon. Artikel 6, eerste lid, geeft uitvoering aan artikel 4, onder 6, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, welke bepaling er in het bijzonder toe strekt de uitvoerende rechterlijke autoriteit in staat te stellen een bijzonder gewicht toe te kennen aan de mogelijkheid om de kansen op sociale re-integratie van de opgeëiste persoon te verhogen. Artikel 6, eerste lid, OLW betreft echter een facultatieve weigeringsgrond, die restrictief moet worden uitgelegd. Uitgangspunt is dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd. De opgeëiste persoon heeft de uitdrukkelijke wens geuit om in België zijn gevangenisstraf uit te zitten. Hoewel er een terugkeergarantie is verstrekt, ziet de rechtbank, gelet op de wens van de opgeëiste persoon, echter aanleiding om af te zien van de mogelijkheid om toepassing te geven aan artikel 6, eerste lid, OLW en om de overlevering afhankelijk te maken van deze garantie. Dit is tevens in lijn met de jurisprudentie in het kader van artikel 6a, eerste lid, OLW. Deze beslissing heeft tot gevolg dat, in geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf, België niet gehouden is het vonnis ter erkenning en tenuitvoerlegging aan Nederland aan te bieden met het oog op tenuitvoerlegging van die straf in Nederland.

7.Samenloop met een Duits EAB

Naast dit EAB is ten aanzien van de opgeëiste persoon nog een EAB door een Duitse uitvaardigende justitiële autoriteit uitgevaardigd (parketnummer 13/121810-23).
Standpunten van de raadsvrouw en de officier van justitie
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de overlevering op basis van dit EAB voorrang dient te krijgen.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd, dat dit EAB eerder is uitgevaardigd, de feiten in dit EAB ernstiger zijn en dat ten slotte de rechtbank bij uitspraak van 30 mei 2023 de overlevering aan België van een medeverdachte van de opgeëiste persoon heeft toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak [6] een kaderbesluitconforme uitleg gegeven aan artikel 28, vierde lid, OLW, die inhoudt dat zij, in geval van samenloop van EAB’s uit verschillende lidstaten, op grond van een eigen afweging zal komen tot een oordeel over de vraag aan welk van de EAB’s voorrang dient te worden verleend. Artikel 26, derde lid, OLW geeft een aantal omstandigheden aan die bij de totstandkoming van het oordeel een rol kunnen spelen.
Gelet op die omstandigheden en hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat voorrang dient te worden gegeven aan overlevering op basis van dit EAB.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan, met voorrang voor dit EAB.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) voor de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan dit EAB boven het EAB dat is uitgevaardigd door een Duitse uitvaardigende justitiële autoriteit in de zaak met parketnummer 13/121810-23, op grond waarvan de overlevering is toegestaan op 14 juni 2023.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,
6.Rechtbank Amsterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5314.