ECLI:NL:RBAMS:2023:5365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
13/123066-23 (AB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk in verband met strafbare feiten onder de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een Aanhoudingsbevel (AB) dat is uitgevaardigd door het Boyd Lancashire Magistrates Court op 6 februari 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in het Verenigd Koninkrijk, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 16 mei 2023 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en heeft zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen, verklaard dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel er zorgen zijn over de omstandigheden in HMP Bedford, dit niet in de weg staat aan de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de relevante wetgeving, waaronder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK. De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid getoetst en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook strafbaar zijn onder Nederlands recht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en er een garantie is verstrekt dat de opgeëiste persoon niet in HMP Bedford zal worden geplaatst. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/123066-23 (AB II)
Datum uitspraak: 30 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 16 mei 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 6 februari 2023 door
the Boyd Lancashire Magistrates Court sitting at Blackburn(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1987
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in het Justitieel Centrum [naam PI]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 mei 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de nationaliteit heeft van het Verenigd Koninkrijk.

3.Standpunt raadsman

De raadsman heeft opgemerkt dat er geen sprake is van weigeringsgronden of andere beletselen voor de overlevering.

4.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een
Warrant of arrest at first instance dated 25/01/2023 issued at Lancashire Magistrates Court sitting at Blackburn.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten.
De feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.

5.Strafbaarheid: Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder b van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder b van de Opiumwet gegeven verbod

6.Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

In het midden kan blijven of de rechtbank moet toetsen aan de criteria uit de rechtspraak van het Hof van Justitie in EAB-zaken of aan de rechtspraak van het EHRM. [2]
Door HM Prison & Probation Service is bij e-mail van 2 mei 2023 het navolgende meegedeeld met betrekking tot de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst na overlevering aan het Verenigd Koninkrijk:
“You have asked for a guarantee that Mr [opgeëiste persoon] will not be incarcerated in HMP Bedford.
The EAW for Mr. [opgeëiste persoon] was issued by Lancashire Magistrates’Court and it is likely that a trial would take place at a nearby court in the area. It is usual practice to make efforts to accommodate suspects close to the location of their trial and it is therefore most likely that Mr. [opgeëiste persoon] would be held at HMP Preston. HMP Bedford is outside this region of the United Kingdom and so the likelihood of Mr. [opgeëiste persoon] being located there is remote. This cannot be discounted entirely in case operational requirements, or the behaviour of the individual, necessitates transfer to another prison. There is always a possibility that an individual may be located outside the geographical region in which they are being tried.”
Dit betekent dat het eerder vastgestelde reële gevaar dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford het risico lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke en vernederende ervaring, niet in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, alsmede een garantie is verstrekt op grond van artikel 604, aanhef en onder c, HSO, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 47 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en de artikelen
1 en 3 Uitvoeringswet en de artikelen 599, 604 en 606 HSO.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Boyd Lancasthire Magistrates Court sitting at Blackburn(Verenigd Koninkrijk).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 mei 2023.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353
2.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6074.